In zijn nieuwe roman over de hugenoten van Vivarais dicht Willem J. Ouweneel de hoofdpersonen opmerkelijk veel charismatische gaven toe. De profetieën zijn niet van de lucht en hier en daar is in het verhaal ook een gebedsgenezing geweven. Daarmee is het beeld van de hugenoten allerminst vertekend, vindt hij. "Onder een deel van hen bestond grote aandacht voor het werk van de Heilige Geest. Dat is een historisch gegeven."
Lange tijd kwam hij er niet aan toe de pen op te nemen voor een tweede roman over de hugenoten van de Vivarais, maar toen hij eenmaal met schrijven was begonnen, wist hij niet meer van ophouden. In enkele weken tijd zette Willem J. Ouweneel een aangrijpend verhaal van meer dan 450 pagina's op het scherm. "Een zware klus", zegt hij. "Het moest eruit, ik had geen rust voordat het af was."
Het schrijven van een roman is volgens Ouweneel vooral een spannende bezigheid. Van de 120 boeken die hij in de loop der jaren het licht deed zien, goot hij er drie in de romanvorm. "Het leuke is dat je als schrijver net zo nieuwsgierig bent naar wat de hoofdpersoon gaat meemaken als de lezer. In een zekere zin registreer je slechts wat er gebeurt. Je bent erbij en je schrijft op wat je ziet."
Het boek, met de trefzekere titel "Een veldhoen op de bergen", beschrijft de lotgevallen van de opgejaagde hugenoten tijdens de Oorlog van de Camisards, de strijd die de protestanten aan het begin van de achttiende eeuw voerden tegen het rooms-katholieke koningshuis. Met de opheffing van het Edict van Nantes in 1685 waren de hugenoten in Frankrijk definitief tot ongewenste personen verklaard. Velen lieten het leven op de brandstapels.
Onmogelijke keuze
Ouweneels boek is een vervolg op een andere roman van zijn hand over de hugenoten van de Vivarais, "De kleine kudde". Dat verscheen zestien jaar geleden. "Al die tijd sudderde in mijn onderbewustzijn het idee om een tweede deel te schrijven: over de Oorlog van de Camisards. Maar er was veel studie voor nodig om inzicht te krijgen in deze complexe strijd. Ik heb er 4400 pagina's Franse tekst voor doorgenomen."
Zijn ikroman schrijft Ouweneel vanuit het perspectief van een jonge vrouw, Claudine Bourrée. Zij komt in aanraking met het protestantisme als haar vroegere jeugdliefde David Gruas vanuit Zwitserland terugkeert naar haar woonplaats St. Vincent-de-Durfort in de Vivarais (tegenwoordig de Ardèche). In zijn geboortestreek wil Gruas verdrukte hugenoten te hulp schieten in hun strijd tegen de koninklijke troepen.
De twee maken al snel trouwplannen, maar de katholiekgezinde en invloedrijke Paul Bravais heeft zijn zinnen op Claudine gezet en steekt een forse spaak in het wiel. Zowel Claudine als David wordt op instigatie van Bravais op een geheime bijeenkomst van hugenoten overvallen en gevangengenomen. Tijdens een verhoor plaatst hij Claudine voor een onmogelijke keuze. Hij verbindt het leven van David aan haar antwoord op zijn huwelijksaanzoek. Reageert ze afwijzend, dan wordt David gedood; stemt ze in, dan blijft hij gespaard.
Vol weerzin, maar ook met overtuiging kiest Claudine voor het tweede. Zij krijgt bij Bravais vier kinderen en speciaal voor hen zal zij later haar ervaringen op papier zetten. Claudines levensloop neemt verrassende wendingen. David blijft voortdurend aanwezig in haar leven. De zaak van de hugenoten gaat haar zozeer ter harte, dat zij op een gegeven moment zelf de wapenen opneemt.
In uw roman voegt u aan de feiten een flinke scheut fictie toe. Hoe moeilijk is het om in balans te blijven?
"Je probeert zo dicht mogelijk bij de feiten te blijven. De lijn van de gebeurtenissen ligt vast. Daar mag je niet aankomen. Ze mogen in geen geval worden aangepast ten gunste van je verhaallijn. Maar je bent meer dan een historicus. Je wilt ook verhalenverteller zijn. Dat betekent dat je een stap verder gaat dan iemand die de geschiedenis beschrijft op basis van historisch materiaal. Je bedenkt personages en je gaat na wat hen overkomen kan zijn. Zo realistisch mogelijk, zeker. Maar wel zodanig dat de lezers zich met de hoofdpersonen kunnen identificeren. Zij moeten wel mensen met een gezicht worden. Dat vind ik zelf het spannende van een goede roman: meeleven met iemand van wie je weet dat hij nooit heeft bestaan."
De hoofdpersoon van uw boek is een moeder van vier kinderen. Hoe is het om zich als man te verplaatsen in het zielenleven van een vrouw?
"Het is een uitdaging. Claudine is een sterke, zelfstandige persoonlijkheid. Ze weet wat ze wil en ze weet haar doelen te bereiken. Sommigen zullen haar al te kloek vinden, zeker in de context van die tijd. Maar vergis je niet: vrouwen kunnen erg verschillend zijn. Ik heb twee dochters en twee schoondochters, dus ik weet enigszins waarover ik spreek. Je ziet geregeld dat in de geschiedenis op kardinale punten vrouwen het heft in handen nemen."
In uw boek spelen vrouwen in de hugenotengemeenten een grote rol, wordt het heilig avondmaal gevierd in afwezigheid van ambtsdragers en krijgen de Geestesgaven een grote plaats. Hoe calvinistisch waren de hugenoten van de Vivarais?
"Als het gaat om de leer volop. Op punten als de rechtvaardigmaking door het geloof en de verzoening waren zij calvinisten in hart en nieren. Maar door het wegvallen van de kerkelijke structuur en door het verdwijnen van honderden predikanten na de afschaffing van het Edict van Nantes waren de mensen aan zichzelf overgeleverd. Er waren geen ambtsdragers meer om de sacramenten te bedienen. Daarom deden de mensen het zelf. Vrouwen kregen gemakkelijker allerlei taken toebedeeld. Onder hen waren ook profetessen.
Er ontstonden evangelische gemeenten avant la lettre. Niet omdat de mensen zo eigenwijs waren, maar omdat zij door de nood werden gedreven. Hadden de hugenoten de conventikels niet gevormd en hadden zij niet de strijd aangebonden met de koninklijke troepen, dan was er naar de mens gesproken geen hugenoot overgebleven. Dat is iets wat mij buitengewoon fascineert."
Het thema van de profetie keert voortdurend in het verhaal terug. Komt dat omdat u er zelf zich nadrukkelijk mee bezighoudt of was het destijds voor de hugenoten echt een issue?
"De profetieën van hugenotenleiders als Abraham Mazel en Jean Cavalier zijn zonder uitzondering historisch. Ik heb hun niks in de mond gelegd. Profetisme was tijdens de Oorlog van de Camisards verschrikkelijk belangrijk. De strijd werd bepaald niet op basis van strategie gevoerd. Voortdurend zochten de aanvoerders naar ingevingen van de Geest. Soms pakte een profetie goed uit, soms verkeerd. Er waren excessen, zonder meer. Dat laat ik in mijn boek duidelijk zien. Ik maak het niet mooier dan het was."
Er waren ook hugenotenleiders die de gaven van profetie controversieel noemden.
"Ongetwijfeld, maar niet onder dit deel van de hugenoten in deze episode van de geschiedenis. Claude Brousson, een van de predikanten, onderkende de misstanden, maar sprak zich er toch positief over uit. Anderen deden dat niet."
Aan het eind van het boek komt Claudine met een uitgebalanceerde visie op profetisme: het gaat niet om ingevingen, maar om een gezond verstand "dat zich wel laat leiden door de Geest, maar allereerst gebaseerd is op de Bijbel." Is dat de boodschap die u wil meegeven?
"Ik ben doodsbenauwd voor boodschappen in een roman. Het is een eindoordeel van Claudine. De oorlog heeft haar geleerd voorzichtig te zijn met profetie, en zeker met die profetie die een ander dwingt of iets oplegt. Natuurlijk ben ik het met haar eens. Voor de een zal het een opluchting zijn, voor de ander een teleurstelling."
In uw boek valt de naam van Antoine Court, de man die later leidinggaf aan het herstel van de protestantse kerk in Frankrijk. Biedt hij stof voor een vervolg?
"Ik zou een derde deel kunnen schrijven. Ik loop al lang met de gedachte aan een trilogie. Maar ik weet niet of ik er zin in heb. Door toedoen van Court werden de geestesgaven de kop ingedrukt en werd de vrijheid van de vrouw ingeperkt. Als ik ga schrijven, zal ik dat doen vanuit het gezichtspunt van iemand die het totaal met hem oneens was. Maar misschien duurt het nog wel zestien jaar voor het zover is."
Mede n.a.v. "De kleine kudde. De hugenoten van de Vivarais", door Willem J. Ouweneel; uitg. Barnabas, Heerenveen, 2005; ISBN 90 8520 029 6; 429 blz.
"Een veldhoen op de bergen. De hugenoten van de Vivarais", door Willem J. Ouweneel; uitg. Barnabas, Heerenveen, 2005; ISBN 90 8520 030 X; 454 blz.