"Signora Vandemberg! Zij was de allermooiste vrouw van de wereld, een Hollandse..." Dat is het motto van het nieuwe boek van Arthur Japin, die velen aan zich verplichtte door zijn magistrale historische roman "De zwarte met het witte hart".
Ging "De zwarte met het witte hart" over buitenlanders in Nederland, in "De droom van de leeuw" is een Nederlandse in het buitenland de belangrijkste figuur. Japin hangt zijn roman op aan het motto dat hij citeert uit de laatste meters film van de Italiaanse regisseur Federico Fellini. Hij doet dat in prachtig beeldend taalgebruik waarbinnen de fantasie de vrije loop wordt gelaten.
Gala Vandemberg komt uit een heel oud geslacht van predikanten, maar haar vader is kunsthistoricus en voedt zijn kinderen meer met de klassieken dan met het Woord op. Gala neemt de vrijheid die zo spreekwoordelijk is geworden voor de jongeren van de jaren zestig. Ze speelt toneel en wordt -door de intieme poses die een door hen gespeeld toneelstuk vereisen- letterlijk in de armen van Maxim gedreven. Maxim zorgt, nadat hij haar eerste grote epileptische aanval heeft meegemaakt, voor haar als een vader.
Filmwereld
Met veel idealisme en weinig geld gaan ze op weg naar Rome om daar in de filmwereld door te breken. Ze komen in aanraking met een agent van een castingbureau, die vooral geboeid is door Gala's schoonheid. Maar de grote opdrachten willen maar niet komen. Omdat het geld opraakt, maar Gala met alle geweld in Rome wil blijven, verkoopt ze zelfs haar lichaam om hun schaarse financiële middelen aan te vullen. Als Snaporaz, dé filmregisseur van Rome, in haar geïnteresseerd raakt, lijkt de weg naar de top dichtbij. Maar de éminence grise van de Italiaanse filmwereld lijkt er meer op uit om haar als de zoveelste kraal aan de rozenkrans van zijn seksuele veroveringen te rijgen, dan dat hij haar werkelijk in een van zijn films wil gebruiken. Temeer omdat het met de financiering van een nieuw groot filmproject niet echt wil lukken.
Ondanks haar liefde voor Maxim raakt Gala hopeloos verliefd op Snaporaz. Ze doet alles om zijn aandacht te trekken. Zo laat ze zich als op afroep beschikbare maîtresse in een huisje van Snaporaz installeren, waar ze niet bij de telefoon vandaan te slaan is om geen oproep van hem te hoeven missen. Ze verwaarloost zichzelf door geen pillen tegen de epilepsie meer te slikken, terwijl ze zich ondanks haar schoonheid te dik voelt en de ene na de andere geneesmiddelenfabrikant van haar overvloedige afname van laxeermiddelen laat genieten.
Ze groeit daardoor steeds verder bij Maxim vandaan, die niet in staat is haar zichzelf verterende liefde voor Snaporaz te keren. Want zijn liefde is altijd geweest: toegeven aan haar grillen, haar de ultieme vrijheid schenken. Uiteindelijk wordt haar door Snaporaz een onbetekenend rolletje in een commercial gegund.
Beperking
Gaandeweg het verhaal wordt het steeds duidelijker dat Snaporaz de "ik" is die dit verhaal regisseert. Als hij -naar later blijkt- bij de uitreiking van een filmprijs voor heel zijn oeuvre onwel is geworden, kijkt hij op zijn ziekbed terug op zijn relatie met Gala. Over liefde heeft hij heel duidelijke theorieën. Een relatie met een andere vrouw zorgt niet voor minder, maar voor méér liefde voor zijn eigen vrouw, zegt hij. Want juist door de deling wordt de kracht groter: "Elke cel deelt zich. Hij maakt zich kleiner om te groeien." Toch merkt hij dat hun liefde Gala breekbaar en klein maakt: ze verliest de levensvreugde die haar zo eigen was.
Nadenkend over Gala in het bijzonder en de mensheid in het algemeen, ontdekt Snaporaz een patroon dat hij uitwerkt in zijn Theorie van de vooruitgang. Een theorie met als hoofdgedachte: "De begrenzing houdt ons wakker, de beperking stuwt ons voort. Dat is motor van de wereld. Dit is de levensgevende kracht." Dat blijkt naar zijn inzicht al bij de stelling: "God beperkt de mens". God schept land en water door de chaos in te perken en perkt de mens in door hem in de Hof van Eden te plaatsen. Daar beperkt Hij hun vrije gedachten door hen besef te geven van goed en kwaad, zodat ze altijd in die categorieën denken. En door de Tien Geboden zorgt Hij ervoor dat ze "voortaan zelf alles kunnen terugbrengen tot wat goed is en wat slecht."
Maar "De mens beperkt God" geldt ook. In dit onderdeel beschrijft Snaporaz wat Weber de "entzauberung der Welt" noemde. Hoe meer de mens probeert alles met het verstand te begrijpen, "hoe minder ze daarin terug kunnen vinden van het goddelijke () dat eenvoudig was en overweldigend." Ten slotte "beperkt de mens zichzelf". Door wetenschap en industrialisatie reduceert de homo universalis zich tot "een radertje in een productieproces; niet groter dan een machineonderdeel." Alle kennis probeert de mens terug te brengen tot de getallen een en nul. Maar toch, "hoe groot de mens ook wordt in het vernauwen van zijn blik, zijn dromen zal hij er niet mee klein krijgen."
De theorie vormt een interessante beschrijving van de rationele mens die God is kwijtgeraakt. Een gedachte die christenen aan zal spreken. Snaporaz zoekt de oplossing echter niet op de weg terug naar God. Hij lijkt blijkens de rest van het boek eerder een pleidooi te voeren voor de fantasie: de droom van de leeuw. Dat maakt het verhaal postmodern. Snaporaz zegt ergens: "Dit zijn de feiten. Verder sta ik nergens voor in, want waar ik ben is alles even waar als onwaar."
Vrijheid
Dat grondmotief veroorzaakt vooral mijn moeite met het verhaal. Waarheid is een te groot woord voor de kleine mens in de niet te kennen werkelijkheid! Daarom maakt wat hij doet eigenlijk niet meer uit. Dat blijkt wel uit het leven van de hoofdpersonen, die zich onder het mom van liefde schaamteloos overgeven aan de eerste de beste minnaar of minnares die hun pad kruist. En ondanks de vrijheid zijn ze ongelukkig; omdat juist die vrijheid hen tot slaaf van hun zinnen maakt. Ze hebben de grenspalen van Gods geboden, waarbinnen het leven op z'n rijkst is, omvergehaald en zijn achtergebleven in een onttoverde wereld waar alleen de droom hen helpt de harde realiteit te ontvluchten.
N.a.v. "De droom van de leeuw", door Arthur Japin; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002; ISBN 90 295 2334 4; 390 blz.