Dat het gesproken woord per se aanvulling behoeft, daarvan is F. van Toor niet overtuigd. Tot begin van dit jaar was hij voorzitter van de Landelijke werkgroep kinderevangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. Zijn ervaring is dat iemand die een goed verhaal vertelt nog steeds kan rekenen op een aandachtig gehoor, zowel van kinderen als volwassenen. „Natuurlijk maakt het uit of iemand vanuit zijn achtergrond gewend is om te luisteren. Er zijn mensen die zo visueel zijn ingesteld dat ze met een vertelling niet langer dan twintig minuten zijn te boeien. Toch geloof ik dat een goede verteller bijna alle mensen een halfuur aan zich weet te binden.”
Van Toor, die zijn wortels in het onderwijs heeft en in het dagelijks leven schoolbegeleider is, beaamt dat kinderen in het algemeen steeds minder goed kunnen luisteren. „Ze zijn door de huidige beeldcultuur meer gericht op wat zichtbaar is. Dat heeft ook zijn invloed op de leescultuur. Er zijn kinderen die buiten schooltijd om niet meer lezen dan de ondertiteling op tv. Overigens zien we ook op de reformatorische scholen dat veel kinderen zich weinig tijd voor lezen gunnen.”
De diverse groepen die binnen de Gereformeerde Gemeenten op het terrein van de kinderevangelisatie actief zijn, spelen niet bewust in op de heersende beeldcultuur. „Het enige wat we op dit punt doen, is het gebruik van flanelbordplaten. De vraag die dan opkomt, is: Mag je de Heere Jezus nu afbeelden of niet? Een aantal kinderclubs doet dat, maar de meeste zien er toch van af. De bezwaren ertegen leven in de gereformeerde gezindte, maar ook daarbuiten. De bekende anglicaanse hoogleraar dr. J. I. Packer ageert er flink tegen, omdat je volgens hem de goddelijke en menselijke natuur van Christus niet mag scheiden en de goddelijke natuur niet kunt verbeelden. Bovendien vindt hij dat je mensen misleidt, omdat je altijd een verkeerd beeld voorschotelt.”
Toch denkt Van Toor dat binnen de gereformeerde gezindte niet altijd even consequent wordt geredeneerd als het gaat om afbeeldingen van de Heere Jezus. „Ik ken maar weinig mensen die boos hun Rembrandt-bijbel dichtslaan als ze daarin een schilderij tegenkomen waarop Christus staat geportretteerd.”
Poppenspel
De Landelijke werkgroep kinderevangelisatie heeft nooit overwogen om iets met drama te doen. „In onze kring zijn we altijd tegen toneel geweest. Zelfs poppenkasten worden op veel reformatorische scholen geweerd. Het gevaar van toneel is dat, als je het goed wilt doen, je in de huid van een ander moet kruipen. Dan moet je jezelf kunnen loslaten. De wereld van de glitter en glamour laat ons zien waar dat toe leidt. Op een gegeven moment ben je niemand meer. Ik signaleer echter wel een spanningsveld. Op het moment dat ik een kind bij een socialevaardigheidstraining een bepaald gezicht laat trekken –„doe eens boos”– laat ik het in principe toneel spelen. We kunnen dus op dit punt niet helemaal zwart-wit redeneren.”
Veel mensen die zich bezighouden met kinderevangelisatie maken daarbij gebruik van een poppenspel. Soms wordt een bijbelverhaal nagespeeld. Anderen gebruiken de poppen om kinderen te laten zien wat bijvoorbeeld stelen is, om vervolgens een bijbelverhaal te vertellen waarin het over diefstal gaat. Over de eerste mogelijkheid hoeft Van Toor niet lang na te denken: „Dat zou ik dus nooit willen.” Over de laatste optie zegt hij: „We komen nu in een rafelig gebied. Ik zou het zelf niet doen. Misschien biedt een poppenspel op deze manier mogelijkheden, maar de stap naar drama is wel erg klein. Bovendien heb ik genoeg andere middelen om mijn doel te bereiken. Ik kan ook via een inleidend verhaaltje het begrip stelen naar voren brengen.”
Reddingsboot
Het valt Van Toor op dat velen denken dat bij evangelisatie mensen geamuseerd moeten worden. „Leuk, prettig en fijn zijn vaak de sleutelwoorden. En natuurlijk moet er een goede sfeer zijn. Maar evangelisatiewerk heeft niets te maken met prettig en fijn. Het proclameren moet voorop staan en niet het amuseren. Als we kijken naar de profeten uit het Oude Testament, dan zien we dat ze heel direct spraken, terwijl ze zich richtten tot mensen die voor een groot deel van de dienst van de Heere waren vervreemd. Hun boodschap was heel duidelijk: Bekeert u, want er is sprake van een noodsituatie. Ten diepste is evangelisatiewerk niet anders dan het uitwerpen van een reddingsboot. Dat is wat anders dan een plezierboot.”
Het Woord van God moet bij het benaderen van een buitenkerkelijke centraal staan. „Als de Heere in mensen werkt, dan doet hij dat door Zijn Woord en Geest. Zodra we gaan vertellen, moeten we met ons woord zo dicht mogelijk bij hét Woord blijven. Natuurlijk is een goede verteltechniek belangrijk. Daar mogen we wellicht best meer energie in steken. Maar het resultaat is er ten diepste ook weer niet van afhankelijk. Het is uiteindelijk de Heere Die bekeert. Ook als ik een kromme stok ben, kan Hij een rechte slag slaan.”