Maretha Maartens is een van de bekendste christelijke schrijvers in Zuid-Afrika. Met haar biografie van Marike de Klerk -de vroegere echtgenote van oud-president F. W. de Klerk- trok ze wereldwijd de aandacht, maar daarnaast schreef ze ook jeugdboeken, kinderbijbels, romans, dagboeken, pastorale lectuur. In totaal een stuk of negentig titels - haar werktempo is ongekend. "Mijn man en ik vinden het fijn om veel afwisseling in ons leven te hebben, en we zijn nogal gedisciplineerd."
"Mijn vader was de jongste in een gezin van dertien kinderen, een nakomertje. Toen hij vier jaar was overleed zijn vader, toen hij twaalf was zijn moeder. Zijn broers en zussen waren allemaal getrouwd, maar niemand had geld om hem een opleiding te geven. Op z'n dertiende moest hij van school en werd hij de bergen ingestuurd om op het vee te passen.
Hij heeft daar vijf jaar lang een verschrikkelijk, miserabel bestaan geleid, maar hij heeft er ook God leren kennen. Aan het eind van elke week kwam hij thuis om zich te wassen, zijn haren te knippen en zoete aardappels te kopen - die kon hij in de bergen roosteren in het vuur. En dan trok hij weer voor een week met een zak patatten en een stuk van de Bijbel de bergen in. In zijn ellende in de bergen -Klaagliederen 3 was zijn speciale hoofdstuk- heeft hij tot God gebeden: "Als ik ooit kinderen krijg, zal ik dat gezin voor God opvoeden, ik zal ze laten dopen en ik zal ze zo veel mogelijk ontwikkeling bieden."
Toen hij negentien was, is hij de opleiding tot politieagent gaan volgen, later werd hij commandant. Op z'n 43e kreeg hij zijn eerste hartaanval, maar net als koning Hizkia heeft hij gebeden of hij nog vijftien jaar mocht verderleven voor zijn kinderen - in het zeventiende jaar daarna is hij overleden.
In die tijd heeft hij elk jaar voor ons gezin de gelofte afgelegd om ons voor Hem groot te brengen. Wij hadden er dikwijls een hekel aan, maar hij hield vol: elke zondag legde hij de Heidelbergse Catechismus uit, grote stukken uit de Bijbel moesten we uit ons hoofd leren. Onze jeugd was zo vol gesprek, zo vol ernst, zo vol voorbeeld - mijn vader heeft werkelijk met God gewandeld.
Toen ik dertien werd -de leeftijd waarop hij zelf vroeger naar de bergen was gestuurd- riep hij me bij zich: "Jij kunt schrijven, ik koop voor jou een tikmachine en jij moet leren tikken." Ik kreeg een Olivetti, en de hele vakantie lang heb ik mezelf geleerd daarmee om te gaan. Elke avond als mijn vader thuiskwam, vroeg hij hoe het ging - en ik ontdekte dat het me inderdaad aan het schrijven zette. Als kind schreef ik al verhaaltjes, ik was zelfs medewerker van een kindertijdschrift en mijn eerste boek werd een verzameling van de verhalen die ik voor dat blad schreef."
Botsende emoties
"Schrijven geeft veel plezier. Ik ben eigenlijk een verhalenverteller, geen dagboekenschrijver. In een roman kun je zo ver gaan als je creativiteit maar wil, je bent vrij om kunstenaar te zijn. Het fijnste vind ik het om voor volwassenen te schrijven, dan kun je botsende emoties en de complexiteit van het leven proberen te onderzoeken. Ik heb ooit gelezen: "Een goed kinderboek maakt complexe ervaringen toegankelijk voor zijn lezers, terwijl een goed boek voor volwassenen de aandacht juist op de complexiteit van die ervaringen vestigt." Dat is precies wat ik bedoel.
Ik ben niet meer zo bang om te schrijven wat ik denk, ik hoef niemand meer na te praten. Niet om roekeloos te zijn en lezers bewust van me te vervreemden, wél om echt en eerlijk te zijn - dus zal ik mensen soms ook kwaad maken. Ik stel belang in de worsteling van het leven -inclusief seksualiteit, geweld, demonen-, ik kan niet stil blijven over wat voor mij belangrijk is. Daarover heb ik allerlei negatieve kritiek gekregen, vroeger. Mensen vonden dat je voor jongeren op geen enkele manier over seksualiteit kunt schrijven - ik vind het juist belangrijk dat dat wél gebeurt, dat alle dingen van het leven ter sprake kunnen komen.
Daarom heb ik geschreven over huwelijk en stervensbegeleiding, over Dachau en over de kampen uit de Anglo-Boerenoorlog, over kinderen in de townships en de Afrikaanse kant van de apartheid. Een boek dat mij erg na aan het hart ligt is "Jacoba Afrikaner", een roman over een gezin dat getekend is door de geschiedenis van Zuid-Afrika, de grensoorlogen en de verschrikkelijkste zielkundige letsels die daaruit zijn voortgevloeid, maar ook over Jacoba, een Nama-vrouw die op de vuilnishopen buiten Windhoek in Namibië leeft en een symbool wordt van wat de mens de mens heeft aangedaan.
In mijn romans en kinderboeken voel ik mezelf geen vrome schrijfster, ik vertel alleen verhalen van mensen die met allerlei problemen worstelen, zonder daar geestelijke lessen aan te verbinden. Maar in mijn pastorale boeken is dat anders. Ik probeer te zoeken naar concrete, actuele antwoorden - antwoorden die verder gaan dan het gefilosofeer waartoe mannen zich nogal eens beperken. Niet dat ik daar altijd toe in staat ben. Er zijn tienduizend vragen waarop ik geen antwoord heb, ik kan maar een heel klein stukje van die grote waarheid zien, een fractie van een fractie van een procent. Maar het gaat erom dat God ons die antwoorden wil laten zoeken, en dat we Hem daarbij om raad vragen in het gebed."
Vrouwendagboek
"Op dit moment heb ik net een dagboek voor vrouwen afgerond: "Al die dae van my vrouwees met God". Ik heb lang nagedacht over de aanpak. Je kunt natuurlijk vrome overdenkingen gaan schrijven rond het thema "Mijn tijden zijn in Uw hand", maar ik wil ook elke keer proberen iets nieuws te doen, iets wat ik nog niet eerder gedaan heb. Ik vroeg me af: Is het mogelijk om letterkunde te combineren met theologie? En hoe kan ik al schrijvend uitkomen bij de dingen waar ik zelf mee worstel?
Uiteindelijk heb ik een verhaalfiguur bedacht, Priscilla, een werkende vrouw met een gezin: een man, drie kinderen en een pleegkind met een erfelijke afwijking. Zij is een vrouw die betrokken is op de mensen om haar heen, haar buurvrouw, haar vrienden, haar medekerkgangers, en die vanuit haar relatie met God dat dagelijkse leven probeert richting te geven.
In dit boek denkt ze na over de vraag: Hoe is het ter wereld mogelijk dat mensen die in dezelfde kerk zitten, die dezelfde achtergrond delen, zulke verschillende geestelijke ervaringen kunnen hebben? Er zijn mensen met een kinderlijk geloof en mensen met een filosofisch-rationeel geloof, mensen die met demonen worstelen of ontmoetingen met engelen hebben en mensen die nooit een mystieke ervaring zullen kennen. Zelf heb ik nog nooit een engel horen voorbijzwiepen, en ik vind het moeilijk als anderen me daarover vertellen. Daarom heb ik in dit dagboek onderzocht hoe je respect kunt opbrengen voor elkaars ervaringen, terwijl je tegelijkertijd die ervaringen ook evalueert. Uiteindelijk gaat het erom: wat zegt de Schrift? In dit geval: er bestaan engelen, maar God is groter dan de engelen. Zodra het brandpunt zich van God vandaan op de eigen ervaringen richt, is er iets mis. Je moet je ook altijd afvragen: Is dit een echte geestelijke ervaring, of ben ik bezig me iets in te beelden?
In Zuid-Afrika is het niet gebruikelijk dat je op die manier een dagboek schrijft. De meeste dagboeken zijn traditionele feel-good-boekjes waaruit je als lezer dagelijks een portie tot je neemt, zoals je een vitaminepil inneemt. Het lezerspubliek is slaperig geworden, men voelt zich prima en wil vooral niet in dat gevoel gestoord worden. Daarom weet ik niet of deze nieuwe aanpak wel succes zal hebben, maar daar gaat het ook niet om. Schrijven mag je nooit om geld of populariteit doen, je moet risico's nemen, proberen verder te komen."
Van Maretha Maartens verschenen in het Nederlands "De inktvogel" (1989), "Zakjesmensen" (2000) en "Voor het oog van deze zon" (2002).
Dit is het tweede deel van een vierluik over het christelijke boek in Zuid-Afrika. Zie ook: Sielie Laubscher.
KADER
"Wat makeer, Bas?" het Sasja snags langs hom gevra.
"Ek voel... vastgekeer", het hy dan geantwoord.
"Met my?"
"Met alles. Ek kry niks uitgerig in die gemeente nie. Die een trek díékant toe, die ander daardie kant toe. Ek is in die middel, die marionet van mense."
"Moet jouself nie as 'n mislukking beleef nie", het sy moeg langs hom gesê, haar spraak onduidelik. "Jy kry tog veel meer uitgerig as wat jy - "
"Wat doen ek verkeerd, Sasja? Waarom werk die Heilige Gees nie in hierdie plek nie?"
"Jy moet kalmeer, Bas", het sy soms, as sy wakker genoeg was, in die doodse stilte van die voordag gepleit. "Wie sê die Heilige Gees werk nie? Hoe sal jy weet? (...)"
"Bly stil, ek wil slaap", het hy dan teruggekap.
Uit: "Jacoba Afrikaner" (2001).