De verhalencyclus "De bloemen van Oscar Kristelijn" van Jan Siebelink ligt nog vers in het geheugen als -sinds zaterdag- zijn nieuwste roman "Mijn leven met Tikker" alweer in de winkel ligt. Siebelink raakt een veelschrijver.
"De overkant van de rivier" (1990) zie ik nog steeds als Siebelinks topwerk en elke keer ben ik een beetje bang dat hij zich ver van die climax zal afschrijven. Wat moet er eigenlijk nog gezegd worden na dat boek? In zijn roman "Mijn leven met Tikker" beschrijft hij de relatie van de hoofdpersoon met zijn hond tijdens de veertien jaar die hij met hem samenleefde. Na al die doordringende thema's (onder meer geloof en gezin) schrijft Siebelink over een hond. Met de nodige argwaan begon ik te lezen. Is de hoofdpersoon in de roman nu al zo ver onthecht dat hij alleen honden overhoudt? Toch is de herkenning er al vlug. Naarmate de roman vordert, steken de oude Siebelinkse thema's de kop op.
De onthechting staat inderdaad centraal. Zette Oscar Kristelijn zijn baan opzij voor het onzekere bestaan van een bloemenkoopman, de "ik" in "Mijn leven met Tikker" zegt na een incident op school eveneens zijn baan op en trekt zich terug om te leven met zijn hond en om te schrijven. Mensen zijn nauwelijks in beeld. Na een mislukt huwelijk durft hij geen nieuwe relatie aan te gaan. Mensen met wie hij een intieme relatie heeft, zijn niet meer op de wereld: zijn vader is al langere tijd gestorven en aan het begin van zijn roman moet hij zijn moeder begraven. Toevallig stuit hij op de dag van de begrafenis op een nest honden en impulsief kiest hij er een uit. De hond lijkt haast de enige band met de werkelijkheid te blijven. Ontnuchterd, eenzaam en doodmoe kiest de hoofdpersoon voor een leven terzijde.
Aftakeling
Bekende motieven komen terug: de ambtenarij is ook weer in deze roman een haast autonoom, nietsontziend, met menselijk gezond verstand niet te begrijpen, willekeurig werkend lichaam dat in het agrarische buitengebied waarin de "ik" woont een villawijk wil bouwen. Alle verzet ertegen lijkt bij voorbaat gedoemd te mislukken. Daarnaast viert de twijfel nog altijd hoogtij. Met respect en verlangen kan de hoofdpersoon het geloof van zijn vader beschrijven, maar waar is die God? Alle zekerheid van vroeger lijkt te verdwijnen.
Angstig concludeert hij dat ook zijn lichaam hem in de steek gaat laten. Door glaucoom wordt hij halfblind. Paniekerig geeft hij zich over aan de onderzoekende artsen. Al zijn angsten en obsessies worden geprojecteerd op de hond. Ook Tikker wordt bij elk wissewasje aan een onderzoek onderworpen. De dierenarts ziet die twee regelmatig. De ouderdom gaat onomkeerbaar verder. Angst en aftakeling zijn wezenlijke elementen geworden. Nerveuze angst en twijfel beheersen zijn leven: "Wie heeft gelijk? Zal er toch een afrekening komen en zal ik verantwoording moeten afleggen? Zal de Heere God op de dag des oordeels, wijzend op het stapeltje boeken dat ik heb geschreven, tegen mij zeggen: "De naaste toen hij om hulp vroeg heb je wel niet geherbergd, maar vooruit, er is enig tegenwicht..."
Of zal hij mij bestraffend aankijken: "Jij hebt je ouders misbruikt om bekendheid te verwerven ga weg van mij!""
Leegte
Onwankelbare trouw zoekt hij bij zijn hond en die relatie beschrijft hij heel goed. De observaties van de hond en die van hemzelf tijdens de dagelijkse wandelingen zijn scherp beschreven. De aandacht voor de seksualiteit van de hond is wat mij betreft wat overbelicht, maar hun hechte relatie is bijzonder. En ook vol geheimen. Wat en hoe denkt een hond eigenlijk? Toch is ook deze relatie niet tijdloos. De veroudering treedt in. Artritis, hartruis en staar steken een spaak in het wiel. Veertien jaar oud sterft de hond. Wie zal nu op de hoofdpersoon wachten?
Jan Siebelink beschrijft de mens die wanhopig de zin van het leven zoekt. Die angstig, zonder vaste steun in dit leven leeft, veel waarde aan het zichtbare, lichamelijke hecht en wanhopig constateert dat dat aan verderf onderhevig, niet eeuwig is. Siebelink stelt zich herkenbare vragen om de leegte te vullen die ontstaan is na het afscheid van het geloof van zijn vader. Literatuur, de natuur en zijn hond moeten die leegte vullen. En dat lukt niet. Daarmee beschrijft en typeert hij een heel grote groep mensen. Eerlijk en glasscherp. Want zijn geciteerde uitspraak na het overlijden van een geliefd iemand: "Eén ontbreekt en de wereld is leeg" heeft een dubbele bodem.
N.a.v. "Mijn leven met Tikker", door Jan Siebelink; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 1999; ISBN 90 290 6528 1; 207 blz.