Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Enny de Bruijn

De vuurtorenwachter van Chipiona

De zonsondergang vanaf de pier van Chipiona is spectaculair. Terwijl het laatste streepje zon achter de einder in zee verdwijnt, lichten de ramen van de hooggelegen kerk op alsof er een vuur achter brandt. Het is niet moeilijk te geloven dat daar, in die kerk, nog altijd de man wacht die Pedro de Luna heet. De man die in de roman "De lichtwachter" zijn leven offert, maar daarna toch niet dood is. 

Chipiona heet het dorp, maar in het boek heet het Chiponia. Het ligt aan de Spaanse zuidkust, het heeft een aantal hotels en cafés, een kerk en een -onbemande- vuurtoren. Het is bijna zoals Pieter Nouwen het in "De lichtwachter" beschrijft, maar net niet helemaal. In het verhaal is Pedro de Luna de wachter van een kerk-met-vuurtoren, terwijl die twee gebouwen in werkelijkheid kilometers ver uit elkaar staan. Maar het kapelletje met de palmboom staat er echt, naast de kerk, precies zoals het boek zegt. 

Uit de zijstraten en op de boulevard klonken de stappen van moeders met kleine kinderen die naar de mis gingen; de jongens in donkerblauwe herenpakken en de meisjes in witte jurkjes. Een paar mannen en oudere knapen praatten en rookten bij de ingang van de kerk, waarvoor de strook asfalt was verbreed. Op het mistige plein stond de kubus van een kapel met een koepeltje, waarnaast een palmboom, sprietig als een versleten plumeau, de wacht hield. 

"De lichtwachter" (1993) is een beetje een surrealistisch boek. Het gaat over licht en muziek, over de zoektocht naar veiligheid, over de strijd tussen goed en kwaad en de overwinning van het leven op de dood - een boodschap waarachter de lezer een aarzelende, nauwelijks zichtbare heenwijzing naar het christendom mag vermoeden. Maar aan de oppervlakte is "De lichtwachter" óók een thrillerachtig verhaal met nogal heftige scènes en soms lugubere trekken, neergezet in een heel concreet landschap. 

De hoofdpersoon, Thomas, voelt zich betrokken bij de toekomst van natuur en milieu in Andalusië, voert filosofisch-religieuze gesprekken met de vuurtorenwachter en raakt verwikkeld in een duister complot. De grote schurk van het verhaal is een projectontwikkelaar die de mooiste stukjes natuurgebied wil volbouwen met luxe appartementen - maar uiteindelijk blijkt dat er een complete drugsmaffia achter zijn activiteiten schuilgaat. 

Dat alles kun je je best voorstellen, aan deze Spaanse kust. Wie van Chipiona naar Cádiz rijdt, ziet hoe er de laatste jaren enorme vakantieresorten uit de grond gestampt zijn: volledige dorpen van hotels en appartementen. Welke dubieuze projectontwikkelaars zitten daarachter? En wat zal daar, onder de oppervlakte van zorgeloze vakantiebesteding, allemaal omgaan? Alleen ten noorden van Chipiona is het landschap uit "De lichtwachter" nog herkenbaar: het stadje Sanlúcar de Barrameda, de brede riviermonding van de Guadalquivir, en aan de andere kant van de rivier het uitgestrekte Doñana-natuurreservaat. 

De overkant van de stroom, die hij bijna leek te kunnen aanraken, werd gevormd door een strook struiken en lage bomen; misschien waren het wilgen. Daar begon Doñana. Hij vroeg aan een oudere heer in een donkerblauw pak of je hier ergens kon oversteken, maar dat bleek niet mogelijk omdat de oever aan de andere kant ontoegankelijk moerassig was. (...) Terwijl hij stond te praten kwam er een schurftig jong hondje aanhinken, dat tegen zijn benen begon te vleien. Het had vlokkige, bruine en witte haren en jankte aandoenlijk.
Er loopt, ook in de werkelijkheid van vandaag, een hondje van onduidelijk ras te scharrelen op het brede strand van Sanlúcar. Het natuurgebied aan de overkant lonkt met honderden donkere pijnbomen en hier en daar een groepje eucalyptussen - geen wilgen.
 

Het is zeker niet onmogelijk om hiervandaan over te steken naar Doñana: deze ochtend vaart er een pontje druk heen en weer, een pontje dat zijn beste dagen overduidelijk gehad heeft. Twee politieagenten staan de boel op het strand in de gaten te houden, terwijl vanaf de overkant de ene na de andere huifkar met paard of trekker arriveert, vergezeld van begeleiders in Andalusische klederdracht. De mannen zijn in sober zwart, bruin, grijs en wit, de vrouwen in lange jurken, felgekleurd, met wijde stroken. Dit moet de nasleep zijn van de Romería del Rocío, de dagenlange pelgrimstocht die honderdduizenden Mariavereerders elk voorjaar dwars door het Doñana-gebied naar het dorpje El Rocío voert. 

Voor gewone toeristen is het moeilijker om Doñana binnen te komen, maar toch hoeft niemand een obscure visser-smokkelaar in te huren, zoals Thomas in "De lichtwachter". Tegenwoordig zijn er het hele jaar door excursies, per landrover of per boot. Maar buiten de gebaande paadjes kom je niet, als toerist. Je kunt je alleen maar afvragen waar -dieper, verder het gebied in- de flamingo's en de schuwe lynxen zich schuilhouden. Toch zijn er zelfs vanaf de boot wilde zwijnen te zien, en lepelaars, en hier en daar een hoog rondcirkelende zwarte wouw. 

Thomas rekte zich uit en keek om zich heen. Hij nam waar dat er iets in de atmosfeer aan het veranderen was. Het was warmer en vochtiger geworden en er waaide geen wind meer. Hij pakte de 'Diario de Cádiz' die op tafel lag en begon te bladeren. Zijn oog werd getroffen door een tweekoloms-foto, waarop verplegers iemand op een brancard een ambulance inschoven. De achtergrond werd gevormd door een deel van de gevel van hotel Atlántico. Naast de foto stond de kop 'Sterfgeval in hotel'. De onderkop was: 'Politie sluit misdrijf niet uit'. 

Overdag, in de zinderende zon, lijkt hotel Atlántico in Cádiz bepaald niet op het toneel van een gruwelijke misdaad. Een voorname gevel, een lommerrijke entree. Tussen de bloeiende struiken en palmbomen van het park rusten een paar inwoners van Cádiz uit op een bankje in de schaduw. Het piepkleine speeltuintje ligt verlaten in de zon. In deze sfeer kun je je moeilijk voorstellen dat dit de plek is waar de mooie Sultane -medeplichtige van de schurkachtige projectontwikkelaar- zich tussen de struiken verstopt, op de vlucht voor haar meedogenloze compagnon. 

Haar route is ook verder te volgen, vanaf Cádiz tot aan hotel Al Sur in Chipiona. Maar het spoor verdwijnt bij het houten huis van Thomas, ergens boven op een duin. Dat huis valt niet zo eenvoudig terug te vinden - misschien komt het gewoon uit het brein van de schrijver? Alleen de zee is er, en het zand waarin Sultane, spoorloos verdwenen, slechts haar sandalen achtergelaten heeft. 

Om zijn onrust af te reageren rende Thomas zo hard hij kon over het verlaten strand. (...) Hij draaide zijn hoofd naar rechts en onder een lucht die boven land nog nevelig blauw was, zag hij Chiponia op het water drijven. De lage huizen aan de boulevard, het fin de siècle pension met nog maar een torentje, wat verder terug de visfabriek, het hoge pand van La Cazuela -waar hij meermalen verbaasd was geweest over het feit dat hij bestond- café Imares, de neogotische kerk en de vuurtoren. 

Neogotisch is de kerk van Chipiona inderdaad. Het gebouw ligt hoog boven het strand aan de boulevard, de kapel met de palmboom er vlak naast. Op de trappen zit een deel van de plaatselijke bevolking te praten - smokkelaars, vissers of gewoon hangouderen?
In de kerk is het stiller. Het is er lang niet zo mooi als in het verhaal van Thomas: moderne houten banken tussen de grijze pilaren, een enorm beeld van een zwarte madonna, een bandje met Reinata Heemskerk op z'n Spaans en heel veel zoetig-roze lelies. Een van de donkere schilderijen in het kapelletje achter het altaar lijkt verrassend veel op het fresco dat Thomas beschrijft, maar daarmee houdt de overeenkomst met het boek op. 

Eigenlijk is de verzonnen kerk stukken beter dan de werkelijke. Geen wonderdoende madonna's, maar sober geschilderde fresco's en orgelmuziek van Bach. Dat is de sfeer waarin Thomas kennismaakt met Pedro de Luna, organist, filosoof en vuurtorenwachter, die zijn leven geeft om het licht brandend te houden. 

Gib dich zufrieden und sei stille. Hij hoorde dat lied van Bach voor Anna Magdalena, gespeeld op een clavichord. Op een clavichord? Maar die wankele tonen komen niet uit mijn hoofd. Ze komen van achter dat deurtje in de absis, ik weet het zeker! En af en toe ontbreekt er een noot! 

Hij vloog naar de deur en deed haar open. In de ruime schuur, aan een keukentafel waarop het clavichord stond, zat Pedro de Luna in een zwart pak en speelde. (...) Thomas bleef in de deuropening staan. Hij voelde hoe de tijd werd gerekt tot hij raakte aan een bewegingloze eeuwigheid, waarin verleden, heden en toekomst samengaan. 

In de kerk van Chipiona zit een deur naast het altaar. Achter die deur is een rechthoekige kamer. Er staan wat meubels, er hangen wandtapijten en schilderijen, alsof het een museumzaal is. Het is er heel stil. 

Naast een ouderwetse, marmeren wastafel in de hoek staat een bureau, daarachter zit een man in een donker pak te schrijven. Raakt het verhaal hier de werkelijkheid? Toch zie ik hem echt. Hij kijkt even op, knikt vriendelijk, schrijft dan weer verder. Ik waag het niet hem iets te vragen.
 

Citaten uit: "De lichtwachter", door Pieter Nouwen, uitg. Thoth, 1993 (op dit moment uitverkocht, herdruk verschijnt in januari).