Niet veel boeken hebben zo'n succes gehad als de bundel "Uyt-spanningen" van ds. Joost van Lodenstein. Tot het eind van de achttiende eeuw zijn er met grote regelmaat herdrukken van verschenen en uit allerlei gegevens wet en we dat het boek voor vrome christenen een werkelijk gebruiksboek was. Voor hedendaagse lezers bezorgde de werkgroep Nadere Reformatie en literatuur een nieuwe editie.
Er zijn in Nederland nauwelijks moderne uitgaven verschenen van toch klassiek geworden dichtbundels. Huygens' "Ledige uren" (1625) wacht nog op een editie, hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Hoofts "Gedichten" (1636) en Camphuysens "Stichtelycke rymen" (1624). Dat is vreemd, want vooral in die vorm hebben liederen en gedichten toch voor het eerst een breed lezerspubliek gevonden. Ook wie de "Uyt-spanningen" (1676) wilde lezen, moest het doen met een van die oude herdrukken. Die boekjes waren althans tot voor kort nog wel betrekkelijk gemakkelijk en voor niet al te veel geld te koop, maar met hun kleine 'gotische' lettertjes en ouderwetse muzieknotatie nodigden ze toch niet uit tot lectuur, laat staan tot zingen, zoals de bedoeling was.
Alle reden dus voor een nieuwe uitgave. Die is nog op touw gezet door de betreurde VU-hoogleraar Leen Strengholt, innerlijk verwant met de dichter en groot kenner van de zeventiende-eeuwse literatuur. Hij bewonderde de dichter Lodenstein uit de grond van zijn hart - ik hoor het hem nog zeggen: "zó prachtig." Zijn vroege dood in 1989 brak het werk aanvankelijk af, maar de door Strengholt gestichte projectgroep Nadere Reformatie en literatuur heeft de voortzetting ervan ter hand genomen en nu tot een goed einde gebracht. Er is alle reden deze groep liefhebbers -met een deskundige achtergrond trouwens!- dankbaar te zijn voor hun werk. In het kloeke boekdeel vindt men de gedichten van Lodenstein met de bijbehorende moderne melodienotaties, uitvoerige aantekeningen, een kort nawoord en een uitgebreide literatuuropgave.
Herspellen
Zal het boek gebruikt gaan worden? In het interview in deze krant (van 30 maart) spreken de woordvoerders van het project de hoop uit dat men bijvoorbeeld elke dag een gedicht van Lodenstein zou kunnen lezen of zingen. Met het oog daarop hadden ze toch beter kunnen kiezen voor een herspelde uitgave met moderne interpunctie. Dat zou in het geheel geen afbreuk hebben gedaan aan de woorden van de dichter - herspellen is immers niets anders dan de spelling moderniseren, niet wezenlijk de taal veranderen. Maar daarmee zouden voor moderne lezers onnodige struikelblokken uit de weg geruimd zijn. Ik geef een voorbeeldje, het begin van de parafrase van Psalm 114:
Doe Israel sijn nare sugten
Met Pharo's slaverny ontvlugten/
En Jacobs huys van 't volck ontquam/
Dat/ als sy 's Heren lof verconden/
Haar taal en kende nog haar gronden;
't Geslagt van den vervloeckten Cham:
Doe was de gulde tijd geboren etc.
Zo stond het er.
Er had nu kunnen staan:
Toen Israel zijn nare zuchten
met Pharo's slavernij ontvluchtte,
en Jacobs huis van 't volk ontkwam
dat, als zij 's Heren lof verkondden,
hun taal en kende noch hun gronden -
't geslacht van den vervloekten Cham,
toen was de gulden tijd geboren etc.
De editeurs hebben voor de andere weg gekozen, die van een wetenschappelijke editie. Hun toekomstige lezers hebben ze willen helpen door uitvoerige aantekeningen die zowel woordverklaringen bieden als de oplossing van syntactische moeilijkheden, maar vooral ook veel verwijzingen naar bijbelplaatsen. Lodensteins taal is immers doordrenkt van de Statenbijbel en als hij er al niet letterlijk naar verwijst dan zinspeelt hij er toch steeds op.
Al deze toelichtingen zijn broodnodig. De diepgaande bijbelkennis die Lodenstein bij zijn lezers veronderstelde, bestaat in onze tijd steeds minder. Zijn taal is, ook los daarvan, lang niet altijd gemakkelijk. Zelfs herspeld kan de hiervoor geciteerde passage moeilijkheden genoeg opleveren -je moet echt wel even nadenken voordat je het "volk" (r. 3) hebt verbonden met het geslacht van de vervloekte Cham (r. 6)- al was het maar omdat de Egyptenaren wel in Afrika wonen, maar het toch meestal de zwarte Afrikanen zijn die als zonen van Cham werden aangeduid.
Een wetenschappelijke editie dus, en daar is ook wel iets voor te zeggen. Hiermee is immers de basis gelegd voor een latere, meer op een breed publiek gerichte bloemlezing. Ik hoop dat de werkgroep daar ook voor gaat zorgen. Dan zouden ze tegelijk het nu wat mager uitgevallen nawoord kunnen vervangen door een bredere beschouwing over de aard en het belang van Lodensteins dichterschap. In de aantekeningen is daarover her en der verspreid heel wat te vinden maar dat zou toch bijeengebracht moeten worden.
Ascese
Er is genoeg over Lodenstein te vertellen en ook te discussiëren. Hij is nooit getrouwd en lust heeft iets bedreigends voor hem. Toch had hij vriendinnen met wie hij eens geestes was en hij heeft een gedicht geschreven waarvan vrouwen in de kerk kunnen genieten, de prachtige tweespraak tussen Petrus en Maria Magdalena "Christus verrezen". Petrus reageert nogal hooghartig op Maria's boodschap dat ze Jezus heeft gezien en gesproken. Maar hoe herkende je hem dan zo snel? vraagt hij wantrouwig. En Maria antwoordt: Jij wist dat toch ook meteen toen Hij je op zee ontmoette? En Petrus: Hoe herkende je zijn taal? En Maria: Jij zelf begreep Hem toch al bij die éne blik in de zaal van de hogepriester, en ik had genoeg aan dat éne woord: Maria.
Een discussiepunt zou het volgende kunnen zijn. Mij treft de bijna angstige manier waarop Lodenstein beschermd wordt tegen de gedachte dat hij wereldmijdend zou zijn. Waarom mag deze vrome, die de ascese ook in zijn eigen leven toepaste en haar bepaald niet alleen als last aan anderen oplegde, dat standpunt niet uitdragen? Het zou hem zelfs voor onze eigen tijd toegankelijk maken. Een waarschuwing voor de eindeloze begeerte kan weerklank vinden in een wereld die in dezelfde krant als waarin het interview met de tekstbezorgers stond, kon lezen dat alle ecologische seinen op rood staan door de hebzucht van de westerse wereld:
De wijde omtrek van de ziel
is veel te groot.
Al hadden wij 't al dat ons beviel,
nog hebben we veel van nood.
Al besef ik natuurlijk heel goed dat de meeste mensen hier niet achter zoeken wat Lodenstein bedoelde, namelijk dat de eindeloos begerende ziel zich op Gods Koninkrijk dient te richten. "Ziet, ziet wereld en al is niet", zo luidt het refrein van dit lied, en dat vormt de grondtoon van de bundel.
N.a.v. "Uyt-spanningen", door Jodocus van Lodenstein, uitgegeven naar de editie 1676 met inleidingen en toelichting door L. Strengholt e.a.; uitg. De Banier, Utrecht, 2005; ISBN 90 336 0584 8; 664 blz.
Prof. dr. M. A. Schenkeveld-van der Dussen is emeritus hoogleraar Nederlandse letterkunde van 1500-1850 aan de Universiteit Utrecht.