Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Enny de Bruijn

Overgave als levenshouding

De Vlaamse schrijfster Maria Rosseels, vorige week overleden, werd vooral bekend door haar romans "Dood van een non" en "Ik was een christen". Ze mag de beste vertegenwoordiger van de christelijke literatuur in de twintigste eeuw genoemd worden, de enige die wellicht de geschiedenis zal binnengaan - tenminste, wanneer je de dichtkunst even buiten beschouwing laat. Wie was de vrouw die zo doorleefd de spanning tussen christelijk geloof en hedendaagse wereld wist te beschrijven? 

Maria Rosseels, geboren op 23 oktober 1916 in Borgerhout, bracht haar leven door in de Brabantse Kempen, vlak bij de Nederlandse grens. Zeker de laatste dertig jaar leefde ze heel teruggetrokken. Een groot deel van haar werkzame leven was ze journaliste bij de Vlaams-katholieke krant De Standaard, maar na haar pensionering verdween ze samen met haar hond in haar huis in Kalmthout. 

Toen haar werk met de prijs van de Vlaamse Gemeenschap werd bekroond, gebruikte ze het geld om een grote omheining rond haar tuin te maken - ter wille van de hond, zei ze. Intussen kregen vreemdelingen haar niet makkelijk meer te spreken. Interviews gaf ze niet meer, boeken schreef ze niet meer en foto's werden er niet meer gemaakt. Eigenlijk was ze al bij haar leven geschiedenis geworden.
Dat intrigeert toch wel, als je bedenkt dat diezelfde Maria Rosseels tussen haar dertigste en zestigste levensjaar juist een uitermate actief en publiek leven geleid heeft. Toen ze in 1947 bij De Standaard aantrad -na kortstondige avonturen in het onderwijs, op het ministerie van Arbeid en bij een uitgeverij- maakte ze snel naam als journaliste. Niet omdat ze zo goed was in de zakelijke verslaggeving, wél omdat ze opvallende columns, recensies, interviews en reportages schreef. 

Levenslessen
Ze begon met een rubriek voor meisjes, waaruit het boek "Spieghelken" (1952) groeide. In de vorm van dagboekstukjes van een meisje van een jaar of zeventien gaf ze levenslessen aan de jeugd, lessen die geweldig aansloegen, blijkens de talrijke herdrukken van het boek. "Wacht niet tot je oud bent om te leven. Vandaag sta je tussen duizend wonderen", zegt Spieghelken. En: "Ik meen dat het beter is tien keer te veel in iemand vertrouwen te stellen dan één keer iets stuk te maken door gebrek aan vertrouwen." Heel bewust wilde de schrijfster daarmee tegenwicht bieden aan de teleurstelling en het cynisme van de naoorlogse jeugd. 

Ook andere boeken verschenen eerst in afleveringen in De Standaard. Bijvoorbeeld "O, Marolleke" (1955), waarin ze met veel liefde en humor de wederwaardigheden van haar kleine nichtje beschreef. En "Elisabeth" (1953-54), de trilogie waarmee ze zichzelf als romanschrijfster op de kaart zette. Eigenlijk wilde ze met "Elisabeth" een boek schrijven over een vrouw die haar schrijverschap boven haar gezin en haar kinderen stelt en daaraan ten onder gaat: "De roem der vrouw is de grafsteen van haar geluk." Maar het werd een heel ander boek, een boek over de relatie tussen God en mens, in het licht van Gods onbegrijpelijke voorzienigheid. 

Dat laatste is het grote thema van al haar romans gebleven. "Ik was een christen" (1957), "Dood van een non" (1961) en "Wacht niet op de morgen" (1969) zeggen allemaal, elk op hun eigen manier: Wij hebben geen antwoord op de raadsels van het bestaan. Het lijkt of we vruchteloos bidden, of we tevergeefs ons uitstrekken naar God. Soms zijn we de wanhoop en vertwijfeling nabij. Toch kunnen we niet anders dan Gods onbegrijpelijkheid aanvaarden, Hem liefhebben en vertrouwen. Zoals de hoofdpersoon van "Dood van een non" aan het eind van het verhaal belijdt: "Ik ken U niet, maar Gij zijt mijn levensadem. Ik ken U niet, maar ik heb U gezocht langs vele wegen, meer in de duisternis dan in het licht. Ik ken U niet, maar ik heb U lief. En ik zie uit naar Uw komst, méér dan de wachters naar de morgen." 

Kloosterleven
Intussen hield het journalistieke werk gelijke tred met de romans. Maria Rosseels schreef honderden pittige filmrecensies en zette op dat gebied de toon in Vlaanderen. De Standaard-lezers smulden ook van haar reisreportages, nadat ze samen met Willy VanderSteen in het Verre Oosten had rondgetrokken. Maar het bekendst werd ze met haar roemruchte artikelenreeksen. De serie "Gesprekken met gelovigen en ongelovigen" bijvoorbeeld, of "Voorlichting gevraagd", waarin ze lezersvragen over huwelijk en seksualiteit beantwoordde.
Een feministe was ze niet, maar ze pleitte wel voor emancipatie van de vrouw. Hoe ze met die problematiek geworsteld heeft, blijkt uit haar boekje "Het woord te voeren past den man". Ze maakte zich er niet gemakkelijk van af: in een poging de verhouding tussen man en vrouw op een christelijke manier te doordenken, bestudeerde ze de hele kerk- en cultuurgeschiedenis. 

Wie haar boekje nu leest, denkt: eigenlijk was ze best traditioneel. Ze pleitte voor gelijkwaardigheid, niet voor gelijkheid, en ze verdedigde Paulus met verve tegen alle aantijgingen van feministen: "Paulus was geen mensenhater, en ook geen vrouwenhater. Daarvoor was hij te nuchter, te intelligent en te eerlijk." Maar in het conservatieve, rooms-katholieke Vlaanderen van de jaren vijftig en zestig moet het tamelijk wereldschokkend zijn geweest: iemand die pleitte voor de ontwikkeling van de vrouw, die vrijmoedig over seksualiteit sprak, die niet aarzelde om misstanden in de kerk aan te wijzen. 

Het ergste moest overigens nog komen: de serie "Moderne nonnen gevraagd". Daarin bracht de schrijfster het leven in eigentijdse nonnenkloosters in beeld, compleet met alle zwakheden en gebreken. En dat heeft ze geweten. Kardinaal Van Roey zelf zag zich genoodzaakt in te grijpen. In zijn brief naar De Standaard toonde hij zich uitermate ontsticht: "Om de noodlottige indruk te herstellen, verzoek ik U deze brief (...) in uw dagblad te publiceren en ik zou U aanraden voortaan soortgelijke geschriften vooraf aan het wijs oordeel van een ernstig en bekwaam priester te onderwerpen." De serie was meteen afgelopen - maar de hele geschiedenis is als een geuzenstuk de annalen van De Standaard ingegaan. 

Vragen
Intussen blijven er rond Maria Rosseels nog genoeg raadsels. Waarom publiceerde ze de laatste dertig jaar niets meer, terwijl ze ooit zei dat schrijven voor haar een levensbehoefte was? Wat is er gebeurd met het boek over Paulus, waaraan ze begonnen was? In haar laatste grote roman lijkt het christendom, anders dan in haar vorige boeken, niet langer de enige weg tot behoud te zijn - zou die lijn zich in haar leven verder hebben doorgezet? En hoe zou ze het beleefd hebben om ongetrouwd door het leven te gaan, terwijl ze zo veel van kinderen hield en zo veel schreef over de relatie tussen man en vrouw? 

Maar hoe dat ook zij, Maria Rosseels is in het naoorlogse Vlaamse landschap een figuur die niet over het hoofd gezien kan worden. "Wat ze schreef, was moedig en oprecht", meldde De Standaard vorige week, "en ze ontzag niemand. Ze heeft menig heilig huisje ingebeukt en kon dat omdat ze een diepgelovige vrouw is gebleven." 

Is dat ook de reden waarom ze zich een plaats in de literaire wereld heeft kunnen verwerven, waarom ze grote literaire prijzen kreeg en zelfs in de adelstand werd verheven? Mooischrijverij is nooit haar opzet geweest, haar doel lag verder. "Ik schrijf om in het reine te komen met mijn problemen", zei ze zelf, en haar verhalen waren dan ook altijd ondergeschikt aan de ideeën die ze wilde overbrengen. Juist omdat ze de vragen van haar tijd niet uit de weg ging -"Wie geen vragen meer durft te stellen, is een levende dode"-, liet ze zien dat christelijke gehoorzaamheid niet hetzelfde was als blinde volgzaamheid. Door haar eerlijkheid, haar onafhankelijkheid en haar oprechte liefde voor mensen kon ze uitgroeien tot iemand naar wie ook andersdenkenden wilden luisteren.