Ook Jeroen, de centrale figuur in "Toen de duivel op Zuidpunt kwam" van Bies van Ede (een herdruk, oorspronkelijk verschenen in 1991) hoort een geheimzinnige stem in zijn hoofd: "Ze hebben ons eiland afgenomen." Dat eiland blijkt Schokland te zijn, waar zijn overgrootouders gewoond hebben tot het in 1859 op last van de regering ontruimd werd. Hij krijgt meer merkwaardige signalen van het eiland: geheimzinnige figuren die hem op zijn zolderkamertje in Nijverdal bezoeken; visioenen uit het verleden die hij ervaart als hij met z'n vader het eiland bezoekt. "Maar dat was onmogelijk. Hij kon niet dromen over iets wat hij nog nooit gezien had."
Dan krijgt hij, met zijn vader, een auto-ongeluk. Hij wordt in coma in het ziekenhuis opgenomen, en tegelijkertijd voelt en ziet hij dat hij op het oude Schokland terechtkomt. Daar herkent hij mensen en dingen die hij gedroomd heeft en komt hij erachter wie "de man van de stem" is. Een heks blijkt hem ontvoerd te hebben naar het verleden; zo wordt Jeroen het ongewilde middelpunt van een strijd tussen kwade en goede krachten, met als hoogte- of dieptepunt een ware heksensabbat met de duivel in eigen persoon.
Het door Van Ede bedachte boek sluit hiermee aan bij de griezelverhalen die vroeger over Schokland de ronde deden. En dat is het boek zelf ook: wél spannend, maar ook magisch op het zwarte en griezelige af. En er wordt nogal eens in gevloekt.
Ten slotte: welk van deze drie boeken kun je beschouwen als "voorbereiding op het grote leven", zoals de schrijvers van "Rijp en gifgroen" dat noemden? Voor "Arthur - in het tussenland" geldt dat zeer zeker, voor "Shiva's vuur" min of meer. Maar "Toen de duivel op Zuidpunt kwam", het meest occulte van de drie, heeft daar niets mee te maken. Ik zou er mijn kinderen niet mee verontrusten.
"Toen de duivel op Zuidpunt kwam", door Bies van Ede; uitg. Van Goor, Amsterdam, 2002; ISBN 90 00 03467 1; 204 blz.