De Franse literatuur kent twee klassieke romans over de Eerste Wereldoorlog: "Het vuur" (1926) van Henri Barbusse en "Houten kruisen" (1919) van Roland Dorgelès. Het laatste boek is nu vertaald beschikbaar als deel 11 van de reeks Oorlogsdomein. Een verslag van een ooggetuige.
Hoe zal de boekhandel de stroom boeken over de Eerste Wereldoorlog moeten verwerken, als over tien jaar de honderdste herdenking plaatsvindt? Nu al verschijnt een niet meer bij te houden stroom publicaties over tal van aspecten van de "Grote Oorlog". Heeft de Eerste Wereldoorlog op de een of andere manier iets romantisch, hoe gek dat ook klinken mag? De Tweede Wereldoorlog was een moderne oorlog, met een grote rol voor de luchtmacht en voor tanks. In de Eerste Wereldoorlog speelden vliegtuigen nauwelijks een rol, tanks rolden pas in de laatste fase van de oorlog het toneel op.
De Eerste Wereldoorlog was een oorlog van mannen in modderige loopgraven, het geweer in de aanslag, turend over de borstwering. De militaire uniformen van de Fransen waren negentiende-eeuws: een rode broek, een blauwe jas. Het was ook de oorlog die een einde maakte aan een positieve stemming in Europa, aan de gedachte aan vooruitgang. Misschien is dat de reden waarom er zo veel boeken zijn verschenen als getuige van de oorlog. Veel dagboeken en ooggetuigenverslagen zagen het licht. De reeks Oorlogsdomein, die in 2000 van start ging, telt nu reeds zes delen die de Eerste Wereldoorlog betreffen. Dat is een indicatie van de klap die deze oorlog teweegbracht in Europa.
De genoemde roman "Het vuur" van Henri Barbusse -die eerder in Oorlogsdomein verscheen- is daarvan een sterk bewijs, wat ook geldt voor oorlogsboeken van uiteenlopende schrijvers als E. M. Remarque ("Van het Westelijk front geen nieuws") en Louis de Barthas ("Oorlogsdagboeken").
In vrijwel elke roman over de Eerste Wereldoorlog is de ontzetting voelbaar over de aanslag op de menselijkheid die de oorlog ten diepste is. Dat geldt ook voor "Houten kruisen" van Roland Dorgelès. Zijn roman bevat zeventien hoofdstukken, die met elkaar een indringend beeld geven van het leven van soldaten in oorlogstijd.
Er is niet zozeer een ontwikkeling die de roman van het begin naar het einde brengt. De hoofdstukken zijn impressies van het frontleven en vinden hun eenheid in de verrichtingen van een "escouade" -de kleinste legereenheid, zo'n tien soldaten- die je als lezer op de voet volgen kunt. De taferelen zijn afwisselend, de spanning wisselt sterk. Achter het front genieten de soldaten intens van een klein beetje rust, in de voorste linie heersen spanning en angst.
Onzinnig vertrouwen
Wat is opmerkelijk aan deze roman, wat onderscheidt Dorgelès van anderen? Beantwoording van die vraag zou een uitgebreide studie vergen, want zoals gezegd: boeken over de Eerste Wereldoorlog zijn er vele. Maar in vergelijking met bijvoorbeeld Remarque en Barbusse valt op dat Dorgelès tamelijk weinig bespiegelt over de wanhoop van de soldaten. Bij Remarque vind je nogal eens verzuchtingen over de "verloren generatie", de jonge soldaten die voorgoed getekend zullen zijn door de oorlogservaringen. Remarque duidt dit in culturele, levensbeschouwelijke termen en lijkt een vooruitblik te geven op het nihilisme.
Die bespiegelende factor tref je ook aan bij Barbusse, die allerlei godsdienstige motieven betrekt in zijn beschrijving van het frontleven. Veel soldaten zijn van christelijken huize en in het benauwde moment van de veldslag komt dat vaak naar boven, dan zijn er plotseling gebeden of bijbelteksten. Barbusse reflecteert hierover en komt ergens tot de conclusie dat de christelijke levensleer en de God van de Bijbel failliet zijn nu zo'n gruwelijke oorlog blijkt te kunnen bestaan. Bij Dorgelès vindt men hiervan weinig tot niets terug. Toch is de wanhoop wel met handen te tasten, zoals in deze regels: "Sterven! Kom nou! Híj zal misschien sterven, en de buurman en nog anderen, maar jijzelf, jíj kunt niet sterven Dat kan niet in één keer verdwijnen, die jeugdigheid, die vreugde, die onbegrensde kracht. Je hebt er tien zien sterven, je hebt er honderd zien vallen, maar dat jij aan de beurt komt om een blauw hoopje op het veld te worden, dat geloof je niet. Ondanks de dood die ons achtervolgt en overvalt wanneer hij wil, hebben we nog een onzinnig vertrouwen."
Levenslust
De sfeer in de roman van Dorgelès wordt ook bepaald door de tegenstelling geluk en ongeluk. De loopgraven vormen het negatieve decor, in het achterland is het goed toeven. De levenslust is bij Dorgelès niet helemaal verdwenen, de wanhoop maakt niet alles grijs en grauw. Intens wordt er genoten van een warm plekje om te slapen, van een ontmoeting met medemensen, van de natuur. Dorgelès probeert op zulke momenten die indrukken van geluk nadrukkelijk neer te zetten met krachtige verbeelding en literaire middelen.
Dat geeft aan hoe bij Dorgelès de gruwelijkheid van de oorlog geen totale wanhoop teweegbrengt, zoals bij Remarque of bij Barbusse in zekere zin het geval is. Een gezamenlijke maaltijd kan dan ook een ware vreugde zijn voor de soldaten van Dorgelès: "Een waar familiediner, een van die winterse maaltijden, intiemer, gemoedelijker dan andere, waarbij het kouwelijke geluk zich bij de haard komt nestelen. Zijn we soldaten? Nauwelijks, we vergeten het. Berthier heeft z'n jekker aan en verder zijn er een of twee blauwe uniformjasjes, maar de anderen dragen een trui, een vest, niets militairs. Zorgeloos, sterk, schateren wij vijfentwintigjarigen van het lachen. Het leven is een uitgestrekt veld, vòòr ons, waar we overheen gaan rennen."
N.a.v. "Houten kruisen", door Roland Dorgelès; uitg. De Arbeiderspers; Reeks Oorlogsdomein nummer 11; vertaald door Mechtild Claessens; met een nawoord van Pierre Schoentjes; ISBN 90 295 1409 4; 344 blz.