Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Rudy Ligtenberg

Putten uit een beperkt reservoir

Het blijft een spanningsveld: hoe kunnen middelbare scholen hun leerlingen op een verantwoorde manier kennis laten maken met moderne literatuur? Veel reformatorische en protestants-christelijke scholen gebruiken zorgvuldig samengestelde boekenlijsten waarmee leerlingen aan de slag kunnen. Ruimte voor eigen initiatief van de leerlingen is er wel, maar "helaas moeten we in ons vak herhaaldelijk 'waarschuwingsborden' neerzetten."

Met de invoering van de Tweede Fase is er veel veranderd op de middelbare scholen. Het studiehuis, waarin de leerlingen zelfstandig werken, is de meest in het oog springende noviteit, maar ook vakinhoudelijk is er flink gesleuteld. Zo heeft literatuuronderwijs behoorlijk wat terrein moeten prijsgeven. Voorheen werden havisten geacht 25 Nederlandstalige werken uit de literatuurgeschiedenis te lezen; vwo-leerlingen kregen er vijf extra te behappen. Nu is de officiële norm van de kerndoelen: acht werken van na 1880 voor de havo en twaalf werken voor het vwo, waarvan maximaal drie van voor 1880. Havo-leerlingen krijgen geen literatuurgeschiedenis meer. Een behoorlijke verarming dus, juist voor scholen met een christelijke of reformatorische signatuur. De mogelijkheid om kritisch op de achtergronden van vooral moderne literatuur in te gaan zijn beperkter geworden.

Mevrouw C. H. Boogaard, leider van de sectie Nederlands van het Van Lodensteincollege in Amersfoort, vindt dat de Tweede Fase "helaas" niet voldoende mogelijkheden meer biedt om moderne, niet-christelijke literatuur op een evenwichtige wijze te behandelen. Haar collega K. W. van Luik van het Calvijn College in Goes maakt onderscheid tussen havo en vwo. "We hebben in het vwo nog wel voldoende gelegenheid voor een uitgebreide en doeltreffende behandeling van moderne literatuur", geeft hij aan. "Wat de havo betreft kunnen we niet diep op de achtergronden ingaan. Dat blijft incidenteel; literatuurgeschiedenis is hier immers afgeschaft. Al met al zijn de mogelijkheden binnen de Tweede Fase duidelijk minder dan vroeger aanwezig", aldus Van Luik.

R. Minderhout van het Ichthus College in Veenendaal is een stuk positiever. Volgens hem biedt het huidige onderwijsbestel nog wel genoeg ruimte om eigentijdse literatuur op een kritische wijze aan de orde te stellen.

Op de christelijke scholengemeenschap Prins Maurits in Middelharnis wordt het programma van de Tweede Fase niet maximaal ingevuld. Volgens K. van Walsem, voorzitter van de sectie Nederlands, heeft dat vooral voordelen voor de behandeling van moderne literatuur. "We besteden er klassikaal vrij veel aandacht aan, zodat leerlingen niet alles zelf hoeven uit te vinden."

Beperkt reservoir
Veel scholen hebben literatuurlijsten waaruit leerlingen een keuze kunnen maken. Vergelijking van een aantal van deze lijsten laat zien dat scholen uit de gereformeerde gezindte recent verschenen literatuur niet negeren. Niet alleen werk van christelijke auteurs, maar ook dat van seculiere schrijvers vult het reservoir waaruit de leerlingen uit de bovenbouw van havo en vwo kunnen putten. Zij het beperkt.

Op de lijst van de reformatorische scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam (onderdeel van het Wartburg College) staan onder het kopje "Modern proza" titels van onder meer Maarten 't Hart ("Het woeden der gehele wereld"), Anna Enquist ("Het geheim"), Jan Siebelink ("De overkant van de rivier"), Connie Palmen ("De vriendschap") en Roeltje Langenberg ("De zoom van zijn kleed", "Onder de guillotine"). De lijst van het Van Lodensteincollege in Amersfoort is wat niet-christelijke auteurs betreft beperkter: titels uit de jaren negentig van de twintigste eeuw staan er niet of nauwelijks op. Dat wil niet zeggen dat de meest recente literatuur bewust buiten de deur wordt gehouden. Voorzitter van de sectie Nederlands mevrouw C. H. Boogaard: "Aan het eind van het schooljaar wordt de lijst geëvalueerd en opgeschoond. Tijdens een sectievergadering kunnen de collega's aangeven of zij in de afgelopen tijd leuke boeken hebben gelezen die geschikt zijn voor de literatuurlijst. Anna Enquist zou een voorbeeld kunnen zijn."

Ook het Ichthus College in Veenendaal heeft een bescheiden aanbod van recente niet-christelijke literatuur. Behalve werk van Anna Enquist ("Het geheim" en "Het meesterstuk") staan op de lijst voor havo en vwo titels van Connie Palmen ("De wetten", "De vriendschap"), Tim Krabbé ("De grot", "Vertraging"), Jan Siebelink ("De overkant van de rivier", "Vera"), Carl Friedman ("Twee koffers vol") en Harry Mulisch ("De ontdekking van de hemel", "De procedure").

De Prins Mauritsscholengemeenschap overvoert zijn leerlingen evenmin met hedendaagse literatuur uit niet-christelijke hoek. Het laatste decennium is vertegenwoordigd met enkele titels van Jan Siebelink ("De overkant van de rivier", "De laatste schooldag") en Tessa de Loo ("De tweeling").

Christelijke literatuur
Het aanbod van christelijke literatuur op de lijsten is -begrijpelijkerwijs- veel hoger. Sommige scholen hebben een aparte rubriek met "modern christelijk proza" (Guido de Brès) of "Christelijk georiënteerd proza na 1945" (Ichthus College). Natuurlijk ontbreekt de naam van Joke Verweerd niet met "De Wintertuin", "De rugzak", "Permissie" en "Paradiso". Ook "Het negende uur" van Pieter Nouwen duikt meer dan eens op. Voor de vwo-leerlingen van het Ichthus College is dit werk zelfs verplichte kost. Deze school plaatst Vonne van der Meer ("Eilandgasten", het verplichte nummer voor havo-leerlingen) overigens niet bij de christelijke auteurs. Ook de Guido de Brès rangschikt het boek niet onder "Modern christelijk proza". De populaire schrijfster trok in 1997 de aandacht toen ze in het feministische maandblad Opzij bekende gelovig te zijn. Uit haar recente werk blijkt dat ook, zij het op een zeer subtiele manier. Het Van Lodensteincollege en de Prins Maurits maken geen onderscheid tussen christelijke en niet-christelijke literatuur.

Het Calvijn College gebruikt sinds de invoering van de Tweede Fase geen advieslijsten meer. Van Luik: "In principe gaan we ervan uit dat de literaire werken die in onze eigen bibliotheek/mediatheek staan voldoende te bieden hebben voor de leerlingen. Literatuur die we in klassenverband of in kleine groepen aan de orde willen stellen, maar die we liever niet vrij ter beschikking stellen via de mediatheek, hebben we in de klas of in de sectieberging op voorraad."

Criteria
De boeken die op de officiële literatuurlijsten belanden, worden zorgvuldig uitgekozen. Ook de werken die leerlingen zelf aandragen, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Afgezien van het niveau zijn het vooral de ethische aspecten die een rol spelen. "De aanwezigheid van vloeken is het belangrijkste criterium", zegt mevrouw Boogaard (Van Lodenstein), "en boeken met grove sekspassages willen we ook liever niet." Minderhout (Ichthus) vindt "de wijze waarop de auteur omgaat met religie, seksualiteit en andere identiteitsgevoelige aspecten" van belang. Hij tekent daarbij aan dat de keuze voor een bepaald boek afhankelijk kan zijn van de weerbaarheid en de leeftijd van de leerling. "Eventueel heeft overleg plaats met de ouders."

Van Luik (Calvijn College) noemt de "gangbare" criteria: "Een duidelijke antihouding tegen het christendom, godslasterlijke taal, seksuele uitspattingen. Helaas moeten we in ons vak, als we eerlijk omgaan met onze identiteit en bijbelse opdracht, herhaaldelijk 'waarschuwingsborden' neerzetten." Hij voegt er relativerend aan toe dat leerlingen "uit gemakzucht" bijna altijd de gemakkelijkste weg kiezen, zodat de boekenkeuze in de praktijk geen problemen oplevert.

Van Walsem (Prins Maurits) vindt het "ingewikkeld" om waterdichte criteria te formuleren. "Boeken die beroemd zijn om hun slechtheid laten we de leerlingen niet lezen. Dat geldt dan bijvoorbeeld voor titels van Jan Wolkers en Gerard Reve. Maar het blijft lastig de grens te trekken. Enkele collega's kwamen onlangs met "De procedure" van Harry Mulisch aandragen. We hebben het uiteindelijk toch maar niet op de lijst gezet. Wel worden we soepeler naarmate een boek van groter belang is als illustratiemateriaal bij een bepaalde periode. In "De aanslag" van Mulisch staan weliswaar vloeken, maar dat boek is zo typerend voor de jaren tachtig en qua thematiek dermate bijzonder, dat we daar niet omheen kunnen. In zulke boeken plakken we wel een waarschuwende sticker van de Bond tegen het vloeken. Bovendien worden ze klassikaal besproken en zijn de leerlingen verplicht er secundaire literatuur bij te lezen."

Kritische instelling
De meeste docenten vinden het belangrijk om tijdens de lessen Nederlands dieper in te gaan op de achtergronden van literatuur. Op het Van Lodensteincollege moeten examenleerlingen bijvoorbeeld voordrachten houden over dit onderwerp.

Ook het lezen van secundaire literatuur kan een middel zijn om het werk van omstreden eigentijdse auteurs kritisch te benaderen. Scholengemeenschap Prins Maurits heeft de zaken wat dat betreft structureel aangepakt. Op de boekenlijst is bij een aantal titels het lezen van aanvullende literatuur verplicht gesteld. Het gaat dan om passages uit onder meer "Een boos en overspelig geslacht" van C. Slings en "Moderne literatuur gewikt en gewogen" van C. Bregman en J. Schipper. De doelstelling hiervan is het bevorderen van een kritische instelling bij de leerlingen.

Van Walsem heeft bovendien voor de leerlingen van het vwo een aantal extra artikelen geselecteerd onder de noemer "De naoorlogse literatuur: kenmerken, achtergronden, confrontaties". Voor de havo-leerlingen is er de reader "Geen bezield verband. Fragmenten uit en in verband met de Nederlandse literatuur na 1945". De docent betreurt het dat er in de gereformeerde gezindte zo weinig kritisch materiaal beschikbaar is over moderne literatuur. "Er is echt behoefte aan secundaire literatuur met een levensbeschouwelijke visie op dit thema. We kunnen onze leerlingen niet zonder gids met hedendaagse schrijvers laten stoeien. Hier ligt een taak voor onze schoolbegeleidingsdiensten."

Op de lijst van de Guido de Brès staan enkele titels die gelezen mogen worden "na klassikale bespreking." Het gaat hierbij om werken van Harry Mulisch, Connie Palmen en Roeltje Langenberg.

Van Luik (Calvijn College) stelde vóór de invoering van de Tweede Fase de helft van het verplichte aantal te lezen werken klassikaal aan de orde. Dat gebeurt nog steeds, maar het gaat nu uiteraard om veel minder boeken. "Op deze manier kunnen we de leerlingen bij het lezen begeleiden", stelt Van Luik. "Bovendien moeten ze secundaire literatuur opzoeken en bestuderen." De docent gebruikt ook wel andere manieren om leerlingen met moderne literatuur te confronteren. "In de herfst hebben we "De reis van de lege flessen" van Kader Abdolah gelezen en uitgebreid geëvalueerd in 5-havo en 6-vwo. Deze schrijver is hier en daar nogal onthutsend 'eerlijk' over onze moderne maatschappij. We hebben hem op een themadag voor de bovenbouw als spreker uitgenodigd."

Vraagtekens
Minderhout (Ichthus) vindt het vanzelfsprekend dat moderne, niet-christelijke literatuur klassikaal wordt besproken. "Uiteraard, in de "begeleide confrontatie", zoals wij dat noemen, is de rol van de docent van onmisbaar belang." Minderhout behandelt moderne literatuur "in ieder geval in de les." Leerlingen van het Ichthus College zijn ook verplicht secundaire literatuur te lezen. Eventueel kunnen ze gebruikmaken van internet.

De sectie Nederlands van het Calvijn College in Goes is momenteel bezig de literatuurlijst aan te vullen met "CLO-coryfeeën" als Louis Krüger, Joke Verweerd en dichters als Henk Knol en Harmen Wind. Van Luik: "Nogal wat verschil in niveau hier en daar, maar we willen vooral de moderne christelijke literatuur promoten. Al hebben we bij de wezenlijke christelijke identiteit ervan wel eens vraagtekens."

Minderhout wil ook het lezen van niet-christelijke boeken uit de jaren negentig stimuleren. "Van die periode moet de bovenbouwleerling eveneens een indruk krijgen en zich er een mening over vormen. Bij de literaire ontwikkeling horen alle periodes, stromingen en dergelijke aan de orde te komen."