In een Urker vissersgezin slaat de ontzetting toe als een zoon zich met zijn vriend aanmeldt bij de Duitse Wehrmacht. Een verrader, vreest het thuisfront. Dat is natuurlijk uitgesloten, want daarvoor zit de liefde voor volk en vaderland bij het dappere tweetal veel te diep.
Niet verwonderlijk dus dat beiden, zodra de gelegenheid zich voordoet, met bewakingsvoertuig 567 -nota bene de oude Urker vissersschuit van de hoofdpersoon- koers zetten richting Engeland. Daar sluiten ze zich aan bij de marine.
Als D-day een feit is en ook de Slag om Arnhem is gestreden, staat niets een gelukkig weerzien van de hoofdpersoon met zijn geliefde in de weg.
Het oorlogsproza van Norel is in zijn soort, het eendimensionale heldenepos, nog altijd onovertroffen. "Voortdurend rommelen explosies, donderen kanonnen, blaffen mitrailleurs. Van hoge masten maaien felle bundels over zee, en zodra een M.T.B. in zulk een kegel wordt gevangen, dondert het geschut en sproeien kogels uit de Duitse mitrailleurs."
Meer dan een sterk geromantiseerde ode aan de vechters voor de vrijheid heeft Norel zijn lezers nooit willen bieden. Een belemmering voor zijn trouwe, grotendeels uit de bevindelijk gereformeerde hoek afkomstige lezerspubliek is dat nooit geweest; dat verslond en verslindt zijn smeuïge verhalen.
K. Norel, "Engelandvaarders" (1945-1947).