In 1786 hield de schrijver Johann Wolfgang von Goethe het niet meer uit in Weimar, waar hij tot de rang van minister was opgeklommen en vele taken -leiding van de wegenbouw, van de mijnbouw, supervisie over de rekrutering voor het leger- als ambtenaar had vervuld. Heimelijk verliet hij het reisgezelschap waarmee hij in Karlsbad, in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije, vertoefde. Als "Philipp Möller" ging Goethe op weg. Van Karlsbad ging het via München, Innsbruck, Verona en Venetië naar de eindbestemmingen Rome en Napels. Pas op 18 juni 1788 keerde Goethe naar Weimar terug.
Voor zijn vlucht had Goethe diverse motieven. Zijn dichterschap verkeerde in een crisis, dat was de belangrijkste beweegreden om zijn leven radicaal te veranderen. Verder benauwden hem de politieke verhoudingen in Weimar en de vele ambten die de hertog hem oplegde. In de derde plaats boterde het niet tussen hem en Charlotte von Stein, die met de opperstalmeester van Weimar was getrouwd en voor wie hij een platonische liefde koesterde.Goethe zocht naar een nieuwe inspiratie. Die viel hem in Rome inderdaad ten deel. Vooral de contacten met de eveneens daar langere tijd verblijvende schrijver Karl Philipp Moritz en de schilder Johann Heinrich Wilhelm Tischbein brachten hem tot hernieuwde literaire creativiteit. Ook in erotisch opzicht werd Goethe in Rome een ander mens. Hij noemt in zijn werk verschillende geliefdes, onder wie een zekere Faustina. Of een van zijn minnaressen werkelijk zo heette, is tot nu toe nooit opgehelderd.
De naam Faustina heeft Hanns-Josef Ortheil (geb. 1951) in de titel van zijn nieuwe roman "Faustinas Küsse" -in de Nederlandse vertaling "Faustina's Kus"- opgenomen. Ook wat de andere personages betreft heeft de schrijver zich niet of nauwelijks van het historisch verifieerbare verwijderd. Met K. Ph. Moritz zat Goethe inderdaad jambische versmaten te tellen met het oog op het drama "Iphigenie" en met Tischbein -die zulke prachtige tekeningen van Goethe in Rome maakte- vertrok hij voor enige tijd naar Napels, waar hun vriendschap ernstig schipbreuk leed. Zelfs het feit dat Moritz van een paard viel en daarbij zijn arm brak, komt als episode in de roman voor.Ortheil heeft zich uitstekend in de details verdiept. Maar in zijn roman is de val geen ongelukje maar opzet. De jonge Romein Giovanni Beri is namelijk jaloers op Moritz wegens diens innige vriendschap met Goethe. Hij geeft het paard een flinke dreun op zijn bil met de valpartij van zijn berijder als gevolg. Beri is de schepping van Hanns-Josef Ortheil. Het verblijf van Goethe in de eeuwige stad Rome wordt vanuit zijn perspectief beschreven. Het gaat in "Faustina's Kus" niet in de eerste plaats om Goethes weg naar vrijheid en hernieuwd scheppend vermogen. Alles draait primair om de relatie tussen de fascinerende vreemdeling uit het noorden en de Romeinse sloeber die zich in toenemende mate met hem vereenzelvigt.
Spionage
Vanaf Goethes aankomst in Rome op 29 oktober 1786 houdt Beri de opmerkelijke reiziger in het oog. Hij vermoedt dat deze man een geheim met zich meedraagt en hij wil achter dat geheim zien te komen. Door de ogen van Beri zien wij als lezers hoe Goethe zich door Rome beweegt, welke vriendschappen hij aanknoopt, wat hij in tempelruïnes en kerken en in de "campagna" bezichtigt en bestudeert, hoe hij woont en hoe laat hij naar bed gaat. Beri bespioneert Goethe. Wat aanvankelijk een privé-obsessie is, krijgt later een officiële status doordat het Vaticaan Beri de opdracht geeft deze Duitse minister Goethe door Rome te volgen en van de bevindingen verslag te doen aan de hoogste kerkelijke instanties. Beri's loon voor de spionage is uitermate gul. Het vele geld stelt hem in staat zich de status van vertrouweling van Goethe te verwerven en er gelijktijdig een zeer schone geliefde op na te houden. Haar naam luidt: Faustina.Het bespioneren van Goethe in Rome is Beri's uiterlijke missie. Zijn innerlijke opdracht is voor hem veel belangrijker. Die houdt in dat hij de door hem opgemerkte creatieve stagnatie bij Goethe wil helpen opheffen. De enige weg naar bevrijding van Goethes scheppende vermogens is naar Beri's inzicht de weg van de liefde. Die oplossing gaat ook in vervulling, maar tegen een zeer hoge prijs. Goethe wordt verliefd op de schone Faustina, die er geen twijfel over laat bestaan dat voor haar Goethe de grote liefde betekent. Aan het slot van de roman kleedt Beri zich als Werther uit een vroege roman van Goethe en noemt hij zich Miller. Een wedergeboorte is gepaard gegaan met een geestelijke zelfdoding.
Vereenzelviging
Ortheils roman is zeer virtuoos opgezet. Zijn eerste roman "Fermer" uit 1979 -eveneens over de vlucht uit een vastgeroest bestaan met Italië, het land der vernieuwing als reisdoel- vertoont interessante parallellen met "Faustina' Kus". Maar er blijven zelfs aan het slot fundamentele vragen over die de roman had moeten beantwoorden. Het blijft namelijk zeer onduidelijk waarom Goethe zo'n merkwaardige aantrekkingskracht op Giovanni Beri uitoefent. Er wordt vanuit Beri's kindertijd en jeugd wel een beetje gepsychologiseerd, maar de verwijzingen naar zijn moeder en zijn broer raken niet de kern van het probleem. Dit punt van de fixatie op Goethe is echter essentieel om de uiteindelijke totále vereenzelviging met Goethe te kunnen begrijpen. Beri blijft ondanks het vernisje in de vorm van poëtische belangstelling steeds dezelfde gladjanus. Er vindt geen ontwikkeling naar iets spiritueels plaats. Het wordt je als lezer verteld, maar je gelooft het niet. De sfeerbeschrijving van het Rome van de jaren na 1786 is in de roman soms uitstekend.
Onvergetelijk is de weergave van het uitbundige en ook gewelddadige carnaval langs de Tiber. En toch mis ik essentiële details die Rome tot zo'n unieke stad maken. Ortheil is ondanks het grote aantal bladzijden vaak te gehaast om weer bij de gedachten van Beri uit te komen. Hoe graag had ik Goethe als lezer niet veel langer vergezeld op zijn wandelingen en trektochten door de volkswijken van Rome of tijdens zijn droomuren in de tuinen van de Villa Borghese. Helaas: te veel en te weinig Beri, te weinig Goethe en te weinig Rome. Het gevoel van respect voor Ortheils vertelkunst wordt daarom tot mijn spijt begeleid door de conclusie dat de geslaagde details niet kunnen verhullen dat het geheel onbevredigend blijft.
N.a.v. "Faustina's Kus", door Hanns-Josef Ortheil; vert. door Gerda Meijerink; uitg. AMBO, Amsterdam, 1999; ISBN 90 263 1564 3; 383 blz.