Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Enny de Bruijn

Dichter van het verlangen

Geerten Gossaert was huiverig voor "christelijk dichterschap". "Hij was doodsbenauwd voor poëzie in de lijn van Abraham Kuyper met z'n christelijke geitenfokvereniging", zegt dr. J. de Gier, die een nieuwe uitgave van Gossaerts bundel "Experimenten" verzorgde. "Kunst valt volgens hem niet te organiseren. Wanneer welke levensbeschouwing dan ook de overhand krijgt over het gevoel, schrijf je geen echte poëzie - dan kom je niet verder dan berijmde theorie." 

Gossaert is een moeilijke dichter. Je ziet het al bij het openslaan van zijn bundel: veel Latijn, veel gecompliceerde zinnen, veel archaïsmen. "Dat deed hij bewust, kunst was niet iets voor de massa. Zijn gedichten waren bedoeld voor een geschoold publiek dat ze naar waarde schatten kon. Toch zijn er wel een paar verzen die vrij breed bekend geraakt zijn en nog altijd voortleven - "De moeder" bijvoorbeeld. En de bundel als geheel is klassiek geworden. Ik vind het de moeite waard om dit klassieke én christelijke erfgoed toegankelijk te houden voor de mensen van het vak." 

Engel des lichts
Bijna zijn leven lang houdt De Gier (1939) zich al bezig met Gossaert. "Het begon op de christelijke kweekschool Rehoboth in Utrecht, daar had ik een zeer bevlogen leraar Nederlands. Die stelde tijdens de les het gedicht "Libera nos, Domine!" aan de orde: "De wind woei om het eenzaam huis, in 't late avonduur; Toen lichtte een vreemde de klink der deur en zat bij 't open vuur." 

Wie die vreemdeling is, wordt pas duidelijk bij "het breken van het brood" - je denkt onmiddellijk aan de geschiedenis van de Emmaüsgangers. Maar het intrigerende is dat de dichter je op het verkeerde been zet: het is namelijk niet Jezus die de kamer binnenkomt, het is satan. Een signaal daarvan is de titel, die verwijst naar "Libera nos a malo" -verlos ons van de boze- uit het Onze Vader. Op een indringende, literaire manier stelt Gossaert hier dus een Bijbelse waarheid aan de orde: dat satan verschijnt als een engel des lichts. 

Ik was onder de indruk van die eerste confrontatie met het werk van Gossaert, en toen ik later Nederlands ging studeren is dat gevoel alleen maar sterker geworden. De naam Gossaert viel toen ik net verkering had met mijn huidige vrouw. Zij ging prompt naar boekhandel Broese aan de Nachtegaallaan en kocht dit boekje voor mij" - tevoorschijn komt een gehavend, veelgebruikt exemplaar van de "Experimenten". 

Ook na het afronden van zijn studie bleef De Gier met Gossaert bezig: hij promoveerde in 1982 op "Stichtelijke en onstichtelijke experimenten. Een onderzoek naar Geerten Gossaerts dichterlijke ontwikkeling en de samenstelling van zijn poëziebundel". "Een biografische insteek heb ik nooit overwogen, dan moet je zo veel reizen, zo veel gesprekken voeren Geef mij maar een tekst op papier, daar kan ik dagenlang mee bezig zijn, lezen, analyseren, daar geniet ik van. Natuurlijk probeer ik de context recht te doen, maar ten diepste gaat het om de tekst." 

Spontaniteit
De bundel "Experimenten", waarvan tijdens het leven van de dichter talrijke verschillende versies verschenen -meer of minder uitgebreid- bevat in de nieuwe uitgave bovendien álle gedichten die Gossaert tijdens zijn leven ooit heeft gepubliceerd of voor publicatie gereed heeft gemaakt. Ook enkele erotische verzen: "Daarover had hij een geheel eigen opvatting. Voor hem vormde erotiek een soort schaduwkant van zijn wezen, waar hij helemaal geen moeite mee had. Een paar gematigde verzen heeft hij dan ook zelf in zijn bundel geplaatst. Hij wilde de christelijke burger niet schokken, maar die kant van zijn wezen moest er wel in, die hoorde bij zijn dichterschap." 

Bewust christelijke gedichten wilde Gossaert niet schrijven. "Er zijn twee voordrachten over dat onderwerp van hem bewaard gebleven, "Dichterschap en geloofservaring" uit 1916 en "Christelijk dichterschap?" uit 1961 - stiekem opgenomen met een microfoon die in een bloemenvaas verstopt zat. 

Volgens Gossaert moet je met christelijk dichterschap heel erg oppassen, want elk denksysteem, elke dogmatiek vormt een belemmering voor goede poëzie. Dat geldt overigens niet alleen voor het christendom, maar ook voor bijvoorbeeld het socialisme, dat de latere gedichten van Herman Gorter zo onverteerbaar maakt. Zodra een levensbeschouwing als systeem de overhand krijgt, verdwijnt het leven uit de poëzie. Dan wordt het eerder een gedachteconstructie dan een ontlading van wat diep in je leeft.
Gossaert was niet tegen christelijke organisaties op zichzelf, hij zat zelfs in de redactie van het protestants-christelijke blad Ons Tijdschrift, maar hij was tegen het wegdrukken van spontaniteit. De gevoelsstroom, de stem van het hart zoals hij het noemde, mocht nooit overstemd worden door het denksysteem. 

Maar al beweerde Gossaert dan dat hij nog nooit een christelijk gedicht geschreven had -hij mocht graag overdrijven-, in feite staat zijn bundel er toch vol mee. Denk aan regels als: "Eén ding heb ik begeerd, één ding heb ik ontfangen: dat, zoo de dood mijn leden zou omvaên, ik voor Uw aangezicht, o Bron van mijn Verlangen, niet ledig zoude staan!" Gossaert is een dichter van het verlangen, net als zijn generatiegenoten P. N. van Eyk, J. C. Bloem en A. Roland Holst. Maar anders dan bij hen krijgt dat verlangen bij Gossaert een christelijk gezicht: "Geboren tot verlangen, gelouterd tot geduld, hebt Gij, in mijn gezangen, Uw melodie vervuld."" 

Dat zegt iets over Gossaerts eigen ontwikkeling als dichter: van onrust en rebellie naar aanvaarding van het leven. De Gier: "Hij is als dichter rond 1900 begonnen, aanvankelijk sterk beïnvloed door de Tachtigers. Daarvan is hij langzamerhand losgeweekt. In plaats van de vrije Tachtigervormen kiest hij steeds meer voor strakke, traditionele verzen. Tegelijkertijd zie je dat hij ook inhoudelijk een beslissende ontwikkeling doormaakt: hij keert zich naar het leven toe, hij waardeert de natuur, de wind en de zee, de schoonheid van het menselijk lichaam, de geborgenheid van het gezin. Toch blijft hij ook de gebrokenheid zien, en blijft hij verlangen naar de volmaaktheid die pas ná dit leven gestalte zal krijgen." 

Verloren zoon
Geen harmonieus bestaan dus, maar niettemin een taak op aarde. "Dat is een heel belangrijk thema bij hem: denk aan de verloren zoon die terugkeert van zijn dwaalspoor en nu "rechte voren" wil snijden in het land van zijn vaderen. Dat heeft wel iets te maken met zijn persoonlijke geschiedenis. Hij is geen makkelijke jongen geweest, z'n ouders hebben heel wat met hem te stellen gehad. Hij heeft zich jarenlang tegen zijn Réveilachtergrond verzet. Hij werkte een paar jaar op kantoor, deed de opleiding tot reserveofficier, woonde een tijd lang in een gastgezin, volgde colleges in Utrecht en vertrok vervolgens plotseling naar Mexico. Pas in 1907 keerde hij gelouterd naar huis terug, om daarna in Brussel te gaan studeren. In die studieperiode heeft hij een behoorlijk vrij leven geleid, ver van huis, een beetje bohemienachtig. Dat was de sfeer waarin zijn dichterschap kon gedijen." 

Volgens De Gier verklaart dat laatste waarom Gossaert na 1916 als dichter tot zwijgen verviel. "Je hoort vaak de verklaring: hij had eindelijk rust gevonden, de spanning was weg, dus de bron droogde op. En ja, zijn onvrede is natuurlijk in de eerste periode van zijn leven veel sterker geweest dan daarna. Toch bleef hij altijd de gebrokenheid van het bestaan beseffen, dus ik geloof niet dat je de volledige verklaring van zijn zwijgen in die richting moet zoeken. Het heeft zeker ook te maken met zijn maatschappelijke positie, en met het feit dat hij een beetje was vastgelopen in steeds strakkere, strengere poëzie. 

Hij was vruchtbaar als dichter toen hij nog een vrij leven had. In zijn visie moest een kunstenaar geen al te sterke gebondenheid kennen. De terugkeer naar de kleine kring van het gezin en naar de geordende maatschappij was niet bevorderlijk voor zijn dichterschap. Het had ook met pure werkdruk te maken denk ik, hij heeft een zware werkkring gehad, eerst als directiesecretaris van de Koninklijke Shell, later als hoogleraar. Alles bij elkaar leefde hij niet meer in een klimaat waarin zijn dichterschap kon floreren." 

Zonde
Blijft de vraag of Gossaert zijn gedichten had kunnen schrijven als hij in zijn jonge jaren níét van het rechte spoor was afgeweken. De Gier: "Als dichter, ook als christelijk dichter, zul je het leven moeten kennen. Toch zit daar een moeilijk punt. Het gedicht "De verloren zoon" bijvoorbeeld eindigt met een gebed waarvan ik als calvinist één regel maar moeilijk kan overnemen. "Ik dank U, dat Uw licht mijn weelde heeft ontstoken" - heel goed. "Ik dank U voor den trots van mijn ontuchtig hart" - daar wordt het al moeilijker. "Ik dank U, dat Uw tucht zijn tarten heeft verbroken" - prima. Maar dan: "Ik dank voor élke zonde: ik dank voor élke smart." 

Kijk, de kern van het gedicht is dat hij God dankt, "omdat Gij, met 's levens lust en lijden, (...) de steenrots van mijn hart ten akker woudt bereiden voor 't langsaam kiemend zaad van Uwe liefde, o God!". Hij heeft zich in z'n leven op dwaalwegen begeven, maar dwars door alle ellende heen heeft God zijn hart tot Zich getrokken. Toch kun je je voorstellen dat ik lang tegen die ene regel heb zitten aankijken. Ik denk dat het iets met zijn opvattingen over het dichterschap te maken heeft: juist ómdat hij het leven tot in de diepste diepten heeft leren kennen, is hij in staat geweest erover te schrijven." 

Niet dat de dichter zijn persoonlijke ervaringen zomaar uitstalt voor een breed publiek. "Hij heeft veel persoonlijks in zijn gedichten verwerkt, maar tegelijkertijd was hij een meester in het verhullen. Enerzijds zich blootgeven, anderzijds zich ook weer terugtrekken. Hij had een geweldige aversie tegen literaire hyena's, mensen die het leven van een dichter helemaal uitpluizen. Dat heeft hij willen voorkomen. Onder zijn wambuis, onzichtbaar voor de lezer, zit -net als bij de verloren zoon uit het gedicht- de "geheime wonde" die hij zijn leven lang verbergt. Zoals hij schrijft in "De stervende pelgrim": "De dichter, met een wijle uit woorden saamgeweven/ en rond zich als een waas van weemoed uitgespreid,/ verbergt, voor het gemeen, de wáárheid van zijn leven.../ Het smartelijk gelaat van eige' ellendigheid." 

Mede n.a.v. "Experimenten", door Geerten Gossaert; ed. dr. J. de Gier; serie Klassieken van de Nederlandse letterkunde; uitg. Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2006; ISBN 90 351 2946 6; 216 blz.