Zeventien jaar lang hebben ze er -met tussenpozen- aan gewerkt, tien docenten Nederlands van diverse reformatorische scholen. Nu ligt het resultaat van al die inspanningen eindelijk op tafel: een nieuwe editie van Lodensteins "Uyt-spanningen", met de oorspronkelijke teksten, de bijbehorende muziek en een overvloed aan aantekeningen en toelichtingen. "Dit boek heeft zo'n grote rol gespeeld in onze traditie dat het echt de moeite waard is om het zo goed mogelijk beschikbaar te houden."
Met gepaste trots kijken drs. A. Ros en C. Bregman naar het kloeke boekwerk. Bijna 700 pagina's dik. Ros: "Wat hier allemaal in staat is uniek. De teksten zijn weergegeven naar de eerste druk, de melodieën heb ik er -via het Meertens Instituut- zo veel mogelijk bij gezocht. Twee musici, L. van der Steen en G. Oosterom, hebben de zeventiende-eeuwse muzieknotaties omgezet naar hedendaagse. Maar het grootste werk vormen natuurlijk de annotaties en toelichtingen - daar zijn we als werkgroep jarenlang mee bezig geweest."
Het begon allemaal met een lezing van wijlen prof. dr. L. Strengholt over de Nadere Reformatie in de zeventiende-eeuwse literatuur.
Het terrein bleek nog nauwelijks in kaart gebracht te zijn, en de aanwezige neerlandici vonden, net als Strengholt zelf, dat daar iets aan moest gebeuren. Er werd een werkgroep opgericht, die aanvankelijk fungeerde als klankbord voor Strengholts eigen onderzoek. Bregman: "Dat moet in 1988 geweest zijn. Hij had er bewondering voor dat wij als docenten aan de reformatorische scholen deze stof konden doorgeven aan leerlingen van zestien, zeventien jaar. Tijdens die werkgroepvergaderingen hebben we heel goede, wezenlijke gesprekken gevoerd. Strengholt was een buitengewoon aimabele man, zeer erudiet."
Na Strengholts onverwachte overlijden in 1989 besloot de werkgroep zijn lopende project -een editie van Lodensteins "Uyt-spanningen"- voort te zetten. Bregman werd voorzitter van de vergaderingen, Ros nam de eindredactie van de tekst voor zijn rekening. Verder werd het werk zo goed mogelijk verdeeld onder de leden van de groep: dr. C. R. van den Berg, drs. A. van Groningen, drs. J. ter Harmsel, E. Kooijmans, dr. C. A. de Niet, dr. S. D. Post, drs. J. W. van Toor-Morsink en drs. P. A. Zevenbergen. Ros: "We werkten vaak in subgroepjes. De deelcommissie Rotterdam hield zich bezig met het transcriberen en annoteren, de deelcommissie Veluwe met de achtergronden en toelichtingen, waarbij Kooijmans de conceptinleidingen schreef. Telkens als we weer vijf gedichten hadden gedaan, kwamen we met de hele groep bij elkaar om alles nauwkeurig door te nemen."
Vanwaar uw belangstelling voor Lodenstein?
Ros: "Toen ik zelf nog op de middelbare school zat, kreeg ik van mijn grootvader de "Uyt-spanningen" in de editie van 1713. "Jij wilt schoolmeester worden", zei hij, "dan heb je dit boekje nodig." Voor mij is Lodenstein zodoende altijd symbolisch gebleven voor wat de oudvaders hebben nagelaten. In leespreken die ik hoorde werden zijn teksten vaak geciteerd, hoewel zijn naam daar meestal niet aan te pas kwam. Vaak bleef het bij de vermelding "zoals een zeker dichter gezegd heeft", of werden de versregels aan Groenewegen toegeschreven - maar als je Lodenstein gelezen had, kon je ze herkennen.
Ook toen ik Nederlands studeerde, bleef Lodenstein in beeld. Ik had in Utrecht les van prof. P. J. Buijnsters, die net bezig was een bloemlezing uit zijn gedichten samen te stellen. Lodenstein heeft voor mij dus een dubbele betekenis: hij was iemand vanuit de bevindelijke belevingswereld die ook in literair-historische zin belangrijk is geweest."
Bregman: "Bij mij is de liefde voor Lodenstein later pas gekomen. Niet door mijn studie Nederlands, wel door de lessen die ik later zelf over hem gegeven heb. Toen de bloemlezing van Buijnsters verscheen, dacht ik: Dat hadden wij moeten doen. Niet omdat hij het niet goed gedaan zou hebben -het heeft me altijd verbaasd dat een rooms-katholiek zo'n inleiding kon schrijven-, maar wij zijn als neerlandici uit de gereformeerde gezindte toch verplicht om de dichters uit de eigen traditie recht te doen.
Ook op een andere manier ben ik trouwens met Lodenstein bezig geweest. Voor de Réveil-serie heb ik wat preekjes van hem herschreven, en ook daarbij is me opgevallen hoe bewogen, hoe existentieel deze schrijver geweest is. En wat weet hij soms een reformatorisch geluid te laten horen, over de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen..."
Ros: "Dat zie je minder terug in zijn gedichten, daarin slaat hij een bevindelijker toon aan. Misschien heeft dat iets te maken met het feit dat hij die preken nooit zelf uitgegeven heeft - je kunt merken dat ze later vanuit zijn preekschetsen en notities van toehoorders herschreven zijn."
Hoe literair is Lodenstein?
Bregman: "Vaak werden we als werkgroepleden verrast door de knappe opbouw van de gedichten. We zeiden geregeld tegen elkaar: Dit is klasse. Deze man is consequent ondergewaardeerd geweest in de literatuurgeschiedenis."
Ros: "Hij heeft bijvoorbeeld veel aan Huygens ontleend - dat had Strengholt al ontdekt. Ook in de liedcultuur van zijn tijd is hij heel goed thuis geweest. Hij maakte bijvoorbeeld gebruik van melodieën uit een liedboek van Stalpart van der Wiele, dat destijds net verschenen was."
Hij gebruikte toch ook melodieën van wereldse liederen?
Bregman: "In zijn inleiding citeert hij Busschof, een andere dichter van geestelijke liederen: "De voys en weegt Godt niet of die is swaar of ligt." Hij vond dus dat je wereldse melodieën best mocht gebruiken."
Ros: "Maar hij neemt altijd heel passende wereldse liederen, hij kiest nooit de melodie van een aanstootgevend lied. Daarmee heeft hij het principe toch wat ingeperkt."
Zegt dat iets over zijn cultuurvisie?
Bregman: "Hij stond in ieder geval vrij onbevangen in die muziekcultuur, keurde een wereldse melodie niet per definitie af. Het zegt ook wel iets dat hij allerlei eigentijdse liedboeken vrij snel aangeschaft en verwerkt heeft. Lodenstein was natuurlijk een precies man, maar cultuurvijandig is hij niet geweest. Althans niet op dit punt."
Ros: "Maar dan heb je het alleen over de vorm van die gedichten. Lodenstein heeft een heel erudiete opvoeding gehad, hij heeft leren paardrijden, leren musiceren, kennisgemaakt met allerlei vormen van cultuur, zoals dat in aristocratische kringen gebruikelijk was. Maar dat alles maakt hij helemaal dienstbaar aan de boodschap van de Nadere Reformatie. "Hoog omhoog, mijn ziel, naar boven" - dat is voor hem écht zo. Alles zet hij in het kader van het leven met Christus. In dat licht staan al zijn uitingen over het maatschappelijk leven, maar ook zijn beeldspraak en zijn muzikaliteit. Die literaire vorm is alleen maar een drager van het hoofdthema van zijn leven: "'t Hoort den Hemel alles toe/ wat ick denck/ en wat ick doe." En: "Ick ben maar tot Godes Eer/ Krijgt Hy die/ wat wensch ick meer?""
Kun je Lodenstein typeren als wereldmijdend?
Bregman: "Die naam heeft hij altijd gehad, maar in zekere zin moeten we daarop terugkomen. Aan de manier waarop hij te werk ging, kun je zien hoe hij de grote dichters van zijn tijd heeft gevolgd. Tegelijkertijd heeft hij zijn levensbeschouwelijke opvattingen nooit verloochend. Dat laatste is het geweest wat de eeuwen door in bevindelijke kringen herkend is. Al kun je je afvragen of de mensen die Lodensteins gedichten vanwege hun bevindelijke gloed waarderen, hem ook altijd begrijpen."
Ros: "Ik denk dat het slechts een deel van Lodenstein geweest is, dat altijd herkend is. De bekende verzen, die dicht aansluiten bij het bevindelijke gedachtegoed, de regels die een spreekwoordelijke waarde hebben gekregen."
Bregman: "Wij als werkgroep hadden dikwijls moeite om de teksten écht te begrijpen. Lodenstein schreef meestal geen simpele verzen. In dat opzicht is het toch wat merkwaardig dat hij zo veel invloed heeft uitgeoefend op eenvoudige mensen, afkomstig uit een heel ander milieu dan hij zelf."
Lodensteins gedichten hebben een belangrijke rol gespeeld in het gezelschapsleven, schrijft u.
Bregman: "Ja, hoewel je ook daar een concentratie op de bekendste gedichten ziet."
Ros: "Maar die kende iedereen dan ook. Ze lagen aan de basis van het bevindelijke geloofsleven. In de achttiende eeuw werden de "Uyt-spanningen" nog altijd om de zes jaar herdrukt. De uitgever van Carolus Tuinman schreef erover: "Myn zalige Moeder was gewoon te zeggen: Een Christen heeft genoeg aan den Bybel, de werken van W. à Brakel, de Psalmen Davids en de gezangen van J. van Lodenstein.""
Bregman: "Mooi, hè?"
Ros: "Dat was honderd jaar na het ontstaan van de gedichten. Maar sinds de eerste helft van de negentiende eeuw zijn ze nooit meer uitgegeven."
Bregman: "Daarom was het voor ons een ereschuld om ervoor te zorgen dat dit boek er kwam. Dat het teruggegeven werd aan de brede gereformeerde gezindte."
Denkt u dan dat Lodenstein nog altijd op een breed publiek mag rekenen?
Bregman: "Als je bedenkt dat onze wortels in de Reformatie en de Nadere Reformatie liggen, mag je toch wel belangstelling verwachten voor een van de belangrijkste vertegenwoordigers daarvan."
Ros: "De "Uyt-spanningen" vormen op literair gebied het hoofdwerk van de Nadere Reformatie. Je zou het boek bijvoorbeeld in een kring kunnen bestuderen, zoals wij dat als werkgroep hebben gedaan. Je zou het ook als dagboek kunnen gebruiken: elke dag een lied van Lodenstein om je op te bezinnen."
Bregman: "We zouden het ook kunnen zingen. Ik hoop dat onze zangkoren het oppikken."
Ros: "Ed Kooijmans heeft in de bundel "Uit Sions zalen" al een aantal van deze liederen opgenomen en ze ook met zijn koor uitgevoerd."
Is Lodenstein voor jongeren nog herkenbaar?
Ros: "De manier waarop hij de innerlijke relatie met God beschrijft, is van alle tijden. Neem het gedicht "Heyl'ge Jesu! Hemelsch voorbeeld!" waarin Lodenstein de heiligmaking in haar meest wezenlijke vorm zichtbaar maakt. Al het aardse valt weg op het moment dat het hemelse in het hart zit. Dat is de bevinding van Gods kinderen, die over de eeuwen heen herken baar blijft."
Maar u hebt er een nogal wetenschappelijke uitgave van gemaakt, u hebt de gedichten zelfs niet herspeld.
Ros: "Hopelijk zorgen de annotaties ervoor dat de teksten toch begrijpelijk zijn. Natuurlijk, je moet je in die gedichten willen verdiepen. Maar het loont de moeite."
Bregman: "We hadden als werkgroep een dubbel doel: de gereformeerde gezindte een leesbare, toegankelijke uitgave bieden, maar ook een wetenschappelijk verantwoorde editie maken."
Ros: "Zo is Strengholt destijds aan dit project begonnen, en die insteek hebben we vastgehouden. Dit boek heeft zo'n grote rol gespeeld in onze traditie dat het echt de moeite waard is om het zo goed mogelijk beschikbaar te houden."
Bregman: "Lodenstein was iemand met oog voor de vragen van zijn tijd, iemand die ook midden in zijn tijd gestaan heeft. Ik zou haast zeggen: iemand die door God aan de kerk in Nederland is toegeschikt om een profetisch geluid te laten horen."
Ros: "Het geluid van een boeteprediker, zou ik zeggen. Hij legde de vinger bij de verwording van land en kerk."
Bregman: "Maar ook iemand die machtige gedichten geschreven heeft. De twee die net al genoemd zijn, "Hoog! om hoog! mijn siel/ na boven!" en "Heyl'ge Jesu! Hemelsch voorbeeld!" - die staan bij mij ook bovenaan. En "Niet en al", met de regels: "Die aller Schepselen Heerlijckheyd/ In sig bevat/ Is al mijn Vreugd, mijn Soeticheyd,/ Is al mijn Eer, mijn Schat/ Is Al, is Al, dat me genoegen sal.""
Ros: "En "Soet geselschap! buygt uw knien/ Dat den Hemel 't ons doe sien/ En ons wille doe verdrincken;/ Tot wy met verwondering/ In dien Ocean versincken/ En vergeten alle ding...""