Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: A. F. van Toor

"Ik heb nog steeds slapeloze nachten"

De verhouding was vertroebeld, ook met de gewone kerkmensen. Prof. J. Kamphuis parkeerde eens zijn auto voor het huis van een gereformeerd vrijgemaakte broeder. Toen deze naar buiten kwam, vroeg de hoogleraar of parkeren daar was toegestaan. "Mén mag hier staan, maar u niet." "Zo keken mensen tegen mij aan. Ik heb de auto ergens anders geparkeerd." Het beeld van de Kamper vrijgemaakten over prof. Kamphuis wordt in Henk Werkmans boek "Het hondje van Sollie" niet bijgesteld. In dat boek figureert hij mede als de hardliner prof. Goes.

Het conflict rond de Open Brief van 1966, gericht aan de kerkenraad van Groningen-Zuid en geschreven door 25 vrijgemaakten (onder wie veel predikanten), trok diepe sporen. Niet het minst in Kampen, een vrijgemaakt bolwerk met theologen in overvloed. In de kerken op de kansels, in de universiteit achter de katheders. Het dieptepunt vormde de scheuring in 1967. Degenen die buiten het vrijgemaakte kerkverband kwamen te staan, vormden de Nederlands Gereformeerde Kerken of keerden terug naar de Gereformeerde Kerken synodaal. Hans Werkman schetste de breuklijnen in een roman: "Het hondje van Sollie". 

Als de hoofdpersoon Tijs Cox op zijn bromfiets op 13 augustus 1965 het boek en Kampen binnenrijdt, is de kerkelijke sfeer al broeierig en ziek. De verse hoogleraar Goes -steil en stellig- en de predikant Oegema -bollig en boertig- wonen en leven tegenover elkaar. Tussen hen in het water van de Burgel. Ook het Nauwe Morrenbruggetje kan de twee niet bij elkaar brengen. De Brandbrief, die door Goes wordt verafschuwd maar door Oegema onderschreven, zorgt voor verwijdering. 

Tijs sluit vriendschap met Klaas en -voor korte tijd- met Maaike Goes, kinderen van de hooggeleerde. Het kerkelijke conflict voert de theologisch student Klaas naar een wanhopig cynisme; Maaike kiest onvoorwaardelijk voor het gelijk van haar vader. Tijs denkt de kool en de geit te sparen, maar verliest daarmee zijn vrienden. Zelfs raakt hij zijn bejaarde vriend Sollie kwijt, die met zijn hondje jammerlijk verdrinkt in de IJssel als het pientere pookje van zijn DAF in de verkeerde richting staat. Ten slotte speelt de predikant Carré een rol. Carré is een begaafd spreker; hij zegt de dingen raak, maar soms raar. 

"Het hondje van Sollie" neigt ernaar een sleutelroman te zijn. Hoewel feit en fictie, waarheid en verdichtsel door elkaar heenlopen, zijn de personages uit het boek te herkennen. Ds. Carré en ds. Visée, indertijd predikant in Kampen, moeten dezelfden zijn. Ds. Oegema lijkt verdacht veel op ds. J. O. Mulder en de hoogleraar Goes is een vermenging van prof. J. Kamphuis en prof. H. J. Schilder. 

Kerkelijke toenadering 

Prof. J. Kamphuis (82), vrijgemaakt emeritus hoogleraar kerkrecht, straalt weinig stellige steilheid uit. Hij zegt wars te zijn van kerkelijke smalheid en wil graag openstaan voor anderen. Hartelijk heeft hij zich ingezet voor kerkelijke toenadering tot de christelijke gereformeerden. De hoogleraar Van 't Spijker rekent hij tot zijn vrienden, maar hij voelt zich ook verbonden met de Nederlands gereformeerde drs. H. J. de Jong. Zijn boekenkast strekt zich uit van Kersten tot Kohlbrugge, van Schilder en Schuurman tot Schopenhauer. Als bestuursvoorzitter van het woningencomplex waarin hij huist, doet hij geen enkele moeite om juist kerkelijke mensen in het woningencomplex te huisvesten. Hij woont graag in een pluriforme omgeving "waar je aan mensen van allerlei snit nog eens een goed woord kwijt kunt." 

De hoogleraar hoorde van het boek van Werkman, "maar de uitgever was zo onhoffelijk" hem geen exemplaar toe te sturen. Het boek is gelukkig nog te koop en de hoogleraar leest zich op verzoek in. Hij herkent zich kortweg "geheel niet" in de tekening van prof. Goes. "Voorzover er herkenningspunten zijn, raken die meer prof. H. J. Schilder. Wel zijn enkele citaten van mij in de mond van prof. Goes gelegd. Hoe kun je van twee personen één maken; dat is bij voorbaat een aanslag op de realiteit. Het maakt je weerloos als je het leest. Ds. Visée is de enige persoon die Werkman een eigen leven gunt; die is over het algemeen goed getekend. Verder heb ik noch prof. Schilder ooit aan de Vloeddijk gewoond." 

Nadrukkelijk aanwezig 

De jonge onderwijzer Tijs Cox bekijkt de oplopende spanningen enerzijds afstandelijk, niet als direct betrokkene. Anderzijds ervaart hij de pijn van de gebroken verhoudingen onder het kerkvolk, het toenemend wantrouwen en de opeenstapeling van emoties. En Tijs, dat mag duidelijk zijn, is de jonge Werkman zelf. "Zijn keuze om feit en fictie te vermengen geeft hem de hoge verantwoordelijkheid om objectief te blijven, zowel in het oproepen van sfeer als het beoordelen van personen. Daarin schiet hij naar mijn mening geheel tekort." 

Wat de hoogleraar vooral raakt is de bagatellisering van de kern van het conflict. "Het ging niet in de eerste plaats om de vraag of de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de enige ware kerk zijn. Dat is een grove vertekening. Er waren immers innige contacten met de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Zuid-Koreaanse presbyteriaanse Kosinkerken. Het ging in deze situatie veel meer om de christelijke troost bij het sterven. Ds. Telder schreef in een boek dat tussen het sterven en de opstanding de mens alleen maar dood is. Werkman relativeert dat tot een kleine vergissing van een toch vrome man. Maar ds. Telder sneed daarmee in het woord van de Heere Jezus: Héden zult gij met mij in het paradijs zijn. De Open Brief vroeg ruimte, ook voor Telders exegese. Dan ervaar ik het als smartelijk om te worden neergezet als een waakhond die tegen een muis blaft. Ik kan niet mee met een dergelijke relativering. Elke dag dat ik de dood dichter nader, verheug ik mij meer in dat heerlijk Evangelie van genade dat troost biedt aan ieder die in stervensnood tot de Heere roept. Heden!" 

Verwijtende toon 

Het ergert prof. Kamphuis dat de theologen het altijd hebben gedaan. "Die verwijtende toon wordt in de loop van het verhaal steeds agressiever. Het gaat dan om dé theologen. Dat is een te gemakkelijke oplossing van de schuldvraag. Wie zijn dat: dé theologen. De Brès was ook theoloog, en Calvijn." Anderzijds zegt de hoogleraar te beseffen dat een deel van het kerkvolk zich onbehaaglijk heeft gevoeld. Te moeten kiezen en dat niet te willen of te kunnen. "De oude Sollie met zijn hondje vertegenwoordigt hen in het boek. Ik ben met deze Sollie -van wie ik de naam niet meer weet- wel eens meegereden en was blij het er levend afgebracht te hebben. Hij was een buitengewoon slechte chauffeur en daarom is het ook niet verwonderlijk dat zijn leven in de IJssel eindigde. Heeft hij in verwarrin g gehandeld? Wist hij het niet meer: vooruit of achteruit? Dat gold ook een deel van het kerkvolk. Ik heb er velen in verwarring zien wegdrijven van de kerk. Je verliest hen zo vaak aan een moderne trend. Dat doet onzegbaar pijn. Slapeloze nachten had ik ervan, en ik heb ze nog steeds." 

De oude Sollie zegt op een gegeven moment: "Eenzijdigheid is ons aller kwaal, als de storm gaat liggen komen we wel tot bezinning, misschien." Prof. Kamphuis: "In een conflict ben je sterk gericht op de desbetreffende kwestie. En daarmee heb je onvoldoende oog voor andere problemen. Na de storm in 1967 bleef ik hoogleraar kerkrecht en kwam tot de ontdekking hoe ontstellend veel huwelijksleed er beleefd wordt. Ook in de kerk komt een huiveringwekkende ontrouw voor. Natuurlijk ook voor 1967, maar het brandpunt lag voor ons elders. Zo kan barre ellende ondersneeuwen en is de schade die een conflict veroorzaakt veel groter dan je denkt." 

Zou de kwestie van toen ook nu een kerkelijk conflict waard zijn? "Met het oecumenisme waar de Open Brief mee inzette, kan ik nooit uit de voeten. Het gaat om de waarheid van het Evangelie. Daar zou ik opnieuw voor willen strijden." 

Gesprekken met romanpersonages

"Zijn vrouw duwde zich juist aan een glimmend wiel door de gang de keuken in. Hij legde de krant op haar schoot en wees op de snor.
"Ach", zei ze, "Schweitzer gestorven. Aan zulke mensen heeft de wereld gebrek."
"Ja", zei hij, "maar hij loochende Christus als de zoon van God."
Ze nam de krant op, las het korte bericht en zei: "Soms hoop ik, Remmelt, dat God veel door de vingers ziet."
"Maar Gerda Morgen heeft het Gereformeerd Familieblad ongetwijfeld een beter artikel over Schweitzer."
Hij aaide over haar haar en zuchtte.
"Heb je het nieuwsblad boven zitten lezen?"
Hij knikte.
"Niks voor jou. Zit je in een windstilte?"
"De kerk is een heksenketel. De pot borrelt, de vergiftige dampen slaan eraf."
"Je moet je er niet door laten bedwelmen, jongen. Neem ook eens afstand. Polemiseer toch wat minder en neem meer tijd voor rustige studie. Je bent hier benoemd tot hoogleraar. Niet tot kerkleider.""Eén is uw Meester, vrouw. Als Hij mij naar de barricaden stuurt, heb ik te gaan. Wie niet polemiseert, is niet bekeerd." "Volledig citeren, Rem. Eén is uw Meester, en gij zijt allen broeders." 

Uit: "Het hondje van Sollie", door Hans Werkman