"Hercules", zo heet de nieuwste roman van Gerrit Komrij. Ondanks die titel -of, bezien vanuit spotvogel Komrij, derhalve- is de hoofdpersoon van dit boek een antiheld. Over de auteur zelf verscheen onlangs een biografie: "Het fabeldier dat Komrij heet".
De Komrij-biografie, van de hand van criticus Onno Blom, is goed geschreven, geeft een helder beeld van het leven en werk van de auteur tot op heden en oogt aantrekkelijk - mede door het vele fotomateriaal. Ze verscheen ter gelegenheid van Komrijs zestigste verjaardag, in maart dit jaar.
De lezer krijgt een beeld van zijn jeugdjaren in Winterswijk, van zijn (literaire) activiteiten op school en van zijn eerste verliefdheid - op een jongen. Hij gaat Nederlands studeren in Amsterdam. Waarom uitgerekend in die stad? Komrijs antwoord in de autobiografische roman "Verwoest Arcadië": "Om de zonde, in de eerste plaats. Om de zonde die hij niet kende en die even verborgen als veelbelovend was." In die stad ontmoette hij ook Charles Hofman, die zijn levensgezel zou worden.
Op 24-jarige leeftijd debuteert Komrij met de dichtbundel "Maagdenburger halve bollen". De jaren erna groeit zijn literaire roem gestaag, niet in de laatste plaats vanwege de kritieken die hij vanaf 1972 schrijft. Een andere pijler van zijn bekendheid vormen inmiddels vele essays en de door hem samengestelde (poëzie)bloemlezingen. Komrij is een productief auteur; zijn totale oeuvre beslaat inmiddels meer dan 3 meter.
Onrust
Een belangrijk element in dit oeuvre is de ironie: de schrijver spot met alles en iedereen, zichzelf incluis. Dat is bij tijden werkelijk grappig, maar tegenover die ontmaskeringsdrift staat niets positiefs. Over Komrijs ontwikkeling van de laatste jaren zegt Blom aan het eind van zijn boek: "Verstoken van hoop () en met snijdende zelfspot komt hij tot de conclusie dat in zijn persoonlijkheid nooit enige ontwikkeling heeft gezeten. Dat de tegenstrijdige gemoedsbewegingen die in leven en werk te zien zijn geweest, louter het gevolg zijn van onrust." In het licht van Komrijs levensvisie en levensstijl is die onrust wel te verklaren, en dat maakt dit besluit des te triester.
Zoals gezegd, deze biografie is goed geschreven. Een klein minpunt is dat Blom zich nogal kritiekloos opstelt jegens zijn onderwerp. De laatste jaren lijkt Komrij nogal wat van zijn creatieve kracht verloren te hebben; als Dichter des Vaderlands was hij bijvoorbeeld niet echt een succes. Blom citeert het negatieve commentaar weliswaar, maar hij laat zich -anders dan in dit genre gebruikelijk- niet uit over de vraag wat hij er nu zelf van vindt.
Mislukkeling
"Het fabeldier dat Komrij heet" loopt tot begin 2004 en rept dus nog met geen woord over de jongste roman van de auteur, "Hercules". Deze titel verwijst naar de mythologische figuur die we nog altijd kennen vanwege zijn twaalf wonderwerken. In Hercules' spoor onderneemt hoofdpersoon Timotheüs, of kortweg Tim, twaalf pogingen om zich onsterfelijk te maken. Met weinig succes. Doodt Hercules een leeuw, Tim komt niet verder dan het vellen van een vogeltje. Vermoordt Hercules een waterslang, Tim fantaseert van alles, maar of hij echt iets presteert valt te betwijfelen. Mest Hercules de stal van koning Augias uit, Tim mijmert over het reinigen van de wereld. Enzovoort.
De strekking van dit alles: de mens, en zeker de moderne mens, is een doelloze mislukkeling. Wat dat betreft past dit boek prima in Komrijs totale oeuvre.
Een dergelijk thema is aanvechtbaar, maar het moet mogelijk zijn om het (in de woorden van de uitgever) op "sublieme wijze" in beeld te brengen. Helaas is Komrij daar, anders dan de promotietekst suggereert, niet in geslaagd. Zowel qua inhoud als qua vormt vertoont deze roman nogal wat gebreken.
Druktemakers
Een belangrijk manco is dat het boek nauwelijks een plot heeft. Als lezer verlang je naar spanning, of toch op z'n minst naar een verhaal dat psychologische wetmatigheden respecteert. Dat laatste is een basisvoorwaarde om je in de hoofdpersoon te kunnen inleven - en juist aan de mogelijkheid daartoe ontleent het genre van de roman zijn kracht.
De in "Hercules" beschreven gebeurtenissen zijn echter vooral afhankelijk van Tims fantasie, die alle kanten op vliegt. "Tim heeft besloten aan de mensenzee te ontstijgen. () Daar zweeft Tim boven, gewoon omdat hij kan zweven als hij zin heeft, en hij heeft zin omdat er op deze plaats, op dit moment, te veel mensen bij elkaar zijn, deinende, krioelende druktemakers die zich ergeren aan elkaars aanwezigheid en die snel de door anderen achtergelaten leegtes opvullen, armzalige hoeveelheden leegte, leegtes van niets."
Wat de karaktertekening betreft: In zijn zucht naar roem en sensatie laat Tim iets zien van de (moderne) mens. Maar die karaktertrek is al te overheersend; Tim is zo'n knullig wezen dat je jezelf liever niet met hem identificeert, en dat het ook weinig moeite kost om dat niet te doen. Ook dat draagt bij tot de onaantrekkelijkheid van het verhaal.
Een ander bezwaar ligt in de vertelstijl. Zo spreekt Komrij zijn hoofdpersoon regelmatig aan -"Doe er een schepje bovenop, Tim. Iets anders kun je in deze tijd en onder deze omstandigheden niet doen als je wilt opvallen- en ook zijn lezers: "(Tim denkt) dat hij een geweldenaar is. Wij weten beter." Mooi is anders, wat mij betreft. Het verhaal kent nauwelijks dialogen. Hele stukken zijn in feite vermomde essays, en dat is saai.
Romancier
Onder het pseudoniem Patrick Demompere heeft Komrij zichzelf een paar jaar geleden in een Vlaams tijdschrift publiekelijk aangevallen. (Echt iets voor hem, dat moge inmiddels duidelijk zijn.) Hij zei onder meer: "De laatste jaren probeert hij zichzelf als een soort romancier te profileren. Het wil maar niet lukken, al houdt hij koppig vol."
Tja, denk je dan, als je zo tegen jezelf aankijkt, waarom publiceer je dan nog? Een zekere dosis ironie op z'n tijd is te waarderen, maar wie niet meer biedt dan ironie, biedt uiteindelijk helemaal niets.
N.a.v. "Het fabeldier dat Komrij heet", door Onno Blom; uitg. De Bezig Bij, Amsterdam, 2004; ISBN 90 234 125 4; 288 blz.; 27,50;
"Hercules", door Gerrit Komrij; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2004; ISBN 90 234 1243 5; 143 blz.