Dat de wederwaardigheden van "Scheepsmaat Woeltje" al decennialang door velen verslonden worden, is geen wonder. Ben je eenmaal begonnen aan de heerlijke verhalen over het jochie uit de Gouden Eeuw, dan blijf je smullen tot het eind. Leuk, dat deze drie delen opnieuw verschenen zijn.
Mede vanwege het 150-jarig bestaan van de uitgeverij heeft Callenbach de boeken van K. Norel gebundeld. De eerste uitgave schijnt van 1948 te dateren, deze herdruk meldt dit jaartal niet.
Het is een waar genoegen om met de scheepsmaat op te trekken. Wat hij allemaal van de wereld ziet, zou je zelf ook willen zien; aan de avonturen die hij beleeft, wil je ook deelhebben; en in die roemruchte jaren begin 1700 zou je best eens willen rondwandelen. K. Norel sleept je in "Scheepsmaat Woeltje" helemaal mee. Het is wel merkwaardig dat hij zijn zeelui tussen pakweg 1690 en 1730 psalmen laat zingen uit de berijming van 1773, maar over het algemeen moet de auteur zich grondig verdiept hebben in de scheepvaart van de Gouden Eeuw. Ook de lange lijst met zeevaarttermen achter in het boek getuigt daarvan. Dat Norel het wel en wee uit die jaren ongetwijfeld sterk romantiseert, zal het grote publiek niet betreuren.
Slavenkamp
Aart Wessels dankt zijn bijnaam aan de meester, die hem een woelwater noemt. Het wordt op school niets met hem. Zo komt het dat dit ventje uit Enkhuizen al vroeg gaat varen. Krijn, de kok, wordt zijn 'zeevader' en dat is maar goed, want in het begin moet Woeltje soms slikken. Is hij wel een goede zeeman nu hij zo naar huis verlangt, vraagt hij vertwijfeld. De kok troost hem. "Zo is een zeeman. Hij verlangt altijd. Op zee naar huis en thuis naar zee."
Viel er aan de wal niets met hem te beginnen, aan boord blijkt Woeltje heel leergierig. IJverig leest hij de "Spiegel van de Zeevaart". Vandaar dat hij het in deel twee al tot "Stuurman Aart" heeft gebracht en dat hij in deel drie zelfs "Schipper Wessels" heet.
Om meer dan één reden mag het een wonder heten dat het zo ver komt. Spannend beschrijft Norel de stormen die de kleine zeeman bedreigen, de dorst en honger die hem kwellen. Telkens weer breken er betere tijden aan, doemen er eilanden vol sappige vruchten op. Als hij in handen van zeerovers valt, lijkt het echt te zijn gedaan met Woeltje. Meer dan een jaar werkt hij in het slavenkamp van San Thomé. Dertig kruisen, getimmerd voor gestorven vrienden, laat hij hier achter als hij met enkele andere overlevenden uiteindelijk toch ontsnapt. Dat hij vervolgens als boerin verkleed zijn achtervolgers weet te misleiden, is wel heel sterk! De echte boer en boerin liggen met een prop in de mond vastgebonden en 'boerin' Woeltje vertelt aan de soldaten welke kant de ontsnapte gevangenen van San Thomé zouden zijn opgegaan. De taal spreekt hij inmiddels blijkbaar vloeiend.
Sprookje
Ver vóór de helft van het boek heeft Woeltje al meer beleefd dan de lezer in een heel leven. Zijn avonturen vervelen nooit. De sfeer aan boord, een uitstapje naar de woestijn, onderhandelingen met inboorlingen, het is allemaal boeiend. Indië -nog zeer moeilijk bereikbaar in die dagen- is een sprookje, maar op een gegeven moment is er voor Woeltje in Holland een nog mooier sprookje. Daar wacht Klaartje, met wie hij trouwt.
Mooi beschrijft K. Norel de rol van vrouwen in die tijd. Zij moeten hun mannen en zonen telkens afstaan aan de zee en altijd als ze een schip uitzwaaien, is het de vraag of de bemanning compleet terugkeert. In het laatste deel probeert schipper Wessels samen met admiraal Piet Hein de Spaanse zilvervloten uit Peru en Mexico te pakken te krijgen. Mocht je het idee krijgen dat vechtlust en hebzucht de motieven van de Hollanders zijn, dat zet K. Norel dat recht. Hij laat schipper Wessels -die een tocht door zijn vaderland maakt- aan een Veluws boertje uitleggen: "Het staat met Spanje zo, dat het geen legers heeft als het die niet met geld betalen kan () en Spanje haalt zijn geld van overzee. (...) Het zilver is er maar voor het hakken. Met schepen vol wordt het naar Spanje gebracht. Wij proberen nu die schepen in de wacht te slepen." De afloop laat zich raden. Net als de afloop van het contact tussen de zoon van Woeltje en de dochter van Piet Hein.
N.a.v. "Scheepsmaat Woeltje", door K. Norel; uitg. Callenbach, Kampen, 2004; ISBN 90 266 1260 5; 623 blz.