Vier moorden op één dag; bijna slaagt de kerkelijke macht erin een eeuwenoude waarheid voorgoed van de aardbodem weg te vagen. Slechts door de scherpte van een onafhankelijke geest, en door bewonderenswaardige vasthoudendheid, kan het gevaar worden afgewend. Dat is de teneur van Dan Browns bestseller "De Da Vinci Code", die bij christelijke gemeenten in Amerika al voor heel wat opschudding zorgde.
Een boek met twee gezichten is het, zo ongeveer in de traditie van Harry Mulisch' meesterwerk "De ontdekking van de hemel". Het boeiend vertelde verhaal doet de lezer verbaasd staan over het niveau dat een romanschrijver kan bereiken, door zijn enerverende fictie geloofwaardig te doorspekken met tal van historische, wiskundige en natuurwetenschappelijke gegevens. Maar sijpelt door die prachtige vorm vervolgens langzaam de inhoud naar binnen, dan proef je de bitterheid van een valse boodschap.
Op het eerste gezicht leek er niet zo veel aan de hand toen vorig jaar april in Amerika het nieuwe boek van Dan Brown verscheen. Natuurlijk, de geestelijke leidslieden van de christelijke kerken kenden zijn eerdere wetenschap-versus-religiethriller en wisten dus wat ze van hem konden verwachten. In "Het Bernini Mysterie" had Brown weinig heel gelaten van het Vaticaan. Maar net als toen zou een duidelijke verwijzing naar het fictieve karakter van het boek volstaan om eventuele verwarring het hoofd te bieden, zo was de gedachte.
"De Da Vinci Code" bleek echter een slag vileiner. Al snel circuleerden schokkende verhalen over christenen en soms hele gemeenten die in opperste staat van verwarring verkeerden. Brown bleek een bommetje te hebben gelegd onder hun algemene, ongetwijfelde geloof. Bovendien bood hij koren op de molen van de godsdienstcritici. Dat legde hemzelf overigens geen windeieren. Niet minder dan een jaar lang voerde hij in een miljoenenstad als New York de lijst van bestverkopende auteurs aan.
Zo'n 'succes' kon eenvoudig niet onbeantwoord blijven. In hetzelfde jaar verschenen negen boeken van bekende christelijke auteurs, allemaal directe reacties op "De Da Vinci Code". Onder hen Paul Maier, docent oude geschiedenis aan de Western Michigan University van Kalamazoo. Hij verwierf recent bekendheid als auteur in hetzelfde genre als Brown. De theologische thrillers "Het Rama-document" (2003) en "Operatie Wederkomst" (2004) van Maier staan echter duidelijk ten dienste van een andere boodschap dan de boeken van Brown.
Het is opvallend hoe eensgezind de christelijke auteurs het boek van Brown bestrijden. Elk laat vanuit een eigen invalshoek zien dat de 'feiten' van Brown lang zo onomstotelijk niet zijn als ze lijken. Het tijdschrift Christianity Today vatte de reacties onlangs samen: ""De Da Vinci Code" staat bol van verzinsels, variërend van dwaze interpretaties van schilderijen van Da Vinci tot onbewezen aanklachten tegen de Romeinse keizer Constantijn." Een zinvolle constatering alvorens de lezer het boek, dat in april in het Nederlands verscheen, induikt.
Heilige graal
Het begint allemaal met een moord in het altijd tot de verbeelding sprekende Louvre in Parijs. Al snel wordt duidelijk dat het de laatste is in een serie van vier, waarbij het gaat om mensen die samen een belangrijk geheim bewaarden. Gaandeweg wordt duidelijk dat zij dit deden namens de "Priorij van Sion". Brown maakt hier gebruik van een werkelijk bestaande organisatie, waartoe in het verleden mensen als Sir Isaac Newton, Botticelli, Victor Hugo en Leonardo da Vinci behoorden.
Het slachtoffer in het Louvre, hoogste Priorij-baas Jaques Saunière, krijgt het dodelijke schot in zijn buik. Dat biedt hem de tijd om vlak voor zijn sterven een teken achter te laten, dat anderen in staat moet stellen het belangrijke geheim toch weer te achterhalen. Zo wordt het geheim tot een graal, waarop twee partijen een dodelijke jacht maken. In dienst van het geheim van Saunière en de zijnen staan zijn kleindochter Sophie Neveu, agente bij de afdeling cryptologie, en Robert Langdon, hoogleraar religieuze symboliek.
Hun zoektocht wordt ernstig belemmerd doordat gewone politiemensen de verborgen boodschap van Saunière slechts kunnen opvatten als een beschuldiging aan het adres van Langdon. Intussen zit de echte moordenaar niet stil. Hij blijkt een gezant van de ook al werkelijk bestaande behoudend rooms-katholieke organisatie Opus Dei. Waar Sophie Neveu en Robert Langdon het geheim willen onthullen of in elk geval bewaren, zoekt hij het voor altijd te vernietigen. Want onthulling zou dodelijk zijn voor de christelijke kerk.
De race voert de partijen via Versailles en Londen naar Rosslyn Chapel, de kathedraal der Codes, bij Edinburgh in Schotland. Gedurende de race wordt aan de hand van allerlei cryptische aanwijzigen langzaam duidelijk wat de "heilige graal" nu precies is. De aanwijzingen lopen via verbluffende details in schilderijen van Da Vinci, getallensymboliek en spitsvondige semantische raadsels die alleen met de juiste historische kennis kunnen worden opgelost. Uiteindelijk verliest Opus Dei en blijft het geheim in leven, nota bene in het Louvre waar het allemaal begon.
Maria Magdalena
Het geheim -ofwel de 'waarheid' van Brown- is de theorie dat Jezus Christus getrouwd is geweest met Maria Magdalena. Zij zouden samen een dochter hebben gekregen, die uiteindelijk in het zuiden van Frankrijk terechtkwam en die de moeder werd van het Merovingische vorstenhuis. Die theorie is in de oude Griekse cultuur ooit opgekomen uit gnostische lezingen van Jezus' omwandeling op aarde. Later zouden de zogeheten tempeliers, een orde van kruisvaarders, er in Jeruzalem bewijs voor hebben gevonden.
Over de aan Bernard van Clairvaux gerelateerde tempeliers is bekend dat ze rijk waren. In de lezing van Brown kwam dat door zwijggeld dat de Rooms-katholieke Kerk hun zou hebben betaald. De kerk stond immers in de traditie van keizer Constantijn, in wiens tijd de bijbelse canon werd vastgesteld. Daarin kwamen niet de zogenaamde geheime gnostische evangeliën. Zo koos de Vroege Kerk, volgens Brown, partij tegen alles wat vrouwvriendelijk was. God werd mannelijk, Maria Magdalena verdween naar de achtergrond en seksualiteit werd iets lelijks.
Zo kortweg weergegeven, lijkt het kolder waarvoor elke krantenregel te veel aandacht is. Toch slaagt Brown erin het heel overtuigend te brengen. Met allerlei gegevens weet hij telkens weer indruk te maken. Slechts één voorbeeld om dat te illustreren. Wie Da Vinci's schilderij van het laatste avondmaal nog eens goed bekijkt, ziet met Brown ineens een vrouw, en geen man, ter rechterzijde van de Heere Jezus zitten. Heel opmerkelijk. Je vraagt je meteen af waarom Da Vinci dat zo gedaan heeft.
Eigen aannames
Wie vervolgens de christelijke reacties doorneemt, merkt echter al snel hoezeer Brown drijft op eigen aannames en interpretaties. Híj vindt de canon en de kerk vrouwonvriendelijk, híj gaat ervan uit dat het vóór Constantijn om het even was of je een gnostisch evangelie las of het veel oudere Markus-evangelie, híj meent te weten dat een vrijere seksuele moraal beter is voor de mens en dus bij God hoort. Daarbij propageert hij zijn waarheid opvallend genoeg even stellig als hij bestrijdt dat de christelijke kerk de waarheid mag claimen.
Het valt Brown, bij alle respect voor zijn verteltalent, ronduit te verwijten dat hij zulke dubieuze gegevens en aannames gebruikt in een roman, waarmee hij verregaande suggesties over waarheid en leugen wekt. Als Brown voor de wereld een belangrijk geheim wil onthullen, laat hij dan een wetenschappelijke studie schrijven en de toetsen der kritiek doorstaan. Wil hij thrillers schrijven, dan moet hij zijn geoorloofde fantasie niet oneigenlijk vermengen met een specifiek antichristelijke agenda.
N.a.v. "De Da Vinci Code", door Dan Brown; uitg. Luitingh, Amsterdam, 2004, ISBN 90 245 4800 4; 429 blz.