Jan de Bas publiceerde zijn derde gedichtenbundel: "Zachte feiten". Deze titel geeft aan waar het op dit moment in De Bas' poëzie om gaat: feiten die niet al te zeer om aandacht schreeuwen, maar voor de dichter wel relevant zijn. De Bas staat in de lijn van grote westerse denkers en dichters zoals Plato en J. C. Bloem, terwijl ook het oosterse denken hem niet onbekend is. Toch bereikt hij, zelfs in zijn eigen ogen, geen verhevener niveau dan dat van een ongelofelijke slak.
De feiten die Jan de Bas op het oog heeft, zijn als het ware zachtjes aanwezig, niet luidruchtig. Zo meent De Bas soms 's nachts, kijkend over de rand van zijn bed, een kabouter te ontwaren. 's Morgens blijkt het een tennisbal te zijn of iets dergelijks. Dit voorval kun je een klein, onbenullig feitje noemen. Natuurlijk. Maar een dichter ziet altijd meer dan een gewoon mens. Dat gaat ook op voor Jan de Bas. Hij heeft op zijn beste momenten zelfs iets weg van een ziener. In zijn ogen verschuilen zic h in alledaagse kleinigheden grootse en belangwekkende zaken. Per slot van rekening heeft het genoemde nachtelijke voorval een gedicht opgeleverd. Dat is niet niks, dus er moet meer achter zitten. Inderdaad: de flaptekst meldt dat zachte feitjes, zoals een tennisbalkabouter, zingeving kunnen bieden. Vandaar het gedicht!
Als je de wijsheden van de achterflap tot je door laat dringen, lijken de zachte feitjes van Jan de Bas lang niet meer zo onbenullig. Sterker nog, tussen de regels door ervaar je als lezer een stukje tragiek: de zachte onbenullige feitjes -glinsterend van zingeving- worden vrijwel altijd over het hoofd gezien. Ook op dit punt biedt de flaptekst verdere verheldering: "De dichter bevestigt dat deze feiten niet te ontkennen zijn". Je zou het dus wel willen, zo meent De Bas, maar het kan gewoonweg niet.
Poëtisch program
Misschien wordt hier iets zichtbaar van het poëtische program van Jan de Bas: hij haalt zaken voor het voetlicht die van elk belang gespeend lijken , om er vervolgens een vergeten gloed en glans in te ontdekken. Maar hiermee is niet alles gezegd. Om dicht bij de zachte, kleine feitjes te geraken, om op hun golflengte te komen, dient de dichter heel wat grootspraak en snelheid in waarneming te verliezen. Dat is niet niks. Het program van Jan de Bas is dan ook een ascetisch program. De dichter verheelt niet dat dat voor hem een strijd oplevert. Deze worsteling tekent De Bas in alle eerlijkheid in "De ongelofelijke slak": "Ik ben een poging tot een slak/ en doe heel goed mijn best./ Maar meestal ben ik nog te snel,/ nog sneller dan de rest". De jachtigheid van het hedendaagse leven wordt hier in scherpe trekken neergezet. Het beeld is alledaags, maar toch ook ongewoon. Het 'gewone' wordt met een vaardige dichterlijke hand getransformeerd tot een diepere waarheid. Waarschijnlijk hierdoor blijft het beeld een flinke poos op je netvlies staan - een teken van kwaliteit.
De genoemde jachtigheid vormt een verhindering voor de dichter. Hij slaagt er soms nauwelijks in rustig te mediteren over de zachte feiten des levens. Maar als de dichter in hem de overhand heeft, is er van alles mogelijk. Dan wordt Jan de Bas een echte slak, dat wil zeggen een ziener pur sang. De gedichten kunnen naar mijn mening dan ook worden aangemerkt als onthechtingsexercities: je moet als lezer loskomen van de gejaagdheid om oog te krijgen voor de zachte feiten. Dit is een oosterse trek in De Bas' werk. Het vaste publiek van Jan de Bas zal zich gelukkig prijzen dat deze bundel, een oefening in onthaasting, nu in de boekhandel ligt. Toch zullen -in een enkel geval- zelfs de grootste liefhebbers rimpels in hun voorhoofd trekken. De dichter haalt namelijk zonder problemen zelfs de Allerhoogste neer tot het peil van zijn alledaagse feitjes - zoals in "Aufforderung zum Tanz".
Derde periode
Het heeft er overigens veel van weg dat het dichterschap van Jan de Bas in een nieuwe fase is terechtgekomen. Als ik het wel heb, is dit nu zijn derde dichterlijke periode. In zijn eerste bundel, "Hard wegwandelen", richtte zijn dichterlijke aandacht zich vooral op het fysieke aspect beweging - als metafoor op te vatten uiteraard. In die periode verzuimde hij het echter die bewegingen te doorzien; hij vermoedde niet achter de concrete feiten het geheim des levens.
Dit realiseerde De Bas zich bijtijds en zijn poëzie kreeg een nieuw uitgangspunt: het verlangen. De invloed van de dichter J. C. Bloem is hier onmiskenbaar, maar diens erfenis kent bij De Bas een geheel eigen verwerking. Ondertussen hield De Bas voeling met zijn directe, concrete leefomgeving, met zijn huis, zijn pakhuis. De dichtbundel die van deze periode een exponent mag heten, is "Pakhuis van verlangen".
Levensgeheim
In zijn nieuwe, hiervoor besproken bundel is De Bas de man van "het geheim" geworden, een ingewijde, een ziener van onversneden platoonse snit. Het verlangen van de vorige periode lijkt nu vervuld. Achter de zachte feiten van het leven ontwaart De Bas als dichter het levensgeheim, zoals ooit Plato de ideeën trachtte te aanschouwen die zich achter de waarneembare wereld ophielden. Zijn recente poëzie legt getuigenis af van de overrijpe vruchten die dit hernieuwde dichterschap in deze periode oplevert. Het wordt tijd dat er meer studie wordt gedaan naar Jan de Bas' poëzie. Er zit minstens een dissertatie in...
N.a.v. "Zachte feiten", door Jan de Bas; uitg. Kok, Kampen, 1997; ISBN 90 242 9261 1; 46 blz.