Krap vijftig jaar geleden schreef de emeritus hoogleraar prof. dr. Anne van der Meiden (77) de roman "Spoel en spade", waarin hij beschrijft hoe de textielhuisnijverheid bij de Twentse boeren op de schrale zandgronden wel plaats móést maken voor fabrieksmatige productie. Een ontwikkeling die alles te maken had met de uitvinding van de snelspoel. Meedeinend op de golven van de regionalismerenaissance besloot uitgeverij Zomer & Keuning tot ongewijzigde heruitgave.
De roots van de voorbije Twentse textielindustrie zijn een dankbaar onderwerp voor een nostalgische streekroman. Twente ten tijde van de Belgische Opstand. Hoofdpersonen zijn Lammert Wissink en zijn stiefbroer Hendrik. Lammert diende in het leger van Willem I dat er niet in slaagde de Belgen te weerhouden van hun afscheidingsdriften. In 1834 keert Lammert naar Twente terug, ingrijpende oorlogservaringen rijker die de rest van zijn leven stempelen.
Zijn stiefbroer Hendrik is een vondeling die door vader Wissink liefdevol in het gezin is opgenomen. Wegens een geheimzinnige ziekte moet Hendrik op dertienjarige leeftijd een been missen. Het vervangende houten exemplaar bezorgt hem de bijnaam Peutke, Twents voor pootje. Ondanks zijn handicap redt de kiene Peutke zich uitstekend. Om in zijn levensonderhoud te voorzien trekt hij met zijn hondenkar langs de boeren om hen te voorzien van fournituren en kleinvakspullen.
Ook fungeert hij als doorgever van nieuwtjes én als hielkemaker, de slimme huwelijksmakelaar die trouwlustigen bij elkaar weet te brengen (huwelijk = hielik). Peutke is de eigenlijke aanjager van het verhaal en Van der Meiden heeft hem bedeeld met een gouden karakter.
Nog iemand met een edelmetalen karakter is de textielkoopman Hagelo. Hij koopt de stukken op die de boeren op hun huisweefgetouwen vervaardigen. Hagelo heeft oog voor het armoedige bestaan van de kleine keuters, want de oneffenheden in de stukken doek verdisconteert hij niet in de prijs. Als de afzetmarkt voor de huisvlijtproducten inzakt, blijft Hagelo inkopen om de boeren voor de hongerdood te behoeden.
Zweepje
Het is ook Hagelo die de huiswevers met zachte dwang weet te bewegen tot de overstap op de revolutionaire snelspoel, die niet meer handmatig heen en weer geworpen wordt, maar met behulp van een soort zweepje door de draden wordt geschoten. Deze nieuwe vinding, die de Engelse textieltechnicus Thomas Ainsworth naar Twente bracht, leverde in korte tijd meer en kwalitatief betere calicots op. Dat leidt ertoe dat de boeren moeten kiezen voor de spoel of de spade.
Dit alles levert geen historische roman op, maar het is toch goed dat Van der Meiden dit stuk Twentse historie heeft verwerkt in een romantisch verhaal.
Een verhaal dat bedaard op gang komt, maar allengs de vaart krijgt die hoort bij het soapachtige genre van de streekroman. "Spoel en spade" past naadloos in het rijtje betere streekromans zoals "Sil de strandjutter" en "Bartje". Geen verloren tijd om je eens lekker te laten meenemen door Van der Meiden, die in 1960 al een soepele pen had.
Veel goeds derhalve, maar de onvermijdelijke vraag blijft of je bij de heruitgave van een boek uit 1960 slechts kunt volstaan met een spellingsmodernisering en het opfrissen van de verantwoording. Ook een schrijver maakt immers een rijpingsproces door. Van der Meiden gaf deels antwoord op die vraag bij de presentatie van zijn boek. "Nadat de uitgever me had gevraagd om het boek opnieuw uit te geven, heb ik het onder handen genomen. Sommige dingen zeg je nu anders, die wilde ik herschrijven. Maar verder dan tien bladzijden ben ik niet gekomen, want dan zou het een compleet ander boek worden. Ik heb de uitgever gezegd ervan af te zien het boek te herschrijven. Maar dat hoefde ook niet, ze wilden het boek juist in zijn oorspronkelijke vorm uitgeven."
Antoon Coolen
Jammer! Er had toch meer moeten gebeuren, want de schrijftrant van "Spoel en spade" kan echt niet meer in 2006. Van der Meiden is een groot bewonderaar van Antoon Coolen en heeft voor dit boek Coolens werkwijze geïmiteerd: in het Nederlandstalige verhaal neemt hij streektaalwoorden en dialectuitdrukking mee die rechtstreeks in standaard Nederlands worden omgezet. Ten behoeve van de niet Twentssprekende lezer is vaak een voetnoot met Nederlandse vertaling opgenomen. Maar lang niet álle dialectuitdrukkingen zijn van voetnoten voorzien en dat is verlies.
Het een op een overzetten van dialect levert in veel gevallen ook uiterst curieuze constructies op als "borstels van jongens", "waardeloze pruttel", "hij opent de buil", "mensen die achteruit de hals deden", "de griewels lopen je over de grawwels", "hij heeft het slim te pakken" en "kleurige tegels tot vlak onder de boezem". Platte taalbouwsels die het publiek van 1960 moeiteloos herkende, maar de jeugd van tegenwoordig begrijpt ze niet omdat 80 procent niet met het algemeen beschaafd Twents is opgevoed.
Sterker nog: in het onderwijs doen moedertaaldocenten alle moeite om deze foute twentismen te bestrijden. Taalkundigen noemen deze klakkeloze overzettingen van de ene in de andere taal ook wel translaties: taaluitingen als "bij de weg", "tong in wang" en "stierenpoep" die gewoon verkeerd zijn. Ze maken "Spoel en spade" (in ieder geval) voor de jongere generatie tot een boek dat zich moeizaam laat lezen. Ondanks de wensen van de uitgever had Van der Meiden rekening moeten houden met de toestand in de dialectwereld in het huidige tijdsgewricht en moeten bedenken dat zelfs Antoon Coolen in 2006 een andere aanpak had moeten kiezen.
Complex
Dialectwoorden en -uitdrukkingen in een Nederlandstalig verhaal zijn overigens geen probleem, als ze maar in het dialect opgeschreven zijn, desnoods fonetisch gespeld en voorzien van een duidelijke Nederlandse vert aling in een voetnoot of een verklarende woordenlijst. In dat geval zou "Spoel en spade" een boek zijn geworden met een nog tastbaarder Twentse sfeer en zou het boek toegankelijk zijn voor de jongere generatie die we zo graag kennis van de eigen geschiedenis willen bijbrengen.
Allemaal de schuld van die Twentse pedagoog die Twentse ouders ooit adviseerde hun kinderen geen dialect meer te leren maar standaard Nederlands. Die dialectsprekende Twentse pedagoog die een complex vanwege zijn platgebruik meetorste en daarom bedacht dat kinderen beter af zouden zijn met algemeen Nederlands. Een misvatting die rechtevoort (= tegenwoordig) een groot regionalist als Van der Meiden nog danig schade berokkent.
Op de uitvoering van het boek valt weinig af te dingen. De omslag toont een mooie, door de auteur zelf vervaardigde aquarel en in het boek staan bijzonder sfeervolle illustraties van Reint de Jonge die jammer genoeg te grijs zijn uitgevallen.
N.a.v. "Spoel en spade", door Anne van der Meiden; Zomer & Keuning, Kampen, 1960/2006; ISBN 90 5977 155 9; 240 blz.