Er bestaat geen rooms-katholieke literatuur meer. Dat is, enigszins gesimplificeerd, de conclusie van Mathijs Sanders in "Het spiegelend venster", zijn eerder dit jaar verschenen proefschrift over katholieke literatuur. Maar er zijn nog wel rooms-katholieke dichters. Vrij snel na de publicatie van het boek van Sanders kwamen er dichtbundels uit van Michel van der Plas en Huub Oosterhuis, respectievelijk katholiek en ex-katholiek.
In de hoogtijdagen van de verzuiling bestonden er eigenlijk vier Nederlanden: Nederland was verdeeld in een socialistisch, een rooms, een protestants en een min of meer neutraal segment. Wie dat wilde, kon van de wieg tot het graf in zijn eigen wereldje leven. De politieke heren aan de top van de zuilen overlegden met elkaar en sloten compromissen, maar de gewone man werd geacht zijn leiders te volgen en niet al te enthousiast buiten de deur te kijken. Het is niet zo verwonderlijk dat ze ook een eigen literatuur hadden, georganiseerd in eigen tijdschriften, uitgegeven door eigen uitgeverijen. In de tijd tussen de twee wereldoorlogen hadden de protestanten bijvoorbeeld het tijdschrift "Opwaartsche wegen" en de roomsen "De gemeenschap".
Toen na de Tweede Wereldoorlog de ontzuiling inzette, ging de maatschappij er anders uitzien. Her en der doorbrak men de grenzen van de eigen zuil. Men zag er geen heil meer in. Progressieve protestanten werden lid van de PvdA: ze wilden midden in de samenleving staan en niet opgesloten worden in een kunstmatig dichtgehouden deel van de maatschappij. Ook in de literatuur werkten deze tendensen door. Het protestantse literaire tijdschrift "Ontmoeting" moest het zien te redden zonder mensen als Ad den Besten en Guillaume van der Graft. En ook veel jonge rooms-katholieken wilden zich niet meer op levensbeschouwelijke basis organiseren. Daar kwam nog bij dat figuren die herkenbaar katholiek bleven, zoals Van Duinkerken en Knuvelder, naar de marge verdreven werden. Het waren auteurs als Hermans en Reve die steeds meer de dienst gingen uitmaken.
Taai
Gek genoeg bleek de protestantse zuil taai genoeg om ook nog eigen literaire organisaties en tijdschriften in leven te houden. Na "Ontmoeting" was het weliswaar lange tijd stil, maar in de jaren '80 en '90 verschenen tijdschriften als "Woordwerk" en "Bloknoot" op het toneel. Beide tijdschriften bestaan, gefuseerd, als "Liter" tot op de huidige dag. Bij de rooms-katholieken ging het anders. Mathijs Sanders signaleerde onlangs in "Het spiegelend venster", zijn proefschrift over katholieke literatuuropvattingen tussen 1870 en 1940, dat er sinds 1963 feitelijk geen katholiek tijdschrift meer bestaat - en daarmee is zoiets als rooms-katholieke literatuur uit het zicht verdwenen.
Het was daarom een opvallende speling van het lot dat vrij snel na het verschijnen van Sanders' boek een bundel religieuze poëzie van Michel van der Plas en een nieuwe bundel poëzie van Huub Oosterhuis verschenen. Beide auteurs hebben in elk geval hun katholieke wortels gemeen. Van der Plas is nog steeds katholiek; hij lijkt de laatste vertegenwoordiger van een generatie ouderwets-katholieke literatoren. Het is alsof hij met de biografieën die hij heeft geschreven -van drie roomse literatoren: Alberdingk Thijm, Gezelle en Van Duinkerken- dat verleden definitief heeft willen vastleggen. Maar daarmee is het ook onherroepelijk afgesloten. Men kan zich moeilijk Antoine Bodar of Robert Lemm in het centrum van de Nederlandse kunstwereld voorstellen. Het rijke roomse leven is ook in de literatuur voorbij.
De figuur van Huub Oosterhuis kan dat illustreren. Ooit was hij pater, maar sinds lange tijd is hij vooral bekend als progressief theoloog. Men kan hem misschien vergelijken met iemand als de theoloog Ter Schegget - aan wie dan ook een gedicht in Oosterhuis' nieuwste bundel is gewijd. Voor meer orthodoxe gelovigen heeft zijn naam daardoor de connotatie van bevrijdingstheologie en horizontalisme. Maar ook in de wereld ligt hij niet zo goed; hij heeft bijnamen gekregen die ik hier niet zal citeren, maar die in elk geval aangeven dat niet-gelovigen ook weinig van zijn gedreven pleidooien voor gerechtigheid en vrede moeten hebben.
Twijfel als reclamestunt
Wie de poëzie van Oosterhuis en Van der Plas vergelijkt, merkt de verschillende atmosfeer meteen op. Van der Plas is de traditionele katholiek, die bij tijden aangevochten wordt door hevige twijfel, maar zijn geloof niet loslaat. Oosterhuis is een progressieve oecumenische christen, maar vooral een intens levend mens, die -zo blijkt hier en daar- door (rudimenten van) het christelijk geloof wordt geïnspireerd. Van der Plas staat duidelijk binnen, al is het af en toe aan de rand; als Oosterhuis al binnen staat, dan balanceert hij op de linkergrens.
Nu doet men er goed aan niet al te snel met zijn oordelen te komen, want de radicaliteit waarmee mensen als Oosterhuis de naastenliefde in de praktijk brengen kan indrukwekkend zijn. Maar in dit geval heb ik me werkelijk geërgerd aan het persbericht dat Oosterhuis zijn bundel liet vergezellen. Ik citeer: "De speelruimte die de dichter Oosterhuis op theologisch vlak voor zichzelf opeist, is eveneens opmerkelijk. De ex-pater Oosterhuis, die beroemd is geworden als schrijver van religieuze liederen en liturgische teksten, laat zich kennen als een zeer onorthodox gelovige. De afdeling "Godsdienst geen" is zelfs provocatief te noemen." Een gelovige die reclame maakt met zijn onorthodoxie! Je stelt je zomaar wat figuren uit de kerkgeschiedenis voor: Pascal bijvoorbeeld die zijn "Gedachten" toch nog had kunnen publiceren onorthodox, lezers, laat u zich niet afschrikken, ik ben zelfs provocerend! Me dunkt: zodra je je twijfel als reclamestunt gaat gebruiken, wordt het tijd eens naar je geloof te kijken.
Wie de desbetreffende cyclus dan gaat lezen, komt onder andere het gedicht "Koortsdroom aan een kruis" tegen, waarin Oosterhuis Jezus een aantal dingen laat denken die Hij heel zeker nooit heeft gedacht. Wat Oosterhuis in een van de volgende gedichten aan positiefs te melden heeft over de taak van een dichter lijkt ook nogal twijfelachtig: "Ik moest de woorden mens en god/ die ik vond in de taal/ opnieuw identificeren." Het lijkt mij werkelijk heel zinvol als hij die woorden niet identificeert, en zich bijvoorbeeld weer eens oriënteert op de belijdenis van de katholieke kerk, in de diepste zin van het woord. Dit soort poëzie moet zowel christenen als niet-christenen afstoten, alle reclame over Oosterhuis' provocatieve ketterij ten spijt.
Perspectief
Tekenend komen de verschillen tussen Van der Plas en Oosterhuis ook uit in het perspectief dat ze kiezen. Oosterhuis kiest in bijvoorbeeld "Uittocht" voor een ikfiguur die in Egypte achterblijft wanneer Israël het land uittrekt: "Eén groot schreeuwen was Egypte./ Moest ik tegen die prijs gered/ om levenslang mijn leven/ schuldig te zijn aan die god?" Van der Plas leeft zich bij voorkeur in in bijbelse figuren als Zachéüs en de Emmaüsgangers: geen grote gelovigen, maar mensen die in hun twijfel aan God blijven vasthouden. Daarbij moet gezegd worden dat Oosterhuis ondanks alles een grotere dichter lijkt dan Van der Plas. Met name wanneer Van der Plas zich aan meer gebonden vormen waagt, lijden zijn gedichten onder rijmdwang. Ook wanneer hij zijn twijfel vertolkt, levert dat geen sterke poëzie op: "O besta, besta. Mijn angst en verlangen/ roepen het onmogelijke naar nacht/ en niets ()"
Het sterkst zijn de gedichten waarmee zijn bundel opent: lange, niet-rijmende monologen of dialogen van bijbelse figuren, met allerlei spreektalige wendingen. Ze zijn te lang om er hier een kenmerkend citaat uit te geven, maar ze roepen indringend de sfeer op van de vroege christenheid, die nog zo dicht bij Christus' hemelvaart en daardoor ook dicht bij zijn wederkomst leefde. Deze mensen, de Emmaüsgangers, Johannes op Patmos, ze zijn ontheemd. "Het is genoeg/ dat men zijn hart éénmaal heeft voelen branden/ om vreemdeling te worden voor de weg", zegt een van de Emmaüsgangers. Dit katholicisme, hoewel her en der niet zonder roomse bijmengsels, en niet zonder twijfel, is me liever dan het buitenstaandersperspectief van Oosterhuis. In de republiek der letteren is Van der Plas de laatste der katholieken.
N.a.v. "Vreemdeling op doortocht; een keuze uit zijn religieuze poëzie", door Michel van der Plas; uitg. Ten Have, Baarn, 2002; ISBN 90 259 5296 8; 112 blz.
"Nooit meer niet; nieuwe gedichten", door Huub Oosterhuis; uitg. De Prom, Amsterdam, 2002; ISBN 90 6801 808 6; 144 blz.