Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Tjerk de Reus

Sterven in administratieve zin

Het verhaalgegeven is luguber: een "dode met mijn naam." In dit boek van Jorge Semprun wordt het plan opgevat de identiteit van een stervende over te hevelen naar een ander, die gezocht wordt door de Gestapo. Veiligheid zou dan gegarandeerd zijn. Hoofdpersoon van het boek is Semprun zelf. Tijd en plaats van handeling: 1944, Buchenwald.

Jorge Semprun (1923) heeft een bewogen leven achter de rug. In de jaren dertig woonde hij in Den Haag, waar zijn vader Spaans diplomaat was. Na de Spaanse Burgeroorlog (1936-1937) woonden de Sempruns in ballingschap in Parijs. Jorge was sterk links georiënteerd en raakte betrokken bij het communistische verzet. Contra Duitsland en pro Stalin, die immers Hitler een halt toe riep in zijn oostelijke veldtochten. In 1943 werd Semprun opgepakt en tot de bevrijding verbleef hij in het concentratiekamp Buchenwald. Na de oorlog werd hij een van de leiders van de Spaanse communistische partij, raakte daar later uit de gratie, maar schopte het wel tot minister van Cultuur in een Spaans kabinet. In de jaren zestig begon hij te schrijven. 

Buchenwald 

Semprun verbleef in 1944 en 1945 in Buchenwald. In zijn nieuwe boek "De dode met mijn naam" doet hij verslag van zijn ervaringen. Het relaas is heel associatief. Bij het vertellen van de gang van zaken in het kamp komen allerlei herinneringen boven aan de tijd voor zijn deportatie. Ook zijn er allerlei overwegingen van Semprun op filosofisch vlak. In Buchenwald was er de mogelijkheid om boeken te lenen uit de kampbibliotheek. Hij las er onder andere werken van de Duitse filosoof Hegel. Het gegeven dat je boeken kon lenen uit de bibliotheek en dat je op zondagmiddag vrij was, maakt al duidelijk dat Buchenwald geen vernietigingskamp was zoals Auschwitz. Het was een werkkamp, waar intussen wel de repressie door de SS wreed en onmenselijk was. Bovendien was de honger een dagelijkse vijand. 

Opmerkelijk is dat de SS in het kamp het overal voor het zeggen had, maar dat er daarnaast ook een hiërarchie bestond van gevangenen, die allemaal een specifieke bevoegdheid hadden, hoofd over een blok waren of iets anders. Deze 'gezagsdragers' behoorden dus niet tot de SS en daarom was er met hen van alles te regelen en te verhandelen. Belangrijk was ook het latrinegebouw. Het was de enige plek in het kamp waar de SS nooit kwam. Uit de beschrijvingen van Semprun is duidelijk waarom. Een smeriger plek is nauwelijks denkbaar; de SS-ers waren vuurbang voor infecties. 

Een 'interessante' trek van Sempruns relaas betreft zijn communistische opinies. Hij voelde zich sterk verbonden met de strijders uit de Spaanse Burgeroorlog. Met Russen wilde hij intussen niet praten over het communisme, omdat zij hem een te zwartgallig verhaal voorschotelen over het communisme in de praktijk van Stalin. Dat paste niet in het wereldbeeld van de rode Semprun. 

De schrijver beseft wel hoe vreemd die sympathie voor links vandaag de dag overkomt. Hij groeide dan ook op in een totaal andere tijd. Begin jaren veertig had hij de werken van Karl Marx ontdekt: "Ik had de verbluffende bezieling van het Communistisch Manifest als een ware orkaan over al mijn ideeën, over de manier waarop ik in de wereld stond, voelen razen. Ik weet niet hoe ik een jongeman van tegenwoordig duidelijk zou moeten maken () nu het communisme nog slechts een onaangename herinnering is, een onderwerp van archeologisch onderzoek op zijn hoogst, ik hem met heel zijn ziel en heel zijn lichaam zou kunnen laten voelen wat de ontdekking van Marx betekende voor een generatie die tegen de twintig liep in de tijd van de slag om Stalingrad." 

Sterfkamer 

De hoofdstukken uit dit autobiografische boek maken duidelijk welke totaal andere wereld zo'n concentratiekamp in feite was. Wie zou het zich kunnen inleven zonder het meegemaakt te hebben? Aangrijpend zijn de bladzijden waarop Semprun verhaalt hoe hij via via terechtkomt op de zaal met de stervenden in het 'ziekenhuis' van Buchenwald. Hij wordt te bed gelegd naast de jongeman wiens identiteit hij zal overnemen als deze sterft. De gestorvene zal dan onder zijn naam in de administratie verwerkt worden. Die nacht ziet Semprun hoe de jongeman sterft, in de deprimerende sfeer van de sterfkamer. Uiteindelijk blijkt het niet nodig te zijn de identiteit te ruilen en sterft Semprun niet in administratieve zin. Hij zou het gebeuren lang in zijn geheugen opsluiten, pas nu heeft hij het aan het papier toevertrouwd. 

Semprun hoort samen met uiteenlopende schrijvers als Elie Wiesel, Imre Kertész, Primo Levi en anderen tot de belangrijke groep overlevenden die de herinnering aan het vreselijke kwaad levend hebben gehouden in hun literaire werk. Binnenkort zal de generatie van overlevenden uitgestorven zijn. Wat overblijft zijn hun boeken. Dat is geen geringe erfenis, zo bewijst Semprun. 

N.a.v. "De dode met mijn naam", door Jorge Semprun; vert. uit het Frans door Truus Boot; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2003; ISBN 90 290 7374 8; 200 blz.