Terwijl hij naar zijn werk fietste, peinsde Rob Visser over het pretpark dat zijn zoon met het computerprogramma Roller Coaster aan het bouwen was. "Hé, dacht ik, je kunt hier je eigen wereld mee maken, eentje die perfect is naar jouw idee. Opeens schoot me de schepping te binnen. Ik stelde me voor dat er in ons pretpark iets voorviel, een opstand of zo. Misschien zit daar wel een verhaal in, dacht ik toen." De plot voor een spannend jeugdboek was geboren.
"Virus!?" luidt de titel van het knap geschreven debuut van Rob Visser (1959, hoofd financiële administratie bij ProRail, getrouwd en vader van vier jongens van 12, 10, 8 en bijna 6 jaar.) De titel heeft een dubbele bodem en die heeft het boek ook. Hoofdpersoon Peter bouwt een pretpark, maar een van de medewerkers die hij daar aan de slag laat gaan, komt in opstand.
"Geen gezeur in mijn park. Ik bepaal wat hier gebeurt en als iemand het er niet mee eens is, kan hij verdwijnen." "Jouw park?" vroeg Peter verbijsterd. "Mijn park zul je bedoelen" Peter klikte met zijn muis. Hij probeerde medewerker 66 te verwijderen, maar dat lukte niet. Was de deleteknop stuk?" Peter zit achter de pc met zijn handen in het haar. Medewerker 66 is zomaar uit zichzelf begonnen met het plaatsen van een nieuwe attractie: de Babbeltoren. Een opstand in zijn pretpark op de computer, het lijkt wel een virus! Dan wordt er een bomaanslag gepleegd op de Superlange Kronkolosaurus, de allertofste achtbaan ter wereld"
Peter belandt zelf in het park. Hij levert daar een zware strijd om zijn schepping te redden. Sommige medewerkers zijn voor hem; andere spannen met medewerker 66 samen tegen hem. Het lijkt erop dat Peter gaat verliezen...
"Als je een beetje thuis bent in de Bijbel herken je veel in zowel de verhaallijnen als in de details", zegt Visser. "Ik vond wel dat je dit boek ook moet kunnen lezen als je niets van de Bijbel weet. Eerst was ik van plan de boodschap aan het eind wat expliciet te maken, maar dat vond ik uiteindelijk toch niet sterk."
Zelf houdt hij eerlijk gezegd wel van moralistische verhalen, bekent de schrijver lachend. "Maar ik weet dat de meeste mensen dat niet doen. Ze zouden denken: O, daar heb je weer zo'n jarenvijftigverhaal, waar per se een moraal in moet. Ik heb dat dus weggelaten, maar ik hoop natuurlijk dat mijn boek tot nadenken stemt. Dat het voor ouders een aanleiding zal zijn om met kinderen in gesprek te raken: "Weet je wel dat de geschiedenis van de schepping en de zondeval eigenlijk achter dit verhaal ligt?""
Als je de Bijbel kent, is het nauwelijks mogelijk dit boek te lezen zónder de dubbele bodem te zien. Hoe weet u of het inderdaad een leuk verhaal is voor iemand zonder bijbelkennis?
"Wéten doe je het niet. Het is sowieso voor een volwassene lastig om zich voor te stellen hoe een kind leest. Maar misschien helpt het dat ik niet-gelovig ben opgevoed. Bovendien heb ik het boek laten lezen aan collega's die niet christelijk zijn. Zij gaven het door aan hun kinderen en iedereen vond het spannend. Bij de meesten is niet iets gaan rinkelen. Nog een goed voorbeeld: mijn ouders. Die zijn nóg niet -zeg ik altijd- gelovig en vermoeden niet dat er een achterliggend verhaal is. Ze hebben het boek gelezen en vonden het leuk. "Hoe verzin je het", zeiden ze. Binnenkort zal ik het hun vertellen
Ik verwacht niet dat kinderen snel zelf zullen zeggen: "Sjonge, wat een spannend boek en ik zie ook mooie dingen uit de Bijbel!" Zij missen ons referentiekader. Ik hoop wel dat ouders hun er na afloop op wijzen en dat ze het dan nog eens lezen."
Dat de boodschap impliciet bleef, is min of meer inherent aan dit genre. Zou u in het geval van een ander thema wel expliciet iets doorgeven?
"Ja. In het boek waarmee ik nu bezig ben -misschien wordt het wel nooit iets- probeer ik expliciet te schrijven, maar ik wil dat graag heel gevoelig doen en rekening houden met niet-gelovigen. Ik wil in mijn boeken dus niet een taal spreken die zij niet begrijpen. Iedereen die het leest, moet het mee kunnen maken. Je zou een verhaal kunnen schrijven vanuit een heel christelijk milieu, maar naar mijn idee schrijf je dan ook alleen maar vóór een christelijk milieu. Ik zou het breder willen doen."
Was het geen dilemma voor u om alle parallellen zo ver mogelijk door te trekken? Peter is een jongen die het pretpark gaat redden, hoe kun je dat ooit vergelijken met het redden van de wereld na de zondeval?
"Dat kún je niet vergelijken en daarom was het ook geen dilemma. Ik heb helemaal geen keiharde vergelijking gewild. Het gaat slechts om parallellen. Peter heeft een prachtig pretpark gebouwd. "Het was precies zoals een pretpark moest zijn." Daar klinkt in door: "Het was zeer goed." Ik zou dat echter nooit een vergelijking noemen. Het staat niet op gelijke hoogte met de scheppingsgeschiedenis. Het verwijst er alleen maar naar. Peter redt zijn park, maar de Heere Jezus gaf Zijn leven."
Als u een bijbeltekst voor in het boek moest zetten, wat zou u dan kiezen?
"Oef, daar heb ik niet over nagedacht. Wat mij nu als eerste te binnen schiet: "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft." Waar het om draait, is dit: De schepping en de zondeval zijn voor ons een feit. De verlossing is dat nog niet. Wij staan voor de vraag of wij daarvan ook deel uit gaan maken. Peter stuurt zijn medewerkers op weg met de boodschap dat hij medewerkers die zich tegen hem blijven verzetten, helaas zal moeten ontslaan. Daar zit de oproep achter: Bekeer je. Uiteindelijk is er in dit verhaal eentje die dat doet."
N.a.v. "Virus!?", door Rob Visser; uitg. Mozaïek Junior, Zoetermeer, 2005; ISBN 90 90 239 9164 8; 88 blz.