Aan de hand van zijn gedichten kan Frank Daen zijn leven overzien. Zijn ervaringen als kind, als koopman, als vader, als christen werden de jaren door omgesmeed tot poëzie. Het verhaal dat hij vertelt, is dan ook doorspekt met eigen en andermans versregels. De boeken die hij las, de schrijvers die hij leerde kennen als redactielid van het tijdschrift Ontmoeting, hebben hun sporen nagelaten in zijn leven en werk. Zelfs nu hij oud geworden is, kan hij het dichten niet laten. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag verscheen vorige week een nieuwe bundel: "Af en toe".
In zijn flat in Breda kijkt Frank Daen -pseudoniem van I. F. de Haan- uit op de bomen die hij beschrijft in zijn gedichten. Hij woont er alleen, sinds 1996, toen zijn vrouw overleed. De schilderijen, iconen, foto's en andere voorwerpen in zijn kamer geven een indruk van zijn leven, dat zich voor een deel in het buitenland afspeelde. Zijn boekenkast staat vol werk van Nederlandse en Duitse dichters. Een oude groepsfoto van de leden van het Schrijverskontakt -velen van hen zijn inmiddels overleden- herinnert aan de christelijk-literaire kring waarin de gereformeerde koopman-dichter altijd heeft verkeerd.
Het begin van zijn levensloop heeft Frank Daen voor zichzelf uitvoerig op papier gezet in een "Introspectief relaas". Het vertelt hoe hij heel vroeg zijn vader verloor en van zijn jeugd in een huishouden van vrouwen; van zijn grootmoeder die een ledeboeriaanse achtergrond had, van zijn fantasie en dromen, vergelijkbaar met die van Kees de jongen uit het boek van Theo Thijssen. "Als ik een vliegtuig over zag komen, vond ik dat geweldig. Ik dacht: Daar zal ik nooit in terechtkomen - terwijl ik later voor mijn werk vrijwel de hele wereld ben rondgevlogen".
Vliegramp
Frank de Haan zocht het in de handel, werd op den duur zelfstandig koopman, terwijl zijn alter ego Frank Daen in zijn vrije tijd gedichten schreef. Als hij aan de vooravond van zijn tachtigste verjaardag terugkijkt op zijn leven, concludeert hij voorzichtig: "Allengs krijg je meer grond onder de voeten. Als kind zat ik erg in over mijn bekering, want ik was zondig. Ik droomde zelfs van het oordeel, waarbij God Zijn arm uitstrekte met de woorden: Ga weg van mij, ik heb je nooit gekend. Later heb ik Christus gevonden".
Allerlei gebeurtenissen, gesprekken, geschriften hebben in dat proces een rol gespeeld. "Augustinus en Karl Barth hebben me veel geholpen, net als de gesprekken met vrienden. Toch zijn het de grote gebeurtenissen in je leven die je een bepaalde kant uitdrijven, veel meer dan de rustige perioden van voorspoed, waarin je vaak oppervlakkiger leeft".
Als een keerpunt in zijn leven beschouwt Frank Daen het moment waarop hij -in 1979- ternauwernood aan een vliegramp ontkwam. Hij kan er slechts summier over spreken en raakt nog steeds geëmotioneerd als hij eraan terugdenkt. "Laat ik er dit van zeggen: We hebben het er allemaal goed afgebracht".
De ernstige ziekte die hem vijf jaar later trof, was opnieuw een moment waarop hij stilgezet werd, evenals de ingrijpende omkeer in het leven van zijn zoon. "Net als ik zat hij in de handel, maar hij besloot alles wat hij had te verkopen om predikant te worden".
Poëtisch zelfportret
De grote lijn van zijn leven beschrijft Frank Daen in het gedicht "Praxis pietatis", waarin de dichter de confrontatie met zijn varende voorgeslacht aangaat:
...Ik heb het handelsvak begeerd,
en dáár het schipperen geleerd.
Men moet er praaien en laveren
en ten gerief van grote heren
gaat men onwillig overstag
tot men aan lij meelopen mag.
Maar ook zonder de oceaan
ben ik tweemaal bijna vergaan.
Al zijn nu gunstig tij en wind,
te lang bleef ik problemen-kind.
Later, wat deed mij reizen goed,
genas mijn oorlogszieke bloed.
Mijn zee, het was de wolkenlucht.
Mijn vliegen werd dikwijls een vlucht
naar ruimte waar ik aarden kon,
de vrije liefde van de zon,
de liefdesroep der Helicon.
De jongen uit de havenstad
heeft sterk dit leven liefgehad.
Ben ik anders dan zij geweest?
Hoe is het, leven uit de Geest?
Betaalde ik een hoge prijs
voor een onvindbaar paradijs?
Ik vroeg vergeefs die sterren-nacht
een antwoord voor mijn nageslacht.
De nacht verliep. Ver kraaide een haan.
Ik huilde niet, maar ben gegaan.
Dat is overigens niet het enige gedicht dat autobiografische trekken vertoont. In zijn recensie van de bundel "De koopman en zijn tijd" (1970) heeft dr. C. Rijnsdorp het over een "poëtisch zelfportret van een koopman-dichter". Ook Frank Daen zelf erkent dat zijn werk, zelfs zijn enige roman "Het antwoord is al gegeven" (1962), "ten dele autobiografisch" is. Hij vat zijn leven samen in gedichten, hoewel er soms jaren verstrijken voordat een ervaring tot poëzie wordt gesmeed.
Doorleefd
Zo beschrijft hij in de pas verschenen bundel "Af en toe" de begrafenis van een kort na de oorlog gestorven zoontje:
Noordwijk
Het kistje in de kleine kring,
waarom nog die herinnering.
De dennenaalden in het zand,
wat losse bloemen uit de hand.
De vader, zuinig met verdriet,
benijdt zijn zoon de hemel niet.
Een zilte lentewind uit zee
neemt moeders laatste tranen mee.
Boven de duinen staat een vlag.
Die waait daar op de jongste dag.
"Je pakt zo'n vlag, de gewoonste zaak van de wereld - en die verbind je dan met je geloof. Zo'n gedicht bestaat niet zomaar uit een paar toevallige woorden. Je schrijft het pas jaren later, maar het is allemaal doorleefd". Dat laatste is voor Frank Daen wezenlijk, "omdat men veel leven moet/ om één regel te schrijven" - volgens het slotgedicht van zijn bundel "De bruikbaarheid van de tijd" (1958). Of zijn werk daardoor in de loop van de jaren aan diepte gewonnen heeft, kan hij zelf niet zeggen. "Dat moeten anderen maar vaststellen".
Buitenland
Koopmanschap en dichterschap zijn in het leven van Frank Daen altijd nauw verweven geweest. "Op plaatsen waar ik voor zaken moest zijn -en ik reisde heel veel, zat soms maanden in het buitenland- verdiepte ik me ook in de cultuur, de natuur, de inwoners". Tot een afstandelijke houding was hij daarbij niet in staat: "Je zou al die mensen wel in je armen willen sluiten. In India of Pakistan gingen de kinderen bij bosjes dood, omdat ze geen melk kregen - en dan kwam je in je hotel en je dronk een glas whisky van een tientje... Ik droomde dat de kerken al hun geld bij elkaar zouden leggen om daarmee naar buiten te treden, om tegemoet te komen aan de nood van de wereld. Het gedichtje dat ik erover schreef deed nogal wat stof opwaaien, ook doordat de verschijning ervan samenviel met een kritisch stuk van Okke Jager dat raakvlakken vertoonde".
Frank Daen blijkt dus -in de woorden van Rijnsdorp- een mens "die de volkeren verwonderd, geïnteresseerd, meelevend gadeslaat, niet eenzijdig als de estheet (...), maar als de totale mens die op de totaliteit gericht is. Een christen ziet bewogen het internationale leven aan". In de bundel "Jaar en dag" (1959) zet Frank Daen bijvoorbeeld de Marokkaanse wereld -"een wereld als in de Bijbel" zegt hij er zelf van- tegenover de westerse maatschappij. De contrasten zijn soms schrijnend, maar "het verlossende woord bestaat". Dat citaat van Guillaume van der Graft is ook het credo van Frank Daen als dichter.
Ontmoeting
Hoe hij ertoe kwam om zich met de poëzie bezig te gaan houden? "Als je jong bent, wil je gedichten schrijven. Het is gek als je dat níét doet - hoewel het ook gek is dat je ermee doorgaat als je oud geworden bent. Bij mij was de basis al vroeg gelegd. Vanaf mijn jeugd heb ik heel veel gelezen, waarbij het werk van Nederlandse en Duitse dichters me erg aansprak: Rilke, Heine, Leopold, Marsman, Slauerhoff, Bloem, Nijhoff, Achterberg, noem maar op. Poëzie staat voor mij nog steeds boven aan de lijst van literaire genres". Hij neemt een bundel van Leopold uit zijn boekenkast om met gedragen stem het gedicht "Cheops" voor te kunnen lezen, voor hem "het toppunt van poëzie".
Zelf schreef hij zijn eerste gedichten nog vóór de Tweede Wereldoorlog, toen het tijdschrift Forum zijn stempel op de literatuur drukte, in een tijd waarin er strenge regels heersten. "Ik zette me daartegen af met vrije verzen. Voor die tijd was dat revolutionair. Maar na de oorlog stond je ineens voor aap met álle soorten gedichten. De kunst moest onderduiken. Alles was al beschreven. Het is eigenlijk heel begrijpelijk dat er nog slechts plaats was voor atonale poëzie".
In die begintijd was het contact met C. Ouboter, medebedrijfsleider bij de boekverkopers Voorhoeve & Dietrich, voor Frank Daen van betekenis. "Ik heb aan Ouboter als mentor zeer veel te danken. Zijn kritische opmerkingen op mijn werk waren zo duidelijk als glas.
Daar kon ik direct iets mee doen. Door hem raakte ik ook persoonlijk bekend met Kees Rijnsdorp, Ad den Besten, zelfs de oude J. C. Bloem. Later kwam ik in aanraking met Schulte Nordholt en Van der Graft, via de redactie van het blad Ontmoeting, waarin ik terechtgekomen was. Ik zorgde voor de contacten naar buiten toe, ik was als het ware de pr-man van Ontmoeting. Negen jaar heb ik me daarmee beziggehouden, totdat het blad ophield te bestaan. Het ging niet langer, maar ik vond het jammer dat er geen jongeren waren om het van ons over te nemen".
Achterban
Vijf dichtbundels en een roman publiceerde Frank Daen in zijn "koopmanschappelijke tijd". Daarna zweeg hij meer dan tien jaar. Pas na zijn 65e verjaardag pakte hij de draad weer op. Sindsdien verschenen er, behalve een vertaling van Rilkes brieven aan Tora Holmström, nog eens vier dichtbundels. In zijn latere poëzie streefde hij bewust naar grotere verstaanbaarheid. "Iedere dichter schrijft in de hoop dat hij gelezen wordt. Ik ook. Je kunt wel heel intellectualistisch zeggen: Ik stel vooral erkenning van de top op prijs -en die heb ik ook gekregen, als lid van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde- maar uiteindelijk is het wel zo leuk als je brievenbus uitpuilt van de brieven. Mijn laatste boekjes leverden een paar honderd reacties op. Daar gaat het om, dat het mensen iets doet. Als er verbinding ligt in een gemeenschappelijk beleefd geloof, krijg ik graag reacties van het christelijke volksdeel. Daarom vind ik ook dat een christelijk-literair tijdschrift bestaansrecht heeft: we begrijpen elkaar, we hebben een achterban, we gaan samen aan de slag.
Maar je moet niet denken dat je christelijke literatuur kunt producéren - alsof je een bedrijf bent.
Vroeger had je de christelijke letterkundige kringen, waar auteurs als Rijnsdorp over literatuur kwamen spreken. De leden leefden allemaal mee, kochten de boeken waarover het ging, schreven soms zelf een versje. In bijna elke plaats kon je terecht. Je kon die kringen haast vergelijken met kiesverenigingen. Op een gegeven moment kwam jong talent naar voren. Die situatie is nu grondig veranderd. Je hebt alleen nog landelijke auteursverenigingen als Schrijverskontakt en Schrijvenderwijs. Ik ben er altijd bij gebleven, om de literatuur en om het positief-christelijke element. Dat waardeer je, als je je realiseert hoe het zou zijn om het niet te hebben, om je te moeten behelpen met geseculariseerde literatuur. Toch is het op den duur niet leuk om er als nestor bij te zitten. Ik denk erover me allengs wat terug te trekken uit het actieve literaire leven. Je bent passé, je telt niet mee, je wás".
Het is geen wonder dat er sprake is van een generatiekloof, vindt Frank Daen. "Wat me danig irriteert is de veranderende houding, die je tot in kerkelijke kringen tegenkomt. Men spreekt over God of Hij een ouwe kennis is. Er is geen eerbied, de majesteit van God is zoek. Vroeger was dat heel anders. Zelfs onder onkerkelijken was er sprake van een vorm van respect. God zal voor mij ook altijd U of Gij blijven.
Zo is ook de leefsfeer gewijzigd: ik ben opgegroeid zonder ballpoint, computer, groepstherapie, tweelingbanen, verpleeghuizen, vut en wao. Al die woorden, al die dingen zijn pas in de loop van mijn leven ontstaan. Toch ben ik blij dat ik in deze eeuw van veranderingen geleefd heb. Al waren niet alle veranderingen verbeteringen, secularisatie is per definitie achteruitgang. Maar ontwikkelingen duid ik niet a priori negatief. Het is niet goed om tegen alles krampachtig nee te zeggen".
Vergankelijkheid
Zijn hele leven is Frank Daen geboeid geweest door allerlei aspecten van de natuur, die in zijn werk dikwijls een symbolische lading krijgen: de zee, de sterren, de bomen. Meer nog heeft het probleem van tijd en eeuwigheid hem altijd beziggehouden. De titels van sommige van zijn dichtbundels getuigen ervan: "De bruikbaarheid van de tijd", "Jaar en dag", "De koopman en zijn tijd" en "Af en toe".
Eeuwigheid is voor hem geen abstract begrip: "De eeuwigheid is om ons heen. Als je naar de sterren kijkt -met de snelheid van het licht- zíé je de eeuwigheid. De dichtstbijzijnde ster staat zo'n vier lichtjaren bij ons vandaan. Als iemand op een bepaalde afstand met een sterke telescoop naar de aarde kon kijken, zou je je kunnen voorstellen dat hij de situatie uit de tijd van Abraham kan waarnemen.
Voor hem is dat nú. Hij loopt om zo te zeggen een paar duizend jaar achter. Maar dat is schijn. Het is afstand. Dat is de relativiteit van de tijd die Einstein beschreef. Ik heb me dikwijls afgevraagd: Zijn er in de tijd ook diagonalen? Ik geloof dat God op die manier de tijd omspant".
Ondanks dat besef heeft Frank Daen altijd geworsteld met het probleem van de vergankelijkheid, het voorbijgaan van de tijd. "Je hele leven heeft de dood je in z'n klauwen. Bij het ouder worden raak je er vertrouwder mee. Je wordt steeds minder zeker, maar soms heb je toch het gevoel dat Jezus bij je is, en over je schouder meekijkt. Dat heb ik ook aan m'n vrouw mee kunnen geven, toen ze op de grens van leven en dood stond. Op bepaalde momenten blijft alleen Jezus over".
Dat blijkt ook uit het gedicht "Verklärter Abschied", opgenomen aan het slot van zijn jongste bundel:
Voordat, de zwaartekracht ten spijt,
mijn ziel als vonk de ruimte inglijdt
daalt hij, bevlogen, nog één keer
in 't groene hart van Brabant neer.
Hij vindt er onderkoeld, vergrijsd,
het lieve lichaam, ingelijst
en naar de oudste aardse normen
bereid tot nieuwe levensvormen -
dan zegent hij zijn lage staat
die hij in Christus achterlaat.
O aarde, graf van liefde en leed
totdat ons denken jou vergeet,
behoed die plek, bescherm haar schat,
het hart waaruit hij schreef en bad.
En, wie er wijlt om zijn gedicht,
luistere naar het sterrenlicht,
dat aan gelieven woorden schenkt,
gescheidenen weer samenbrengt.
Mede n.a.v. "Af en toe; gedichten", door Frank Daen; uitg. Merweboek, Sliedrecht, 1998; ISBN 90 5787 001 0; 56 blz.