Eerst je man vergiftigen, daarna een kindje ter wereld brengen in de gevangenis, uiteindelijk terechtstaan en ter dood veroordeeld worden. Dat alles overkwam Elsjen Roelofs in 1767. De Drentse schrijfster Janne IJmker werd gegrepen door het leven van Elsjen en wijdde er een historische roman aan: "Achtendertig nachten".
"Je moet eens in een archief gaan zitten", zegt Janne IJmker (1962), "en gewoon een pakket rechtbankverslagen uit de achttiende eeuw doornemen. Je doet de ene na de andere ontdekking, en telkens denk je: Daar zit een verhaal in!"
Zelf werd ze op het spoor van haar hoofdpersoon gezet tijdens een gesprekje met een overblijfmoeder, in de pauze op school. "Ze had het over een krantenberichtje dat ze gelezen had: bij Assen waren de resten van een galgenveld ontdekt. Later stuurde ze me de tekst, waarin de naam van Elsjen Roelofs genoemd werd. Dat intrigeerde me en ik ging op zoek naar Elsjen.
Alle verhalen van de wereld zweven volgens Renate Dorrestein rond in de lucht, op zoek naar de juiste verteller. Dat is een idee dat me aanspreekt, of het nu klopt of niet. Het verhaal van Elsjen is naar mij toe gekomen, misschien omdat ik degene was die dat verhaal vertellen moest."
Moederbinding
Janne IJmkers eigen wortels liggen -net als die van Elsjen- in Drenthe: ze werd er geboren, en sinds kort woont ze met haar man in het voormalige boerderijtje van haar grootouders en overgrootouders, goed verstopt in het bos bij Tiendeveen. Drie van de vier kinderen zijn inmiddels het huis uit. Sinds haar terugkeer naar Drenthe, zeven jaar geleden, is ze gestopt met haar baan voor de klas en begonnen met schrijven. Eerst kinderboeken, nu voor het eerst een roman. "Je kunt zelfs nog na je veertigste je roeping ontdekken."
Twee jaar geleden begon de schrijfster aan het onderzoek voor "Achtendertig nachten". Doop- en trouwboeken, notulen van de classis, haardstedenregisters, archieven van de landschrijver, boeken over het boerenleven en het Drentse recht - daarmee legde ze de basis voor de roman. Maar de karakters, de achtergronden, de motieven moest ze zelf bedenken, al sloot ze daarbij zo veel mogelijk bij de geschiedenis aan.
"Niemand vraagt aan Elsjen waaróm ze dat vergif in het eten van haar man gedaan heeft. Die vraag werd in die tijd blijkbaar niet gesteld. Maar de buurvrouw zegt in haar getuigenverklaring dat Elsjen niet wilde verhuizen. Dan ligt het voor de hand om te denken dat de hele geschiedenis iets met haar gehechtheid aan haar eigen huis en familie te maken heeft." Zodoende heeft Elsjen in het verhaal een ziekelijke moeder gekregen, een heerszuchtige oma, een egoïstische echtgenoot en een al te gevend karakter. "Ze constateert dat ze haar hele leven alles voor haar moeder gedaan heeft. Maar als ze in de gevangenis zit, ontdekt ze: M'n moeder leeft gewoon door!"
Huwelijksnacht
In Elsjens relatie met haar man gaat op het terrein van de seksualiteit van alles verkeerd. Heel open schrijft Janne IJmker daarover - toch niet vanzelfsprekend in een christelijke roman. "Ik vond het een uitdaging om dat te doen, maar vooral ook noodzakelijk voor het verhaal. Mijn man las de passage over Elsjens huwelijksnacht en zei: "Ik word er naar van, waarom doe je dat nou?" Maar dat was juist mijn bedoeling. Hoe vaak gaan dingen de eerste keer al niet mis? Niemand durft daarover te praten, maar ik wilde het graag aan de orde stellen. In de bedstee had Elsjen voor haar man gewonnen kunnen worden, maar zijn gedrag versterkte haar negatieve gevoelens alleen maar. Het is nodig dat je dat als lezer begrijpt."
Elsjen leefde in een tijd van veepest, van onverklaarbare verschijnselen die veroorzaakt werden door een tsunami, van gesprekken over de straffende hand van God, van "beroering" in de kerken van Vledder en Wapserveen. "In Wapserveen heb ik gewoond, de kerk is er nu vrijzinnig en maar heel weinig oorspronkelijke Wapserveners gaan er naar toe. Je kunt je niet voorstellen dat vrouwen daar tijdens de kerkdienst zuchtten en huilden en op de grond vielen. Wat is het effect van zo'n beroering geweest, vraag ik me dan af. Maar als ik erover lees, denk ik meteen: daar wil ik iets mee doen in mijn verhaal."
Hoe Elsjen zelf tegenover deze zaken stond, vermeldt de geschiedenis niet. "Als Elsjen dit verhaal kon lezen, zou ze misschien zeggen: je hebt het wel begrepen, mijn klemzitten in het leven. Dat blijkt ook wel uit de archiefstukken. Maar wat ik natuurlijk niet weet, is of Elsjen in de gevangenis een ontwikkeling op geestelijk gebied heeft doorgemaakt. Ik hóóp alleen dat het zo gegaan is als ik beschrijf."
Worsteling
Voor Janne IJmker was het bijna een gevecht om "Achtendertig nachten" te schrijven. Ze had ervaring met historische kinderboeken -"Mijn vriend Samuel", "Verdwenen vaders"- maar het werken aan een roman bleek een veel ingrijpender gebeuren. "Ik heb dit bepaald niet fluitend gedaan, het was echt een worsteling om me in te leven in de hoofdpersoon. Dat mijn sympathie meteen zo onverdeeld naar Elsjen uitging, riep vragen bij me op. Ze heeft wél haar man vermoord, dacht ik, waarom kan ik dat nou zo goed begrijpen?
Eerst had ik het idee: áls ik al op iemand lijk in dit boek, dan is het op Janna, de vrouw die 's nachts bij Elsjen in de gevangenis blijft en haar probeert te helpen. Maar ik bleek veel meer van Elsjen te hebben dan ik dacht. Tijdens het schrijven van dit boek ben ik vaak ontzettend boos geweest, op mensen in mijn omgeving, of op mensen die me in het verleden iets hebben aangedaan. Als je zelf te veel geeft, kun je vanbinnen een grote boosheid opbouwen. Dat is ook wat er bij Elsjen gebeurd is."
Daarnaast waren er de problemen van het schrijven zelf: "Ik vond het heel spannend om dit te doen, ik wilde graag iets presteren, maar dat ging niet vanzelf. Ik heb eerst geprobeerd om de helft van het verhaal vanuit het gezichtspunt van Janna te vertellen. Maar vorig jaar ben ik helemaal opnieuw begonnen, alleen vanuit Elsjen."
Job
"In die tijd zat ik ook erg met de vraag: kan ik me niet zinvoller bezighouden met de kerk, of met het zorgen voor pleegkinderen? God kan mij net zo goed gebruiken als juf voor de klas, net als vroeger. Maar toen gebeurden er verschillende dingen die me deze richting op stuurden. Mijn man kon zijn bedrijf verkopen, dat gaf ons een beetje armslag. Toen bleek ineens het huis waar we nu wonen vrij te komen en konden we hierheen verhuizen. En ik kreeg voor de tweede keer de prijs voor het beste christelijke kinderboek. Al die dingen kwamen samen en gaven me het idee dat ik toch verder moest gaan met schrijven."
Voor Janne IJmker, opgegroeid in hervormd Houten, opgeleid aan De Driestar in Gouda, nu samen met haar man lid van een baptistengemeente, is het schrijven een zaak van Bijbelstudie en gebed. "Als ik dan dit boek moest schrijven, dan wilde ik heel graag dat er iets van God in zichtbaar zou worden. Daar ligt wel een spanningsveld, want het complete Evangelie uitleggen kan niet, dat past niet bij een roman. Ik heb biddend gezocht: wat moet het zijn wat ik in dit verhaal kan verwerken? In die tijd las ik de Bijbel met de ogen van Elsjen, en daarbij kwam ik steeds weer bij het boek Job terecht.
Job roept God ter verantwoording: "Ik heb U toch altijd gezocht, waarom gebeurt dit dan allemaal? Dat hebt U echt helemaal mis gedaan." Die ervaring ken ik zelf ook, ik heb er jaren mee geworsteld. Maar ten opzichte van Gods grootheid bén ik een stofje, ik heb het recht niet om Hem ter verantwoording te roepen. Tegelijkertijd is ieder mens in Gods ogen zo waardevol dat Hij in Zijn grootheid met Zijn verlossing naar ons toekomt, dat Hij door pijn en moeite met ons wil werken aan wie we mogen worden: verlosten.
God is te midden van alle onbegrijpelijke dingen, Hij staat boven alles. Mensen kunnen mij iets aandoen, maar niet meer dan God toestaat. Het aanvaarden daarvan, het vertrouwen daarop geeft rust. Zoals bij Elsjen: er is geen andere weg meer."