Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Drs. C. van Haaften

"De uren", maatstaf van sterfelijkheid

De New Yorker Michael Cunningham (geb. 1952) publiceerde vorig jaar zijn derde roman, "The Hours", dit jaar vertaald onder de prozaïsche titel "De uren". Cunningham trekt kennelijk de aandacht, gezien de snelheid waarmee uitgeverij Bert Bakker het werk toegankelijk maakt voor een Nederlands publiek. Begrijpelijk, want dit boek is een pakkend mengsel van 20e-eeuwse historie en zéér eigentijdse fictie dat driekwart eeuw overbrugt. 

"De uren" is een merkwaardig boek, in meer dan één opzicht. Cunningham maakt vrijelijk gebruik van historische personen: Virginia Woolf, haar man Leonard, haar zus Vanessa, een dienstmeisje, Nelly. Hij verwerkt Virginia's laatste levensuren in zijn Proloog (feitelijk hoofdstuk 1), door een gefingeerd maar zeer realistisch beeld te schetsen van de wijze waarop ze de hand aan zichzelf sloeg. 

Cunningham put ook overvloedig uit het oeuvre van Woolf, met name uit "Mrs. Dalloway". Dat geldt de thema's -de dood en de onsterfelijkheid van de geest, kunst en intellectuele arbeid, erotiek-, maar evenzeer de structuur van het boek: de flashbacks, het karakteristieke, verwarrende raster van de "stream-of-consciousness"-techniek. Het gaat ten slotte ook op voor de romanfiguren uit "Mrs. Dalloway" en "De uren", van wie er een aantal opvallende parallellen vertonen. De structuur van "De uren" is gebaseerd op het principe van de intertekstualiteit: bestaande (liefst beroemde) werken worden verweven met nieuwe (op weg naar roem). Oude wijn in nieuwe zakken. 

Leenkunst
"De uren" leunt dus zwaar op "Mrs. Dalloway". In beide is het ene Clarissa die, met bloemen beladen, feestjes organiseert, altijd geplaagd door de twijfel of ze zullen slagen, of ze het goed doet. Het paradijs is immers z o ongrijpbaar, en de kostbare uren, waarmee je zoveel wilt doen, glippen je door de vingers. Cunninghams tragische held, de dichter-schrijver Richard Brown, is zowel een reflectie van Woolf zelf als van haar "lower-middle class"-personage Septimus Smith. 

De laatste heeft dapper gevochten in de Eerste Wereldoorlog, maar heeft een ernstig trauma opgelopen dat hem uit het raam doet springen, zijn dood tegemoet, evenals Richard, die niet weet hoe hij zijn door aids verwoeste lichaam door de uren heen moet slepen. Beiden zijn psychotisch: ze horen stemmen uit het dodenrijk en het gekwetter van de vogels is klassiek Grieks. 

Beide boeken kennen ook de typische mislukkeling, ruim boven het bestaansminimum overigens, respectievelijk Woolfs Peter Walsh en Cunninghams Louis Waters, op zoek naar hun ultieme bestemming, overmatig emotioneel en klagend over het gebrek aan liefde in de wereld. 

Wat zou Cunningham bewogen hebben om zelfs Woolfs oorspronkelijke werktitel te gebruiken voor zijn verhaal? Het wordt overigens keurig verantwoord door een citaat uit haar dagboek op te nemen: "Eigenlijk zou ik ook van alles moeten vertellen over "The Hours" en mijn grote ontdekken: hoe ik achter de mensen die ik beschrijf holtes uitgraaf... [die] met elkaar in verbinding staan..." 

Diepgang
Cunningham bewondert Woolf, haar analyse van het sociaal-politieke stramien, waaronder een suggestieve, diepere werkelijkheid schuilgaat die rijker en menselijker is, meer geestkracht heeft en tegelijk hulpelozer overkomt. Cunningham probeert ook deze diepte te bereiken, slaagt daar soms in, bijvoorbeeld in de persoon van Richard Brown, de gekwelde, onaangepaste dichter, maar ontkomt niet altijd aan een vlakkere beschrijving van het moderne levensklimaat à la Voskuil. 

De synthese van diepteboring en het verhalende blijkt niet altijd eenvoudig, hoewel Cunningham daar bij Richards moeder wel een knappe poging toe doet. Zijzelf maakt de lezer in monoloog en dialoog deelgenoot van haar frustratie en twijfel aan de zin van haar bestaan, Richard stopt haar in zijn enige roman als de aanbeden maar onbestendige moederfiguur die hem geestelijk laat aanmodderen, en Clarissa schetst haar als een ontredderde overlevende die in het reine moet komen met de zelfmoord van haar geniale zoon. 

Londen en New York
Cunninghams vergelijking van het London van driekwart eeuw geleden met het New York van nu is aangrijpend, zij het fragmentarisch. In Woolfs roman moesten Clarissa Dalloway en haar tijdgenoten op het kritieke moment kiezen tussen huwbare partners, beschikbare banen en fatsoenlijke politieke standpunten. De kerk is in het Interbellum al gemarginaliseerd. Er is echter nog één radicale, buitenissige figuur, Doris Kilman, die naarstig probeert Dalloway's dochter Elizabeth te bekeren. 

In Cunninghams boek "De uren" vinden we een zorgvuldige, enigszins gekunsteld aandoende poging dat tijdsbeeld te reconstrueren. Daarnaast geeft hij een heldere schets van het New York van de jaren negentig. Zijn romanfiguren zijn hoofdzakelijk homoparen en alleenstaanden, te cynisch voor politiek engagement en te hedonistisch voor sociale betrokkenheid buiten hun avant-gardekringetje. Financieel hebben ze echter hun zaakjes voor elkaar. Homoseksualiteit is het stadium van de protesthomo, die aanschopt tegen het "establishment", voorbij. Cunningham portretteert het gearriveerde type, dat de sociale acceptatie heeft zien groeien en nu ook met pantoffels aan voor de haard in het gezellige appartement oud zit te worden. 

Slechts de hoekige Mary Krull gaat nog de barricaden op, in dit werk niet als christen -dat station is gepasseerd- maar als anarchist/autonoom, aarzelend gevolgd door Clarissa's nakomelinge Julia. Julia heeft geen vader, kampt daardoor met een forse identiteitscrisis, maar vaderschap is nu eenmaal achterhaald: "...de vader niet meer dan een genummerd flesje, sorry Julia, niet te achterhalen..." (p. 153). 

Cunningham suggereert dat de Verenigde Staten in snel tempo worden klaargestoomd voor het aanvaarden van de seksuele verwording: ""Ik denk dat het tijd wordt", antwoordt Oliver. "Ik denk dat de mensen eraan toe zijn"" (p. 168). Maar Cunningham laat de mogelijkheid van reactie open: "Toch zou Mary Clarissa bij haar revers willen pakken en schreeuwen: "Jij denkt echt dat ze jou zullen overslaan als ze de andersgeaarden komen oppakken, nietwaar? Zo dom ben je echt"" (p. 156). 

Leegte
Het sterkste deel van Cunninghams boek wordt gevormd door de hoofdstukken waarin hij Woolfs worsteling met haar gepijnigde bestaan beschrijft. Hij heeft een groot invoelingsvermogen voor wat deze geniale, geesteszieke schrijfster gedreven heeft. Zijn eigen romanfiguren reiken echter minder ver, met uitzondering misschien van de eveneens briljante dichter Richard Brown, die net voor het in ontvangst nemen van een belangrijke literatuurprijs instort en een eind aan zijn door aids geknakte leven maakt. Hij kan het met de modieuze, geesteloze benadering van zingevingsvragen en spiritualiteit niet op een akkoordje gooien, maar hij kan ook geen tekenen van hoop ontdekken: ""Ach, tekens", zegt hij. "Geloof jij in tekens? Denk jij dat we zo goed in de gaten gehouden worden? Denk je dat we zo betutteld worden? Zou dat niet prachtig zijn? Misschien is het wel waar"" (p. 62). 

Misschien. Een sleutelwoord. Misschien is er een Paradijs, waar de bloemen en de taferelen "vol welig tierend groen" (p. 16) mee te maken hebben. Misschien heeft het alomtegenwoordige beton, waarop Richard zich te pletter laat vallen, niet het laatste woord (p. 194). Onsterfelijkheid, geest, misschien is het er, maar in Greenwich Village, New York is men het spoor bijster. De pragmatici zoals Clarissa berusten erin, zelfs al worden goede "uren onvermijdelijk gevolgd door andere die veel zwaarder en moeilijker zijn" (p. 214). Richard en Virginia gaan ten onder in dit "domein van de levende dood - vreugdeloos, verstikkend" (p. 162). 

Dit is een goed geschreven, maar triest tijdsbeeld; de zoveelste bevestiging van H. R. Rookmakers kijk op onze cultuur zoals hij die heeft neergelegd in "Modern Art and the Death of a Culture". 

N.a.v. "De uren", door Michael Cunningham; vert. Servaas Goddijn; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 1999; ISBN 90 351 20191, 215 blz.