"Zeven delen, dat is toch niet te doen", zegt Jo Daan (94) minachtend. In de romanserie "Het Bureau" van schrijver J. J. Voskuil figureert de krasse, hoogbejaarde vrouw als Dé Haan. Sinds het verschijnen van de serie keurde Daan haar nog geen blik waardig. Ook al staat het Meertensinstituut waar ze het grootste deel van haar werkzame leven sleet erin centraal. De enkele radio-uitzending over "Het Bureau" die ze beluisterde, bracht ook geen verandering in haar afwijzen. "Wat erin gezegd wordt, blijft amper bij me hangen. Dat zegt genoeg."
De vechtlust ontvlamt in de oude Daan zodra het gaat over haar figurantzijn. In zijn romanserie "Het Bureau" typeert schrijver Voskuil Daan als een vinnige tante die vecht voor haar rechten en niet met zich laat sollen.
Niet dat figurant Daan de karakterisering wil weerspreken, want Voskuil heeft het in dat opzicht inderdaad bij het juiste eind. Maar als hij gaat schrijven over het reilen en zeilen op het instituut moet hij natuurlijk wel de ware toedracht uit de doeken doen. Anders doet Daan -slechts bij hoge uitzondering gestoord door een hapertje in het geheugen- dat zelf wel. Bijvoorbeeld door te vertellen dat ze "geen kat" was toen ze op het instituut -toen nog het Dialectenbureau- kwam werken, maar dat ze het daar geworden is.
De bungalow in het Overijsselse Barchem, waarin ze na haar pensionering vanuit Amsterdam neerstreek, oogt als een onneembare vesting. Dicht opeengeplante coniferen en zorgvuldig gesloten luxaflexen maken duidelijk dat Daan weinig behoefte aan onaangekondigd bezoek heeft. De oorzaak noemt ze zelf: de ouderdom maakt haar een gemakkelijke prooi voor gasten met kwade bedoelingen. En die zijn er zelfs in Barchem, verzekert Daan. Wie niet beter wist, zou denken dat in de bungalow een gebrekkige, uitgebluste dame schuilgaat. Maar met dat vooroordeel maakt de vrouw des huizes korte metten.
Soms, terwijl ze werkt aan haar autobiografie -ze is inmiddels aangeland in de jaren '30-, ziet ze alles weer helemaal voor zich: het naargeestige Meertensinstituut, alias Het Bureau, met zijn talrijke werkkamers. Zittend in een van die kamertjes tikt P. J. Meertens, de excentrieke directeur, achter zijn statige typemachine met beide wijsvingers de ene brief na de andere. "Die man was zo afkerig van alles wat modern was, dat hij zelfs geen poging deed zijn vulpen zelf te vullen. Dat moest de bediende doen", zegt Daan.
Logisch
Haar oordeel over het werk van Meertens is tweeledig. "Eigenlijk wist de man zich geen raad met het werk dat hij moest doen. Achteraf is dat ook niet verwonderlijk; hij had nooit als zodanig moeten worden aangesteld. Bij professor De Vooys had hij veel meer literatuur- dan taalkunde gehad. Toen hij er pas zat, heeft hij echter wel kans gezien de eerste onderzoeken op te starten en het leger van correspondenten op te bouwen."
Verrast dat ze in "Het Bureau" voorkomt, is ze niet. "Als je daar een boek over gaat schrijven, is het logisch dat ook ik erin genoemd
word. Ik heb er vanaf 1940 tot mijn pensioen gewerkt."
Nieuwsgierig naar de inhoud ervan is ze al evenmin, omdat er volgens haar genoeg bekend is over haar en haar taak op het instituut. "Kennissen die "Het Bureau" lezen, kunnen dus heel goed uitmaken wat waar is en wat niet. En of iemand over mij nou de waarheid vertelt of allerlei roddels, dat doet me niks."
In de gesprekken die Daan nog voert met oud-collega's komt Voskuil zelden ter sprake. Of ze nu praat met Claasje Batelaar van de administratie, of met Ab Spaargaren, de technisch onderhoudmedewerker, nooit voelt ze de neiging eens over de bejubelde romanschrijver te beginnen. "Hij zat op een andere afdeling en we zagen elkaar zelden", licht Daan toe. "Bovendien kwam hij pas na de oorlog en zat ik er al vanaf 1940."
Geluidsapparatuur
Eén ding zit Daan nog altijd dwars. Een verzoek dat ze ooit indiende voor de aanschaf van bepaalde geluidsapparatuur werd om onduidelijke reden geweigerd. "Ik had om die apparatuur gevraagd om de uitspraak van dialecten te kunnen horen. Met fonetisch schrift was dat niet goed mogelijk." Boos: "Vervolgens bleek die apparatuur wel beschikbaar voor de afdeling volkskunde waar Voskuil werkte." Haar conclusie: geld dat voor een afdeling als volkskunde wel beschikbaar was, was dat voor haar afdeling, de afdeling dialect, niet.
Ook Daans voorstel om beide afdelingen gebruik te laten maken van de apparatuur werd afgewimpeld. "Voskuil wilde dat niet en het lijkt erop dat Meertens niet geprobeerd heeft hem te overtuigen van het financiële voordeel."
De keus om het instituut te vernoemen naar zijn oud-directeur Meertens beschouwt Daan niet als de meest gelukkige. "Ik heb de huidige directeur, Hans Bennis, afgeraden die naam te gebruiken." De aanleiding voor dat advies, zo vertelt Daan, is gelegen in de door mr. dr. P. B. Schuman geschreven biografie over Meertens.
"Dat Meertens pederast was, wist ik. Maar als reactie op een uitvoerig verhaal van zijn biograaf heb ik gezegd: Hij was een misdadiger. Bennis vond het echter geen bezwaar de naam te handhaven, omdat het allemaal zo lang geleden is. Gelukkig heten in Nederland
meer dan 274 mensen Meertens. Dat ben ik op de computer nagegaan."
"Tegenwoordig", zegt Daan, "weet je aan welke verschijnselen je homoseksualiteit kunt herkennen. Maar in 1930 was dat onderwerp nog taboe, daarover praatte je niet. Daardoor heb ik toen Meertens' homoseksualiteit ook niet onderkend. Ik was niet groen, maar dat doorzag ik niet."
Al pratend over het instituut borrelen er nieuwe herinneringen op. Bijvoorbeeld over de oorlogstijd. Daan verving toen Meertens, die in die periode om onduidelijke reden een celstraf uitzat. Daan: "Mijn beweegredenen om hem te vervangen, waren: de naam van het instituut sparen, het contact met de correspondenten in stand houden, kortom alles zo goed mogelijk laten doorgaan. Dankzij de oorlog is dat aardig gelukt. Maar het was wel moeilijk, want alleen al omdat het bureau kans zag door te draaien, was het verdacht."
Na een korte stilte: "Maar dat is alles lang geleden en in de biografie die voltooid is zal een heel ander beeld gegeven worden dan wat Voskuil schetst."
"De deur ging open, juffrouw Haan keek naar binnen. "Wat gebeurt er?" vroeg ze verschrikt.
"Ik deed voor hoe je moet dorsen", verontschuldigde Maarten zich.
"Maar dat kan toch niet hier!" zei ze verontwaardigd. "Ik dacht dat een van u viel!" Ze sloot de deur weer, zonder op antwoord te wachten.
"We zullen in de tuin gaan", stelde Maarten (Koning, alias J. J. Voskuil, red.) voor.
Ze volgden hem door het tweede lokaal, langs het bureau van juffrouw Haan, die alweer zat te werken. Ze besteedde geen aandacht aan hen."
Uit: "Het Bureau", deel 2, door J. J. Voskuil.