Henk van der Ent is een productief auteur. Vorig jaar verscheen zijn roman "Waterlelies" en nu ligt de in maart verschenen dichtbundel "Kootwijkerzand" voor me. De voosheid van een bestaan zonder zin wordt er keihard in neergezet. Blijvende ambivalentie lijkt het hoogste dat een mens kan bereiken.
"Kootwijkerzand" is geschreven onder het pseudoniem Anton Ent, dat de auteur als dichter gebruikt. Van der Ent gebruikt meer pseudoniemen: hij publiceerde verhalen als Antonius van der Ent en schreef zich enkele jaren geleden de bekendheid in door onder de naam Marieke Jonkman poëzie de wereld in te sturen die van een psychiatrische patiënt afkomstig scheen.
Het is bekend dat er binnen het oeuvre van Van der Ent (onder welk pseudoniem dan ook) tal van dwarsverbanden bestaan. Iets van de Jonkman-stemming komt ook in "Kootwijkerzand" terug. Depressies, suïcide, vergankelijkheid, de dood: het is bepaald geen bundel om vrolijk van te worden.
Wel gaat de lezer zich betrokken voelen bij alle pogingen om boven "ons voos bestaan" uit te reiken. De "ik" in de gedichten zoekt het in de kunst, de liefde, in ascese of geloof, maar het lijkt bij zoeken te blijven; als hij zich eens geborgen weet, wordt het tafereeltje zo sentimenteel dat het niet anders dan ironisch te lezen is: "Ik word over mijn bol geaaid, op schoot/ getrokken, ik zie een zalmroze rok/ en een man leest tegen de dood./ Hoe veilig en geborgen ben ik./ Stro en hooi trillen in mijn oog." (Het tafereel speelt in een schaapskooi; een aan het Evangelie ontleende symboliek!) Meer dan een ijldroom is het niet: het gedicht waaruit deze regels afkomstig zijn, heet veelbetekenend "Ziekbed".
Stroefheid
Als er wel een oprecht positief geluid lijkt te gaan klinken (aan het eind van de cyclus "Kootwijkerzand"), dan wordt het zo ambigu verwoord -verward is misschien als kwalificatie meer op zijn plaats-, dat blijkt dat voor Ents personage blijvende ambivalentie het hoogst haalbare is. Ook boodschappen die soms van de "andere kant" lijken te komen, bieden geen soelaas.
In een lange tijd aan Focquenbroch toegeschreven gedicht werd Constantijn Huygens berispt om de moeilijkheid van zijn poëzie: "duysterheyt van zin, en hardigheyd van toonen", dat waren "twee feilen die in geen Poëet zijn te verschoonen." Het zijn twee kenmerken die wonderwel op Ents poëzie van toepassing zijn. Het eerste is in hem wel te verschonen -al doet de duisterheid van zijn gedichten soms wat geforceerd aan-: het brein van zijn personage is nu eenmaal een chaos van allerlei gevoelens en angsten die ook als zodanig verwoord worden. De toon van zijn poëzie, die inderdaad met de term "hardigheyd" te karakteriseren is, vind ik een groter bezwaar. Er staan nogal wat stugge, stroeve regels in Kootwijkerzand. De formuleringen zijn ook niet altijd even gelukkig: wie noemt de mond van een dode nou "het dodelijk stiltegat?"
De meer vertellende gedichten hebben minder te lijden van deze stroefheid, zij kunnen in zinnen die aan proza doen denken geschreven zijn. Er is één zeven bladzijden tellend episch gedicht, kennelijk in de lijn van Nijhoff, dat mij in het bijzonder boeide. Het gaat over een man die op studiereis gaat, op zoek naar een in zijn vroegere vrouw Irene (!) belichaamde vrede, maar die overal waar hij zoekt alles kwijtraakt, in de kunst, in zijn eigen nauwkeurige observaties, in de poëzie. Intrigerend is dat ook na de zoveelste lezing het gedicht je weer net ontglipt, en dus tot herlezen blijft uitnodigen.
Ranzige nasmaak
Wat geldt voor de toon, voor het formele aspect aan deze poëzie -het gebrek aan een zekere lichtheid- geldt eveneens voor de inhoud ervan. Ook daar is alles nogal zwaarwichtig. Als lezer ga je verlangen naar een klein beetje zelfspot, een tikje relativering van de problematiek. Maar wat de humor in deze bundel betreft houdt het wel op met een gedicht dat de vraag naar de zin van het bestaan thematiseert vanuit het perspectief van een gevallen zweetdruppel, en een enkele onderkoelde mededeling. Verder wordt de voosheid van een bestaan zonder zin keihard neergezet. Daarbij wil ik opmerken dat de aan Reve herinnerde verknoping van erotiek en religie bepaald afstotelijk is. Ook al heeft Van der Ent het christendom vaarwel gezegd, het is voor mij onbegrijpelijk dat hij dit soort regels op papier kan krijgen. Regels waardoor het geheel een wat ranzige nasmaak achterlaat.
N.a.v. "Kootwijkerzand", door Anton Ent; uitg. G. A. van Oorschot, Amsterdam, 1999; ISBN 90 2820 935 2; 60 blz.