Hij heeft zich een naam gekozen als een woeste bergstroom. En zo was ook zijn leven. Torrentius. Kunstschilder en tijdgenoot van Frans Hals. Torrentius, schoppend tegen God, geloof en goede zeden. Hij had vandaag geleefd kunnen hebben. Theun de Vries maakte deze 'ketter' onder de schilders tot hoofdpersoon van zijn nieuwste roman.
Een mysterieuze man, deze Torrentius. Over zijn leven kan weinig met zekerheid gezegd worden. Het enige schilderij dat van hem bekend is, siert de voorkant van de roman, "Emblematisch stilleven met kan, glas, kruik en breidel" (1614). Theun de Vries had dus alle ruimte om zijn leven met epische zwier verder in te vullen.
Eigenlijk heette de hoofdpersoon Johannes Simonis van der Beeck. Maar die naam was hem te tam. Naar de gewoonte van die tijd -begin 17e eeuw- mat Johannes Simonis zich een Latijnse naam aan en veranderde hij het beekje in een bergstroom: Torrentius. Bij het grote publiek maakte hij naam met zijn stillevens. Bij een uiterst select clubje met zijn pornografische schilderstukken.
Daarmee is gelijk de sfeer getekend waarin je als lezer van "Torrentius" belandt. De roman is opgebouwd uit twee delen, gevolgd door twee brieven. Het eerste deel heet "Het feest". We leren de schilder kennen als een wildebras die iedereen in het streng gereformeerde Haarlem willens en wetens tegen zich in het harnas jaagt door zijn spot met God en gebod. We lezen ook dat hij als een Don Juan vrouwen gebruikt voor eigen lustbevrediging.
Theun de Vries schildert graag met woorden. In "Het feest" brengt hij zonder veel terughoudendheid de schreeuwende kleuren van een zondig kunstenaarsleven aan. Dat hij die fel zondige sfeer nodig heeft als achtergrond waartegen het tweede deel kan contrasteren, neemt de weerzin tegen zo'n 'feestelijk' leven bij mij als lezer niet weg. Wat je ervan overhoudt, is een aan zekerheid grenzend vermoeden dat dit schilderbacchanaal wel tot de ondergang van de hoofdpersoon moet leiden. En dat doet het ook in het tweede deel:
"De storm".
Torrentius gaat tekeer tegen de God van de gereformeerden. Hij hekelt hun theologie. "Ik heb geen theologie, mr. Schoorel", zegt hij tegen zijn advocaat, "de anderen hebben die, en dat is juist het ongeluk." Zelf gelooft hij in de Moedergodin, die hij eens ziet verrijzen boven zee. De godheid is voor hem in de natuur aanwezig. Hij voelt zich één met die natuur. Torrentius wordt daarmee een levend anachronisme: hij zou zo gepast hebben in de spirituele en esoterische groepen van deze tijd.
Het begin van de zeventiende eeuw wordt gestempeld door de strijd tussen gomaristen en arminianen. Van Deursen heeft ons in zijn boek "Bavianen en slijkgeuzen" laten zien hoe zwaar de wereldlijke overheid en rechtspraak iemand kon straffen voor een afwijkende godsdienstige opvatting. Het is duidelijk dat een man als Torrentius op geen clementie van het Haarlemse 'sanhedrin' hoeft te rekenen. Zijn proces wordt beschreven in het tweede deel, "De storm".
De schilder wordt uiteindelijk geknakt op de pijnbank. Zijn advocaat kan ternauwernood een doodvonnis -de brandstapel- veranderd krijgen in 20 jaar gevangenisstraf. Het tweede deel is een ikverhaal. Dit perspectief geeft de auteur de gelegenheid om alle sympathie op het hoofd van de beklaagde en vurige kolen op dat van de rechters en de bloeddorstige massa te stapelen.
Anti-Job
In de kerker blijft de hulp van de godin uit. "Ik wilde mij verliezen in het grote gouden veld van krachten, die alle dingen samenhielden en bezielden. Het was er nog steeds, het moest er zijn; alleen ik was de uitgestotene, terechtgekomen in een storm die geen schepen maar mensen vernielt."
Torrentius blijft als een anti-Job bij zijn pantheïstisch 'geloof'. "De hogere heerlijkheid is hier, ik bedoel op deze aarde (...). En al lig ik nu in dit cachot, in de diepste vernedering, ik heb die heerlijkheid geproefd."
Uiteindelijk wordt Torrentius door tussenkomst van stadhouder Frederik Hendrik -Van Deursen tekent hem als veel toleranter in godsdienstzaken dan prins Maurits- verbannen naar Engeland, waar hij schilder wordt aan het hof. Van die opmerkelijke keer in zijn lot lezen we in de eerste van de twee brieven die geschreven zijn door Torrentius' advocaat. In de tweede brief wordt diens laatste ontmoeting met Torrentius, kort voor zijn dood, beschreven. Dan fluistert de gebroken grijsaard hem toe: "Ik sta voor de laatste slagboom, Roelant. Ik verga in het onvergankelijke..."
De roman "Torrentius" is in godsdienstig opzicht shockerend. Maar shockeren lijkt niet het doel van de auteur. Hij wil aan het denken zetten. Het gaat hem om de vrijheid van dat denken. De schilder Torrentius is een exponent van een vrije geest die beknot wordt. Nu niet door Rome, wat zoveel decennia lang tot rokende brandstapels heeft geleid, maar door gereformeerde rechters die in de visie van De Vries heel duidelijk boter op hun hoofd hebben.
Niet de Reformatie is voor hem een struikelblok. Voor de Reformatie in het algemeen en voor Calvijn in het bijzonder heeft Theun de Vries in zijn boek "Ketters" juist veel goede woorden over. Het gaat hem er hier om (naar het Wilhelmus) "de Tyrannie te verdrijven die my mijn hert doorwondt." In de roman niet die van Alva, maar de tirannie van de kerk die geen tegenspraak duldt. In het schijnproces tegen Torrentius wil De Vries die gereformeerde tirannie aan de kaak stellen.
De auteur slaagt erin de historisch vage figuur van Torrentius tot leven te brengen. Zijn visie, zijn strijd, zijn teleurstellingen krijgen we op een redelijk overtuigende wijze voorgeschilderd. De structuur van de roman -drie delen met telkens wisselend perspectief- bevordert de karakteruitdieping. We leren de hoofdpersoon kennen vanuit de schrijver (eerste deel), van binnenuit (tweede deel) en via een tijdgenoot (brieven).
Tegelijkertijd moet je constateren dat de kracht van de roman daarmee ook direct is uitgeput. De andere personages blijven ver onder de maat, zijn uiterst vlak of ongenuanceerd beschreven. De gereformeerde rechters bijvoorbeeld heeft Theun de Vries zo donker mogelijk afgeschilderd, opdat de gestalte van Torrentius als profeet van de vrije gedachte zo fel mogelijk zou oplichten.
N.a.v. "Torrentius", door Theun de Vries; uitg. Querido, Amsterdam, 1998; ISBN 90 214 8675 X; 268 blz.