Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Rudy Ligtenberg

De nachten geuren naar brood

De dag is nog lang niet ten einde als de hekken onverbiddelijk op slot gaan. Na zonsondergang mag niemand meer op het Forum Romanum rondwandelen. Rome koestert de restanten van het oude machtscentrum met zijn tempels, zuilen en triomfbogen zorgvuldig. Op plundering door barbaren met digitale camera's zit de stad niet te wachten. 

Onwillig verlaten de laatste toeristen het Forum. Over de afgesleten keien van de Via Sacra struikelen ze in de richting van het Colosseum, fototoestel permanent in de aanslag. Achter hen de boog van Titus, met afbeeldingen die herinneren aan de verwoesting van Jeruzalem, zwart in het tegenlicht van de ondergaande zon. 

Hier, in de schaduw van het nog altijd indrukwekkende stadion, werd hij geboren: Alexander Marcus Aurelius, vriend en moordenaar van keizer Julianus. En, zo schrijft hij op de laatste pagina's van Maria Rosseels gelijknamige roman: "Ik was een christen." Woningen zijn nergens te bekennen. 

Het Amphitheatrum Flavium is gebouwd tussen 72 en 80 na Christus, tijdens de regeringsperioden van Vespasianus en diens zoon Titus. De inwijdingsfeesten duurden honderd dagen. Het theater biedt plaats aan 50.000 toeschouwers die zich kunnen vergapen aan gladiatorenduels, gevechten met wilde dieren, nagespeelde zeeslagen. Bij regen of felle zon kan een zeil over de tribunes worden gespannen. Terechtstellingen van christenen hebben al enige tijd niet meer plaats in deze vierde eeuw na Christus. 

Alexander komt vaak in het Colosseum. Hij trekt op met zijn tweelingbroer, de durfal Angelo. Hoewel nauwelijks ouder, werpt deze zich op als zijn beschermer. Want Alexander is een dromerige tobber, onzeker tot in zijn haarwortels. Geen wonder dat hij gefascineerd raakt door de kordate grootmoeder Severa Caecilia die uit het verre Nicomedia is overgekomen om hun zieke moeder bij te staan. Zij is een compromisloze christin, die de wrede vervolgingen onder eerdere keizers aan den lijve heeft ervaren. Van Rome moet ze niet veel hebben. 

Severa probeert de beide jongens een christelijke opvoeding te geven, want hun moeder is daarin nalatig geweest. Vader is een invloedrijke graanhandelaar, een heidense patriciër van de oude stempel. De knapen kennen niet eens het Onze Vader. Grootmoeder leert het hun en zelfs de naar zijn vader aardende Angelo raakt onder de indruk. Het klinkt zo Romeins. Het gaat over het geven van dagelijks brood -wat in Rome gratis aan de armen wordt verstrekt- en over het vergeven van schulden opdat ook anderen ons zullen vergeven. 

De geur van brood is in het moderne Rome verdrongen door de walm van uitlaatgassen die duizenden auto's, bussen en scooters uitbraken. De zomerhitte verwerkt ze gemakkelijk tot een adembenemende smog. Ook anno 2005 zou grootmoeder Severa hebben aangedrongen op een spoedige verhuizing naar betere oorden. Ze doet het een week na haar aankomst. Rome is geen stad voor een herstellende zieke, haar dochter heeft frisse lucht nodig. Het vooruitzicht van een hete zomer -als het rotte water van de Tiber de hele stad verpest- lokt haar zelf evenmin aan. 

Vader koopt een dure villa op de Janiculum, de heuvel aan de overkant van de gewraakte stroom. Het huis bestaat allang niet meer, maar de Janiculum is nog altijd een lustoord met slingerpaden van hardgestampte aarde over zachtglooiende heuvels. Ook als de zon hoog in het zenit staat te branden, is het aangenaam in de schaduw van geurige laurierbomen en ritselende platanen. Het uitzicht over de stad is een betoverende toegift. 

Door de ruime openingen in de muren kon je in de diepte van het dal de oude stad zien liggen. Het was een heerlijk gezicht. Zelfs grootmoeder moest erkennen dat Rome een prachtige aanblik bood als de zon onderging over de marmeren tempels en de stad in de zachte gloed te glanzen lag: een teer roze parel op een bed van stofgroene zijde, omstrikt door het gulden lint van de Tiber. 

Lang blijft Alexander niet op de Janiculum wonen. Zijn vader wil van hem een volwassen man maken en stuurt hem naar het keizerlijk hof in Constantinopel. De wankelmoedige jongeman klampt zich vast aan de enige zekerheid die hij denkt te bezitten: het vierkante geloof van zijn grootmoeder. Tegenover heidenen, arianen en andere ketters blijft hij trouw aan de katholieke leer van Athanasius.
Maar dan blijkt zijn beste vriend, de christelijke keizer Julianus, een fanatieke heiden te zijn. In de ban geraakt van de Perzische god Mithra is hij vastbesloten het christendom te gronde te richten. "Als ik sterf, Alexander, zal de Gallileeër reeds ten tweeden male gestorven zijn. En dit keer voorgoed." Alexander weet zijn taak: "In mijn grenzeloze zelfoverschatting meende ik door God te zijn geroepen om het werk van Zijn Zoon te redden. Ik, Alexander Marcus Aurelius!" 

Tijdens een veldtocht naar Perzië doet zich een uitgelezen kans voor. Een troep verdwaalde Perzen overrompelt het legerkamp van de Romeinen. Vlak voor Alexander dringt een vijandelijke lans in het zand. Met dat wapen doodt hij zijn vriend in de chaos van het moment.
Zijn verdere leven lang wordt Alexander gekweld door de vraag of hij Gods wil uitvoerde of dat hij een ordinaire moordenaar is. Het brengt hem in een diepe, fundamentele geloofscrisis waaruit hij eindelijk als herboren oprijst. Maar dan is Rome al reddeloos verloren. De Goten staan voor de poorten. 

In Rome zocht ik oude vrienden op. Uit hun prachtige woningen waren vele kostbare dingen verdwenen; en zij leefden sober als monniken, niet uit vroomheid maar omdat Alaric hen had leeggebloed. Zij hadden schatting moeten betalen opdat ten minste de stad gespaard zou blijven. Hij keert terug, zeiden ze huiverend. Hij zal Rome vernietigen. 

In de zomer van 410 neemt Alaric de stad in en plunderen de Goten de huizen. Weer krijgen de christenen de schuld, maar Alexander kent de werkelijke oorzaak. En vele eeuwen later lijkt de menselijke natuur maar bitter weinig veranderd. 

Rome droeg reeds de worm van het verderf in zich, lang vóór de christenen invloed kregen. Rome ging ten onder aan zijn bandeloosheid, zijn gemakzucht en zijn innerlijke verdeeldheid. 

Over de Via Appia verlaat Alexander de verwoeste, rokende stad, op zoek naar rust. Hij gaat naar zijn oude vriend Augustinus in Hippo, luistert naar zijn raad en trekt zich terug aan de rand van het eens zo machtige Romeinse Rijk: ver van Rome slijt hij zijn dagen in de ruigte van Belgica, waar eeuwen later de schrijfster wordt geboren die hem laat spreken, over de grenzen van de dood heen. 

Citaten uit: "Ik was een christen", door Maria Rosseels; uitg. Davidsfonds/Kok, 2003 (oorspr. uitgave 1957).