"Ik schrijf misschien vanwege een voortdurende verbazing, een voortdurend ongeloof dat de mensen zijn zoals ze zijn." Dat noteerde Henk Romijn Meijer eens in een kort essay waar hij boven zette: "Het boek en ik" (1986). Nu hij intussen 50 jaar schrijver is, nam uitgever Augustus het initiatief al zijn verhalen in een vuistdikke band uit te geven: een prachtboek voor de echte liefhebber van dit genre, van een schrijver die een ware meester is in het levensecht weergeven van dialogen.
Henk Romijn Meijer werd in 1929 in Zwolle geboren in een kerkelijk gezin. Al jong nam hij echter afstand van het geloof. In een autobiografisch geschrift "Een krans rozen en een zakdoek" (1988) heeft hij daar op een nogal ironische manier over geschreven: "Het eigenlijke verlies van mijn geloof vond plaats toen ik negen jaar oud was. Ik zat in de vierde klas." In zijn verhalen ridiculiseert hij het geloof echter nauwelijks, zoals sommigen dat kennelijk maar niet konden of kunnen laten. In 1956 verscheen de eerste bundel verhalen onder de titel "Consternatie". Die werd bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs 1954. De verhalen hebben hun setting in Zwolle en storen hevig door de grove vloeken die op veel bladzijden vermeld staan. Dat laatste is in volgende bundels gelukkig veel minder het geval, hoewel Romijn Meijer ook daar af en toe niet schroomt zich te voegen naar het taalgebruik van het publiek waaronder hij zich al schrijvend mengt.
Een volgende bundeling verhalen verscheen in 1963: "Onder schoolkinderen". Romijn Meijer vertrekt na zijn studie Engels aan de Universiteit van Amsterdam in 1957 naar Melbourne en gaat daar Frans doceren aan de Kensington Central School. Op een meeslepende manier trekt hij je als lezer in het schoolgebeuren. Want dat is de kracht van Romijn Meijers manier van vertellen: het is zo gewoon, zo authentiek, er is niets geforceerds in. Het is of je met de verteller meeloopt het schoolgebouw binnen, een klas leerlingen voor je hebt van allerlei snit en soort: de discussies, de botsingen, de karakters van leerlingen en docenten, de belangen die spelen in de onderlinge relaties tussen docenten en studenten.
Dwaze ontsporingen
Terecht schreef Tom van Deel eens over Romijn Meijers werk: "Het is zonder twijfel waar dat er geen schrijver in ons land valt aan te wijzen die er zoveel moeite voor doet om het gedrag van mensen en vooral de dingen die ze tegen elkaar zegen zo tot in alle details weer te geven." Hij weet meesterlijk op te vangen en voor je lezersoog neer te zetten hoe knullig en ook onbenullig mensen met elkaar plegen om te gaan. Mensen zeggen het ene moment dit en even later weer dat, uitdrukkingen en accenten ondergaan lichte verschuivingen via stembuigingen en roepen daarom ineens weer een ander gevoel op. Dat leidt dan vervolgens weer tot misverstanden en botsingen. Dat is bij Romijn Meijer niet gekunsteld, maar levensecht: zo gaat het toch in het intermenselijk verkeer en juist daardoor ontstaan er vaak van die dwaze ontsporingen in de omgang van mensen met elkaar.
In deze bundel verhalen zijn elf uitgaven bijeengebracht. Ze spelen op verschillende locaties waar de schrijver zich in zijn vijfenzeventig levensjaren heeft bevonden: in Zwolle, Australië, Amsterdam, de Verenigde Staten en niet te vergeten op het platteland van Frankrijk (Dordogne), waar hij met zijn vrouw al veertig jaar een tweede woning heeft.
De boeken van Romijn Meijer hebben nauwelijks tot de bestsellers behoord, afgezien van "Mijn naam is Garrigue". Hij is niet een schrijver die het grote publiek bespeelt met openbare optredens via de media, zoals dat in onze tijd menigmaal het geval is. Hij is wel eens een vergeten schrijver genoemd. Toch kreeg hij bijna altijd goede besprekingen en lovende kritieken. Hij is een schrijver voor de fijnproever en misschien dat de heruitgave van al zijn verhalen tot nu toe tot een herwaardering kan leiden.
Schaamrood
In een interview met een van de GPD-dagbladen zei hij onlangs: "Ik lig er niet wakker van. Ik had mijn baan aan de universiteit" (wetenschappelijk hoofdmedewerker Engelse en Amerikaanse literatuur aan het Engels seminarium in Amsterdam, JM). "Mijn werk is wat introverter dan dat van de wilde, jeugdige schrijvers met hun seksuele uitspattingen. Ik ging voorbij aan die wereldveroveraars die zo op de sekstoer waren. Seks is een onderdeel van het leven, maar is niet alles." En daar heeft hij gelijk in. Wie sommige moderne romans onder ogen krijgt, schiet het schaamrood menigmaal op de kaken, vooral als je bedenkt dat volwassen mannen en vrouwen de vaak pornografische taferelen op hun beeldscherm hebben zitten bedenken. Waarom eigenlijk? Business, verkoopcijfers? Daar heeft Romijn Meijer nooit aan mee willen doen.
De bundel sluit af met de verhalen die vorig jaar (2003) uitkwamen onder de titel "Op oude voet". Bijna allemaal spelen ze zich af in het dorp in de Dordogne waar de schrijver met zijn vrouw al veertig jaar komt. Vol humor trekt hij je als lezer mee in de wereld van het Franse dorp waar mensen van vroegere glorie in kunst en zaken oud aan het worden zijn. Hun leven gaat richting einde. Ze hebben veelal een aantal huwelijken of relaties achter de rug. Vrouwen blijven hun uiterlijk perfect verzorgen. Mannen kunnen hun stoere verhalen niet vaak genoeg herhalen. De fles op tafel maakt tongen los en geeft mensen het gevoel het leven nog heel lang aan te kunnen. Wat me als hondenliefhebber opviel: in bijna alle verhalen spelen een hond of honden een grote rol. Deze bijzondere viervoeter geeft ritme en geluk, maar ook verdriet in het leven. Want honden worden ook oud, ziek en gaan dood.
Vermakelijk is het te lezen welke onzinverhalen mensen elkaar soms avonden lang toedienen als tijdspassering. Oud worden zonder doel en zonder uitzicht. Dat geeft naast genoemde vermakelijkheid ook aandoenlijk aan dat het leven aan verval onderhevig is. Het leven biedt uiteindelijk niet zoveel bijzonders. Mensen zoeken ruzie om de meest onbenullige dingen en halen elkaar onderuit om zaken waar je als lezer van denkt: hoe bestaat het? Maar als je goed nadenkt en in je directe omgeving kijkt, ontdek je hoe levensecht het is wat Romijn Meijer in zijn verhalen doet: zo gaat het helaas maar al te vaak tot op de dag van vandaag. Er zijn zo veel conflicten in het intermenselijk verkeer die niet zijn op te lossen, wat je er ook aan probeert te doen. De schrijver brengt ze subtiel en soms vol humor aan de oppervlakte. Hem interesseert niet de oplossing, maar veelmeer wat iemand recent noemde "de psychologie van de ruzie."
Oorlogsveteraan
Het laatste verhaal van deze dikke bundel ontroert doordat de schrijver zich op een bijzondere manier van zijn menselijke kant laat zien. "Ralph" is de titel. In 2000 werd de laatste viering georganiseerd in ons land van de bevrijding door de Canadezen. Ralph is een van de veteranen die aan deze viering meedoet. Het defilé in Apeldoorn wordt beschreven en door de drukte raakt Ralph zijn baret kwijt. Ternauwernood wordt hem die nog terugbezorgd als hij gereed is voor de thuisvlucht op Schiphol.
"We zouden hem niet meer zien - zijn verdrietige gezicht niet, zijn decoraties, zijn baret. We zouden zijn verdrietige stem niet meer horen. Nog even en dan zouden zijn verdrietige herinneringen samen met hem verdwijnen (...) Het afscheid liet zich niet herhalen en daarmee was de oorlog eigenlijk eindelijk voorgoed voorbij - een wonderlijke en wonderlijk verontrustende gedachte."
Je leert uit Romijn Meijers verhalen dat je de mens nooit helemaal doorgrondt. Je kunt nooit zeggen dat je een mens begrijpt. Integendeel, hoe meer en des te langer je met mensen omgaat en optrekt, des te meer tast je in raadsels. Daar ligt de betekenis van de vele, vele dialogen in deze verhalen: je luistert mee, je glimlacht, je ergert je, en het houdt een keer op want het leven gaat gewoon door. Onbevredigend? Dat zou je kunnen zeggen. Maar literatuur is er niet om problemen op te lossen, wel om vragen te stellen, om situaties uit te beelden die te denken geven. Voor de liefhebbers van goed geschreven verhalen valt er veel te genieten in deze 1100 pagina's tekst.
N.a.v. "Alle verhalen tot nu toe", door Henk Romijn Meijer; uitg. Augustus, Amsterdam, 2004; ISBN 90 457 0072 7; 1100 blz.