In een "college" in Cambridge ligt de oude rector, de "master", op sterven. Evenals zijn dertien collega's weet hij dat er spoedig een opvolger moet worden gekozen. Het adembenemende machtsspel dat zich dan ontvouwt, vormt de plot van de roman "The Masters" van de Engelse auteur C. P. Snow (1905-1980), waarvan deze week een Nederlandse vertaling verschijnt.
Een van de rivalen voor de opvolging is Paul Jago, een hartstochtelijke en sympathieke man die echter wel eens door extreme gevoelsuitbarstingen wordt overvallen. Hij is bovendien gehandicapt door een 'verkeerde' vrouw die, zo weten alle betrokkenen, door haar snobisme en buien van verongelijkte aanstellerij een ramp voor het "college" zou betekenen (de fatale echtgenote keert in Snows oeuvre regelmatig terug). Zijn tegenstander is Crawford, een standvastig man die maar half zo begaafd is als Jago, maar sluw, onverstoorbaar en betrouwbaar is.
Om hun strijd gaat het in de roman die C. P. Snow in 1951 publiceerde. Het boek geeft een prachtig beeld van het universitaire milieu in het Engeland van de jaren dertig. Het duel wordt bepaald door de verborgen ambities en subtiele manoeuvres van de intellectuelen die deze wereld bevolken. In superieure dialogen ontvouwt zich het briljante en vileine steekspel dat een onverwachte en dramatische ontknoping kent. Oude rekeningen worden vereffend, frustraties afgereageerd en oude wonden weer opengehaald.
Ommezwaai
De partij van Jago lijkt er aanvankelijk goed voor te staan. Een meerderheid van de "fellows" kiest voor hem vanwege zijn warme menselijkheid. Maar dan begint het overlopen. De chemicus Nightingale, wiens leven door jaloezie en rancune wordt beheerst, deserteert uit pure frustratie om het feit dat hij nog altijd geen lid van de Koninklijke Academie is. Crawford zit in het bestuur van deze instelling en door hem te steunen, probeert Nightingale bij hem in het gevlij te komen. "Kronkelend als een rat" begint hij zelfs een roddelcampagne tegen mevrouw Jago, waarbij hij er niet voor terugdeinst een vlugschrift te verspreiden.
Ook Pilbrow maakt een ommezwaai, omdat hij meent dat hij (we schrijven 1937) een daad moet stellen tegen de conservatieve politieke opvattingen van Jago. En het pleit wordt beslecht wanneer ook Chrystal, lange tijd de strateeg achter Jago's kandidatuur, naar Crawford overloopt. Chrystal had Jago gesteund om een vriend te gerieven. Zijn voorliefde voor macht had hem vervolgens met enthousiasme naar tactische zetten doen zoeken. Maar zijn twijfel had hem nooit verlaten. Hij had zijn eigen visie opgeofferd om zijn vriend Brown ter wille te zijn. Die vraag ging des te harder knagen nadat hij tot het inzicht was gekomen dat Brown een beoordelingsfout had gemaakt. Het zou een vergissing zijn, concludeert Chrystal uiteindelijk, om Jago tot "master" te kiezen.
Alhoewel de oude en demente Gay uiteindelijk wel voor Jago kiest, is het doek dan al voor hem gevallen. Met zeven tegen zes stemmen wint Crawford de verkiezing tot "master". Lijkbleek verlaat Jago de kapel om het zijn vrouw te gaan vertellen, die al meubels heeft besteld om de "lodge" (de woning van de "master") in te richten.
Monumenten
In Engeland is C. P. Snow een instituut. Zijn boeken gelden er als monumenten van de Engelse literatuur. In Nederland is Snow veel minder bekend: het is voor het eerst dat een werk van hem in het Nederlands verschijnt. Voor de vertaling tekent Peter Abelsen. Het lastigste bij het vertalen van een boek als dit moeten typisch Engelse woorden zijn zoals "college", "fellow", "don", "tutor", "fellowship" etc. Die begrippen zijn onlosmakelijk verbonden met de unieke organisatie van de universiteiten van Oxford en Cambridge en kennen wereldwijd geen equivalenten. Abelsen laat deze woorden soms onvertaald, soms vertaalt hij ze, dan weer vertaalt hij ze half ("fellowschap" bijvoorbeeld voor "fellowship"). Zou het niet beter zijn geweest ze in alle gevallen onvertaald en in cursief in de tekst te laten staan, en in iets als een verklarende woordenlijst achterin het boek toe te lichten? Verder lijkt de vertaling mij zeer geslaagd. Je hebt nooit het gevoel dat je vertaald Engels zit te lezen. Bij de vertaling van "to discuss ways and means" met "plan van aanpak maken" (alsof deze geleerden in 1937 wat Binnenhof-bargoens met elkaar zaten te brabbelen) kun je natuurlijk wel je bedenkingen hebben.
Als dit boek aanslaat, zo heeft de uitgever zich voorgenomen, zullen er meer werken van Snow in het Nederlands volgen. "The Masters" maakt namelijk deel uit van een cyclus van elf romans rond de centrale figuur van Lewis Eliot (tezamen getiteld "Strangers and Brothers"), die Snow tussen 1940 en 1970 heeft geschreven. Deze Eliot is in sommige romans, zoals in "The Masters", niet meer dan waarnemer en verteller, in andere, zoals in "Time of Hope" en "Homecomings", treedt hij op als de hoofdpersoon. "The Masters" is zonder twijfel het hoogtepunt van de cyclus, maar ook alle andere delen zijn fantastische lectuur.
Dialogen
Het is moeilijk precies vast te stellen wat de kracht van Snows boeken uitmaakt, en vooral van de dialogen daarin. Een belangrijke rol speelt zonder twijfel het scherpe en tegelijkertijd gepassioneerde intellect van Snow, die in loepzuivere dialogen en meesterlijke schetsen van milieus een volstrekt geloofwaardige beschrijving van het menselijk gedrag neerzet. Door de spanning die hij daarmee weet op te roepen, is zijn cyclus boeiender dan de twaalfdelige roman "A Dance to the Music of Time" van Anthony Powell, dat qua situering en thematiek vergelijkbaar is.
Bij elkaar geven Snows romans een haast documentair beeld van de Engelse s amenleving van de eeuwwende 1900 tot in de jaren zestig. Ze spelen zich alle af in de wereld van universiteit en overheid, die Snow beide van binnenuit kende. Zijn schrijverschap is namelijk zijn derde carrière, nadat hij eerder al furore had gemaakt als wetenschapper en politicus.
Snow, geboren in Leicester in 1905, studeerde aan de universiteit van zijn geboorteplaats, maar kreeg een "research scholarship" aan de universiteit van Cambridge (Christ's College) aangeboden. Daar deed hij onderzoek in moleculaire fysica, werd er "fellow" (in 1930) en docent in de natuurwetenschappen (vanaf 1935). Als geleerde is Snow buiten zijn eigen vakkring vooral bekend geworden door een rede die hij in 1950 uitsprak. Die handelt over de "twee culturen", de letteren en de natuurwetenschappen, en heeft veel invloed gehad op de discussie over dit onderwerp.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos Snow voor een ambtelijk-bestuurlijke loopbaan. Hij was betrokken bij de selectie van wetenschappelijk personeel en deed na de oorlog dienst als "civil service commissioner". Nadat Labour onder leiding van Harold Wilson in 1964 aan de macht was gekomen, werd Snow onderminister op het nieuwe departement voor technologie. Voor zijn prestaties in die functie werd hij in 1964 in de adelstand verheven als Baron Snow of Leicester.
Traditie
Snow is dus een representant van een type, de schrijver-bestuurder-geleerde, dat in Engeland veel beter vertegenwoordigd is dan elders in Europa. Snow is ook zo Engels als een "high tea" in zijn literaire voorkeuren. Hij heeft zich bewust opgesteld in de realistische traditie. In een boek over acht auteurs uit deze traditie stelt Snow dat we boeken in de eerste plaats voor ons plezier lezen, maar ook om te leren van ervaringen. "In de kunst ontdekken we iets over andere mensen en onszelf". Dat geldt zeker voor "The Masters", dat een onthullende kijk op het menselijk gedrag biedt. Door hun ambities en honger naar macht verliezen mensen hun zelfrespect (dat velen, de zwakken, overigens slechts aan hun positie in de buitenwereld ontlenen) en gaan liegen en bedriegen. Dankbaarheid gaat zelden diep, maar de verwachting van dankbaarheid is des te heviger. En het laat zien hoe roddelziek kleine gemeenschappen zijn en hoe ongenadig er wordt afgerekend met mensen die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken. "Om invloedrijk te zijn binnen een gemeenschap kan het geen kwaad om een beetje op te vallen. Maar dan ook niet meer dan een beetje".
"Men mag iets boven de rest uitsteken, maar beslist niet teveel. Groepen, hoe klein van omvang ook, gedragen zich heel anders dan individuen. Groepen hebben een simpeler humor, minder humor ook vooral, ze worden sneller bang en zijn moeilijker gerust te stellen, ze hebben een groter wantrouwen jegens het onbekende - en hebben daarom een sterke voorkeur voor het simpele, vlakke, ontegenzeglijke, kortom voor al wat het individu onverdraaglijk saai vindt".
N.a.v. "De Masters", door C. P. Snow; vert. Peter Abelsen; uitg. Balans, Amsterdam, 1998; ISBN 90 5018 395 6; 350 blz.