Met zijn strijdmakkers uit de jaren vijftig voerde Simon Vinkenoog "een guerrilla tegen de officiële literatuur". Van de generatie van 'experimentelen' -met namen als Hugo Claus, Lucebert en Kouwenaar- is Claus een van de weinigen die nog meetelt op het literaire toneel. Voor Simon Vinkenoog is nu weer even aandacht omdat naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag een heruitgave van zijn romans en een dichtbundel verschijnt.
"Hiermee verklaar ik de jaren zestig voor beëindigd", liet een van onze vaderlandse cartoonisten Hans van Mierlo naar aanleiding van zijn vertrek uit de politiek zeggen. Zo verdwijnt een generatie langzaam van het politieke, maatschappelijke en culturele toneel: de provo's zitten inmiddels zelf op het pluche en de echte radicalen hebben met hun haren ook hun streken verloren. Dat laatste geldt nog meer voor de literaire smaakmakers van de jaren vijftig, onder wie Simon Vinkenoog, die morgen 70 jaar hoopt te worden.
De Vijftigers, die zich vaak de naoorlogse "lost generation" voelden, verzetten zich tegen de heersende stroom in literatuur en cultuur met hun leuze: "Er is een lyriek die wij afschaffen". Ze wilden juist dat strak rationalistische doorbreken en het "vrije spel der associaties" zijn gang laten gaan. Doordat die associaties vaak nogal lichamelijk van aard waren, wordt hun poëzie ook wel lichamelijke poëzie genoemd.
Atonaal
Simon Vinkenoog was als een spin in dat web. Hij had veel contacten met belangrijke figuren van deze generatie en gaf in Parijs, waar hij een baantje bij de Unesco had, het tijdschrift Blurb uit, dat onder meer literaire producten van zijn vrienden bevatte. Er is wel gezegd dat men dit blad als een "guerrilla tegen de officiële literatuur" kon beschouwen. Hij schreef er ook zijn poëzie, waarin hij zijn uiterst persoonlijke ervaringen, angsten en verwachtingen aan de mensheid doorgaf. Belangrijker dan zijn eigen literaire werk was voor de beweging van Vijftig zijn uitgave van de bloemlezing "Atonaal", waarin hij een beeld gaf van het werk van elf jonge dichters.
In 1954 verscheen zijn eerste roman, "Zolang te water", door de uitgever aangeprezen met de opmerking dat het boek "een getuigenis over een jeugd en de strijd om het leven en om de liefde [is]". Vinkenoog belijdt zelf in zijn roman niet te weten wat liefde is: "Waar vandaan komt de liefde, (...) maakte het je leven draaglijk of gaf het -ook dat nog- een reden van bestaan?"
De kritiek was over het algemeen niet laaiend enthousiast. Het werd een boek genoemd van een "verbijsterende onbeduidendheid", dat je nauwelijks een autobiografie kunt noemen omdat over Vinkenoogs relaas "totaal niets anders is mede te delen dan dat hij wat kliederige avontuurtjes heeft gehad met meisjes en met mannen". Het lijkt een van de wezenskenmerken van Vinkenoog: mensen tegen de schenen schoppen, misstanden aankaarten, ruimte vragen voor de rechten van de gewone man.
En inderdaad, het boek past typisch bij het lichamelijke karakter van Vijftig, want het lijkt niet veel meer te beschrijven dan het verslijten van de ene na de andere vrouw; geschreven in een bij vlagen prachtige stijl: "Ik wacht op het wakker worden van de herinnering en zie hoe de tijd ouder wordt op een wekker die op tafel staat". De tijd tikt weg en wat maken we van ons leven? Is er werkelijk contact mogelijk tussen mij en de ander? Een boek vol bange vragen; tenslotte gaat de kruik zolang te water tot hij barst!
Genieten
Vinkenoogs volgende romans, "Wij helden" (1957) en "Hoogseizoen" (1962), blijven in dezelfde stijl en van dezelfde thematiek.
Overigens is het decor van zijn laatste roman moeiteloos verplaatst naar de Amsterdamse hippiecultuur van de jaren zestig. Ook al is er meer waardering dan voor zijn eerste roman, toch wordt er bij de verschijning van "Hoogseizoen" gewezen op het "ronddraaien in het kleine kringetje van vrienden en vriendinnetjes". Terwijl in dat kringetje vrijwel het hele leven bestaat uit "liefde plegen (welke liefde uitsluitend uit seks plus verlangen naar vergetelheid en tederheid bestaat)". Maar tegelijk gloort er vanuit Vinkenoogs gezichtspunt toch het begin van een antwoord aan de horizon: Kom op voor het genieten. Laat dat ons levensdoel zijn! Meer dan dansen op de vulkaan kunnen we niet:
Niets dat beklijft
& alles zal verdwijnen:
je leven een vuurwerk
of niet
zegt hij in zijn laatste gedichtenbundel "Vreugdevuur". Of je maakt er vuurwerk van, of het leven is niets waard.
En waar is het nu allemaal goed voor geweest? Van bepaalde dingen heeft Vinkenoog -zijn huwelijksleven slijtend met zijn zesde vrouw, 25 jaar jonger dan hij- spijt. In een interview met het Rotterdams Dagblad zegt hij: "Het gemak waarmee je een vriendin of je vrouw liet vallen in een eigenlijk volledig willoze overgave aan wat er is. Dat had anders gemoeten".
Anderzijds geeft hij aan als het over bijvoorbeeld het gebruik van drugs gaat: "Wij zitten nog steeds in een eeuwenoude emancipatiestrijd, de arbeidersklasse die zich bevrijdt en burgerrechten vraagt. In Nederland zijn we nu het verst. Ik heb wel eens het idee dat ik daaraan bijgedragen heb". Of we er op vele punten zo blij mee moeten zijn, is zeer de vraag.
Mede n.a.v. "Zolang te water/ Wij helden/ Hoogseizoen", door Simon Vinkenoog; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 1998; ISBN 90 234 3764 0; 462 blz.