De omnibus "Reis door de nacht" vertelt het verhaal van de familie De Boer, die vanaf het uitbreken van de oorlog verzeild raakt in het verzet. De Vries schetst realistisch de verwarring van de eerste oorlogsdagen, het contrast tussen het landelijke Drentse leven en de verschrikkingen van het geweld, de jacht op de Joden en vooral de verbeten verzetsactiviteiten van vader De Boer en diens jongens.
Sympathie heb je als lezer voor deze verzetsmensen, zonder dat De Vries hun buitenproportionele grootheid toedicht: juist niets menselijks is hun vreemd, ze kunnen bang zijn, aarzelen, zweten, huilen enzovoort.
De Vries laat vader De Boer zijn zoons waarschuwen dat je geen mensen mag haten, maar alleen het kwaad. Bovendien, ook de Engelsen hebben hun concentratiekampen gehad. Er zijn trouwens NSB'ers die geen kwaad in de zin hebben. Maar buurman Walinga is niet alleen NSB'er, hij is een slecht mens en dat is nog gevaarlijker. De termen zijn dus niet inwisselbaar.
Het front van het goed-foutperspectief loopt vooral tussen verzetsmensen en onderduikers versus landverraders, voor wie de auteur geen begrip heeft. De roman heeft onmiskenbaar documentaire waarde: De Vries heeft eigen ervaringen en die van anderen verwerkt. In de jaren vijftig was Anne de Vries met dit boek en titels als "Bartje" (1935), "Bartje zoekt het geluk" (1940) en "Hilde" (1939) de meest gelezen schrijver van Nederland.
Anne de Vries, "Reis door de nacht" (1951-1958).