Een jonge Kelt op pelgrimstocht, de politieke machtsstrijd in het Heilige Land en een kostbaar relikwie. Daarover gaat "Het zwarte kruishout", het tweede deel van Stephen Lawheads trilogie over een nobele Schotse familie ten tijde van de kruistochten.
Lawhead staat bekend als auteur van mythisch-historische romans. Vorig jaar verscheen de Nederlandse vertaling van het eerste deel van de trilogie, "De heilige lans". De hoofdpersoon in deze roman is Murdo, de zoon van een landheer op de Schotse Orkney-eilanden. Hij weet in het Heilige Land de lans te bemachtigen waarmee Jezus was doorstoken aan het kruis.
De zoon van Murdo, Duncan, staat centraal in het tweede deel van de trilogie, "Het zwarte kruishout". Van een oude oom die onverwacht uit het Heilige Land terugkeert, hoort Duncan voor het eerst van een nog kostbaarder relikwie dan de lans: het kruishout waaraan Christus hing. Als zijn vrouw tijdens een bevalling overlijdt, besluit Duncan op pelgrimstocht te gaan om dit kruishout te bemachtigen.
Na een reis vol ontberingen arriveert hij in Marseille. Daar monstert hij aan bij de vloot van de tempeliers, gewapende monniken die de poorten van Jeruzalem bewaken. Onderweg naar Antiochië verneemt hij van de commandant van de tempeliers dat prins Bohemond met zijn kruisvaardersleger het Armeense Rijk wil aanvallen om zijn domein uit te breiden. Door dit geheime bericht raakt Duncan verwikkeld in de gecompliceerde machtsstrijd van het konkelende Oosten. Hij gaat op weg naar het Armeense Rijk om de Armeniërs te waarschuwen voor een aanval van de kruisvaarders.
Het leger van prins Bohemond loopt echter in een val van de Seljoeks, moslimmannen, en wordt verslagen. Duncan, die juist op de terugweg naar het Heilige Land het slagveld passeert, wordt gevangengenomen.
Nu het kruisvaardersleger is verslagen, ligt de weg naar Antiochië voor de Seljoeks open. Om een aanval op deze stad voor te bereiden, sluiten ze allerlei bondgenootschappen met heersers in de omgeving, waarbij ze elkaar geschenken geven. Duncan, die als krijgsgevangene bij de buitgemaakte schatten van de Seljoeks behoort, verandert op deze manier diverse keren van eigenaar. Via Damascus komt hij bij de kalief van Caïro terecht.
Echter, niet alleen Duncan wordt naar Caïro gebracht, ook de oorlogsbuit, waaronder het zwarte kruishout. Als er een opstand uitbreekt in de stad, weet Duncan in de schatkamers van de kalief binnen te dringen en de relikwie te bemachtigen. Ternauwernood ontsnapt hij aan de dood. Met hulp van vrienden ontvlucht hij Caïro en hervindt zijn vrijheid.
"Het zwarte kruishout" is een goed doordachte roman en leest probleemloos weg. De historische kant van het verhaal geeft een goed beeld van de tijd van de kruistochten. Herhaaldelijk bouwt Lawhead een spanningsboog op die de lezer op het puntje van z'n stoel houdt.
De constructie met diverse verhaallijnen is minder goed gekozen. Evenals in "De heilige lans" komt de verhaallijn van de Célé Dé, een geheime orde die zijn rituelen tot op de dag van vandaag voortzet, gekunsteld over. De roman zou aan kracht winnen als Lawhead deze lijn had weggelaten.
Het zwakke punt van de auteur is zijn taal. Lawhead mist het vermogen om met zijn taalgebruik het verhaal meer diepgang en geloofwaardigheid te geven. De spanning die hij weet op te bouwen maakt dit in veel gevallen goed, maar als Duncan het bijvoorbeeld over Sydoni heeft, zijn nieuwe echtgenote, blijkt duidelijk dat Lawhead niet veel meer te bieden heeft dan rechttoe-rechtaanzinnen.
"Haar lange haar was opgestoken om het van haar schouders af te houden, maar er waren kleine lokjes ontsnapt en die krulden nu langs haar oren en langs de slanke, welgevormde zuil van haar nek." Welke gedachte dit bij Duncan oproept, valt te raden. "Ik vroeg me af hoe het zou zijn, een van die krullen om mijn vinger te winden."
N.a.v. "Het zwarte kruishout", door Stephen Lawhead; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2003; ISBN 90 239 9056 0; 457 blz.