Mooi van taal -maar daar is niet van te genieten omdat dit boek ontsierd is door een aantal stevige vloeken- is "De Vogelman" van Cyrille Offermans.
Het niveau is tevens wat aan de hoge kant voor de leeftijd van het bedoelde lezerspubliek. Hoofdpersoon is Lot, een meisje van een jaar of dertien, veertien, ook toelevend naar de rand van de volwassenheid.
Ze verkent op een nog kinderlijke manier die volwassenheid, terwijl ze in de drie losse verhalen waaruit dit boek bestaat allerlei dingen meemaakt die haar leventje in beroering brengen.
Daar is bijvoorbeeld de Vogelman, die ze in Zwitserland met zijn Drachenflieger van de Niesen af ziet duiken, en die later aan de oever van de Thuner See wordt teruggevonden: morsdood. Hierop neemt ze zelf een overmoedige duik in het water, stoot haar hoofd en verdrinkt bijna. Of daar is haar cavia die doodgaat en die plechtig wordt begraven. En dat toneelstuk waarin zij van de lerares de hoofdrol van Kaspar moet spelen, met wie ze zich op den duur helemaal vereenzelvigt. Inclusief de karikatuur die de jongen in zijn ondergrondse gevangenis van God gevormd heeft.
"Ze wist nu ook wat voor gevoel het was om Kaspar te zijn. Ze wilde de ruimte. Ze wilde door de ruimte zweven". En zo komt het vogelmanmotief aan het eind van het boek weer terug. Als een soort geluksgevoel vol verlangen. Naar de volwassenheid.
N.a.v. "De Vogelman, door Cyrille Offermans; uitg. Querido, Amsterdam; ISBN 9021477408; 142 blz.