"De eerste beginselen van de Spaanse grammatica leer je als je af en toe een brief moet sturen naar een adoptiekind in Bogotá (Colombia). Later vertaal je "Greguerías" van Ramón Gomez de la Serna en leert zo het vocabulaire. Je leest Borges in het origineel. Nog later schrijf je een pastiche op hem en legt die voor aan een hispaniste. Ze verwondert zich over één grammaticale fout, maar heeft niet door dat het een fake is." Hier kan maar één man aan het woord zijn: Paul Claes, talenwonder, vertaalwonder, en de grootste pasticheur uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Na vier romans en een verhalenbundel heeft Claes zich aan een soort autobiografie gewaagd. "Het hart van de schorpioen" is, schrijft de uitgever op het omslag, "het persoonlijke relaas van een waarachtig schrijver die nu eindelijk de speler achter het spel laat zien."
Het woordje "eindelijk" suggereert dat er lang op dit boek is gewacht, dat men er naar heeft uitgezien. Verwonderlijk is dat niet. Wie het verhalend proza van Claes gelezen heeft, weet dat hij duizelingwekkend knappe boeken schrijft, maar immer blijft de auteur verscholen achter zijn literaire goocheltoeren. "De sater" is bijvoorbeeld een schelmenroman waarvan het niet moeilijk valt de verwantschap met het "Satiricon" van Petronius (jawel, uit "Quo vadis") op te merken. Behalve dat is het ook nog eens een verwerking van Homerus' "Odyssee", en wie beter dan ik thuis is in de antieke literatuur, zal er stellig nog tal van toespelingen in herkennen. Het knappe van Claes is dat zijn boek, ondanks al deze verwijzingen, vlot wegleest en nergens geforceerd aandoet.
Kameleontisch
Wie echter op zoek is naar een bepaalde stellingname van de auteur, naar een visie op de werkelijkheid, is bij Claes aan het verkeerde adres. Het literaire spel is hem een doel op zichzelf. Het schrijven lijkt zijn harstocht te zijn, het lezen, de literatuur - een lezer die meer wil dan literatuur alleen blijft na lezing van Claes' boeken steeds met lege handen achter.
Daarbij is Claes zo kameleontisch dat hij zowel een libertijnse schelmenroman als een apocrief evangelie ("De Zoon van de panter") heeft kunnen schrijven. Hij heeft het vermogen om in ieders huid te kruipen. In de poëziebundel "Mimicry" presteerde hij het zelfs om alle belangrijke Nederlandse dichters vanaf de middeleeuwen tot nu te pasticheren (dat wil zeggen: in hun stijl te schrijven). Bovendien is Claes een gevierd vertaler, die bij voorkeur de meest onleesbare schrijvers en dichters onderhanden neemt: Joyce, Rimbaud, Mallermé, Pound. Geen wonder dus dat men zich afvroeg: wie is deze kameleon? Wat drijft hem? Kan hij behalve lezen ook leven?
Het antwoord op die laatste vraag kan kort zijn: nee. Paul Claes leeft om te lezen, en niet andersom. Een typische notitie in "Het hart van de schorpioen" is dan ook deze, onder het trefwoord "De wereld": "De wereld interesseert me wel, maar eerder als object van kennis (gedistantieerd dus) dan als een object van liefde (investering, fixatie, binding). En misschien is het beter zo. Je moet alles toch loslaten, ten langen leste." Die laatste zinnen mogen weinig overtuigend klinken, de eerste zijn ongetwijfeld waar. Het is wrang, om deze man die alles weet, die alle talen kent en ontstellend erudiet is, Paul Claes dus, zo willoos in het leven te zien staan.
Woordspelen
Zijn autobiografie wordt dan ook interessanter naarmate hij dichter bij de literatuur komt. De matheid die Claes' notities over het leven eigen is, verdwijnt als sneeuw voor de zon zodra hij over Joyce of Catullus, over zijn vertalingen of zijn boeken kan schrijven, zodra hij teksten kan gaan uitleggen, verklaren of duiden, kortom: zodra hij met taal aan de slag kan. Het begon al jong, zo blijkt: al op zijn veertiende werkte hij aan een supercompleet Mythologisch Woordenboek, en deze neiging tot het encyclopedische is hem steeds eigen gebleven, zoals ook de neiging tot woordspelen, kruiswoordraadsels, letteromzettingen, waarvan de hoogste vorm is: de literatuur.
Over lezen schrijft hij: "Een drug, bewustzijnsvernauwing, fopspeen, identificatie, droom, niet hoeven te leven, tijd doden. Of fascinatie, gegrepenheid, betovering, genot. Maar ook verwondering, verheldering, inzicht." Niet hoeven te leven, inderdaad. Lezen om de tijd te doden, zelfs. Maar lezen om inzicht op te doen lijkt toch echt minder typisch voor Claes.
Christendom
Claes, die als Vlaming rooms-katholiek is opgevoed, maar niet meer gelooft, debiteert ook enkele gedachten over het christendom. Het zou de meest blasfemische van alle religies zijn, omdat het een mens (Jezus) tot God gemaakt heeft. Door dat te doen, zou het ook de basis voor het humanisme hebben gelegd: als God een mens is, dan is de mens God. Claes grijpt het christelijk geloof aan op een wezenlijk punt, maar door met een grote boog om de waarheidspretenties ervan heen te lopen -we geloven niet dat Jezus tot God gemaakt is, maar dat Hij het wás- doen zijn behendige redeneringen eigenlijk nogal... literair aan. Wie had ook iets anders verwacht?
N.a.v. "Het hart van de schorpioen", door Paul Claes; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2002; ISBN 90 234 0562 5; 176 blz.