Als de werkelijkheid eruit zou zien zoals ze in veel literaire werken getekend wordt, zou het met de wereld nog wel meevallen, maar de beelden die Renate Dorrestein oproept, schetsen een werkelijkheid waarvan je zou wensen dat ze niet bestond.
Dorrestein kiest niet het voor een schrijver zo nabijgelegen programmatische uitgangspunt, maar de harde en recente werkelijkheid: haar boek "Een hart van steen" doet sterk denken aan de drama's die zich nog niet zo lang geleden afspeelden in onder andere Krimpen aan den IJssel en Hoofddorp, waarbij ouders een eind aan het leven van hun kinderen maakten en vervolgens zichzelf trachtten te vermoorden.
Dat mag een hachelijke onderneming genoemd worden, ook voor een schrijfster die al eerder (denk aan "Verborgen gebreken" en "Ontaarde moeders") familiedrama's aan de orde stelde. Haar kan namelijk licht het verwijt worden gemaakt dat ze uit is op goedkoop effectbejag. Enerzijds ontkomt ze daar niet geheel aan: soms worden de scènes wat al te dramatisch: "Het mes blonk mat. Ze bewoog het lemmet even heen en weer tussen haar vingers. Toen hief ze het, terwijl ze met de andere hand Ida's truitje tot aan haar kin omhoog schoof" (waar heb ik zo'n soort verhaal eerder gelezen!?). Vervolgens wordt de spanning weer ontladen doordat moeder zich op het laatste moment afvraagt of dit offer wel genoeg is om het onheil te keren.
Anderzijds weet Dorrestein er door haar strakke compositie en haar sterke psychologische inleving in de hoofdpersoon een sterk boek van te maken. Waar ze echter niet in slaagt, is de lezer te overtuigen van het feit dat niemand in de omgeving van de moordlustige moeder er erg in had dat ze leed aan een extreme vorm van postnatale depressie (haar argument dat deze aandoening 25 jaar geleden nog niet bekend was, lijkt me niet echt overtuigend).
Waandenkbeelden
De hoofdpersoon, Ellen van Bemmel, patholoog-anatoom, beleeft tijdens haar zwangerschap haar verleden opnieuw, alles overigens in het teken van het drama dat op 7 april 1973 plaatshad. Ze bezint zich enerzijds op haar gelukkige jeugd. Haar vader en moeder hebben in een groot pand, waarin Ellen inmiddels weer woont, een knipselbureau, gespecialiseerd in Amerikaanse zaken. Ze hebben al vier kinderen als Margje, Ellens moeder, weer zwanger raakt. Ellen is er helemaal niet blij mee en stelt voor het kind Ida te noemen, wat ze een vreselijke naam vindt.
Na de geboorte gaat het niet goed met Margje, ze is overbezorgd met betrek king tot Ida en krijgt allerlei waandenkbeelden. Bij de rooms-katholieke doopplechtigheid loopt ze bijvoorbeeld met het kind weg omdat ze bang is dat Ida kou zal vatten. Als Ellen later -uit wroeging omdat het kind echt Ida is genoemd, dat kan nooit goed gaan- voorstelt om haar alsnog Sophie te dopen, besluit moeder tot een eigen 'nooddoop', vanwege de ernst der omstandigheden.
Later moeten de andere kinderen aan tafel bidden voor het zielenheil van Ida-Sophie, terwijl moeder haar dan al (buiten medeweten van anderen) mishandelt, om "de duivel uit te drijven". Maar "geen offer, hoe zwaar ook, volstond voor Hem. Hij kende geen genade".
Toch denkt ze later dat ze Ida moet doden omdat ze daarna weer op zal kunnen staan. Dan volgt de al beschreven vleesmesscène. De apotheose volgt als moeder besluit het hele gezin om te brengen met de opgespaarde medicijnen, die ze hen als vitaminepillen voorzet. Ellen overleeft het: ze was de hond aan het uitlaten en haar moeder was haar in de drukte ("Hoe breng je een heel gezin gelijktijdig om het leven") vergeten.
Diepste naam
Toch is inhoudelijk deze moord niet de belangrijkste verhaallijn; die wordt stukje bij beetje, in flashbacks uit de doeken gedaan. Het belangrijkste is de vraag hoe Ellen, die het besef dat haar ouders haar geen toekomst gunden in haar stenen hart met zich meedraagt, het leven weer kan aanvaarden. Met die vraag confronteert Ellen zichzelf tijdens haar zwangerschap. Ze voert dan hele gesprekken met haar kind, dat ze Ida-Sophie noemt; ze wil haar vermoorde zusje als het ware de kans geven het leven over te doen. Geconfronteerd met de vraag of haar kind dan geen opa en oma heeft, gaat ze bladeren in haar familiealbum (dat ze jarenlang had weggestopt). Dat album bepaalt ook de strakke opbouw van de roman: de titels van de hoofdstukken zijn ervan afgeleid.
Verleden
Een belangrijk motief in de roman vormt de naamgeving. Dorrestein geeft haar boek als motto twee regels uit een gedicht van Neeltje Maria Min mee: "Noem mij, noem mij, spreek mij aan/ o, noem mij bij mijn diepste naam". Benoemen is belangrijk, want, zei Ellens vader altijd met betrekking tot zijn knipsels: "zolang je niet benoemt, kun je het niet terugvinden". Dat lijkt voor het verleden ook op te gaan. Ida-Sophie wordt in het boek de ene keer met Ida (negatief) dan weer met Sophie (positief) of Ida-Sophie aangeduid. Ze is niet benoemd, Ellen weet met (het belangrijkste uit) haar verleden geen raad. Daarom moet het eigenlijk overgedaan worden in de geboorte van haar kind.
Als ze uiteindelijk tot de aanvaarding van het leven komt, helpt daar vooral aan mee dat ze ontdekt dat haar vader nooit betrokken is geweest bij de moordplannen, terwijl ze dat wel altijd gedacht had. Haar vader heeft Ellens dood dus niet gewild! Daarom mag ze en wil ze leven. Dan hoeft haar kind ook geen Ida-Sophie meer te heten, want dat zal haar "diepste naam" niet zijn.
De parallel met de witte keursteen en de nieuwe naam dringt zich op, maar dat niveau roert Dorrestein niet aan. Haar 'leven' blijft toch vooral: tevreden zijn met je dagelijkse portie geluk en ervan maken wat er van te maken valt. Niettemin is ze erin geslaagd een spannend en bewogen boek te schrijven.
N.a.v. "Een hart van steen", door Renate Dorrestein; uitg. Contact, Amsterdam, 1998; ISBN 90 254 24104; 238 blz.