Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Dr. Hans Ester

De winst van hartzeer

De Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers woont sedert 1961 in Amsterdam en geldt thans als de grande dame van zowel de Afrikaanse als de Nederlandse poëzie. Volgend jaar hoopt Elisabeth Eybers negentig te worden. Uitgeverij Querido bood alvast een verjaarscadeautje aan: de "Versamelde gedigte".

Wie de salon van Elisabeth Eybers in Amsterdam-Zuidoost betreedt om gezellig met haar koffie te drinken, komt in een meer dan opgeruimde kamer terecht. Geen oude kranten op een slordige stapel in een rieten mand, geen rondslingerende paperassen met aanzetten tot gedichten. Niets ligt scheef. Er heerst een perfecte orde. Geen kat of parkiet die deze orde verstoort of bevestigt. De traditiegetrouw meegebrachte alstroemeria's verdwijnen in de keuken, om daar op hun plaats in het sobere geheel te worden voorbereid. Tot mijn grote verwondering verontschuldigt Elisabeth Eybers zich steevast voor de rommel in haar huis. Ben ik even blij dat ze mijn eigen studeerkamer op zolder nooit heeft aanschouwd! 

De gedichten van Elisabeth Eybers vertegenwoordigen op hun eigen wijze dat dominante verlangen naar ordening. Al blijkt dat niet uit papieren waarop eerdere versies van haar gedichten staan, toch kunnen we gerust aannemen dat Elisabeth Eybers wikt en weegt, schaaft en schuurt totdat het gedicht de vorm, het rijm, het metrum en de opbouw in coupletten heeft gekregen die de dichteres nastreeft. Pas dan kan het gedicht op eigen pootjes staan en mag het de wereld in. Onlangs zag de derde druk van haar "Versamelde gedigte" het licht. Met inbegrip van het register zijn het kloeke 850 bladzijden. 

Toen ik in 1990 de eerste uitgave van de verzamelde gedichten besprak, gaf de inleiding tot het krantenartikel de titel als "Versmalde gedigte" weer. Het was mij niet eens opgevallen, maar Elisabeth Eybers had reuze plezier om deze vergissing die een eigen waarheid bezat. Poëzie condenseert de taal. Ook al hecht zij duidelijk veel waarde aan vaste rituelen van omgang, van kleding en van verstandhouding onder mensen, zij offert het leven niet op aan het vormelijke ritueel en heeft een bijzonder gevoel voor humor. Deze humor is ook deel van haar gedichten. Doordat het gedicht de werkelijkheid de baas is door het laatste woord te hebben, kunnen we haar poëzie als een vorm van geestelijke superioriteit, van kracht in de benauwenis, van humor beschouwen. 

Ouders
Elisabeth Eybers werd op 26 februari 1915 in het West-Transvaalse plaatsje Klerksdorp geboren. Klerksdorp ligt ongeveer 70 kilometer ten westen van Potchefstroom. Vader Eybers was predikant van de Nederduitse Gereformeerde Kerk. Hij had zijn opleiding aan de Vrije Universiteit in Amsterdam genoten en woonde daar op kamers bij een zoon van Abraham Kuyper. Een jaar na de geboorte van dochter Elisabeth verhuisde het gezin van dominee Eybers naar Schweizer-Reneke, eveneens in West-Transvaal. 

De geest van het ouderlijk huis is van grote betekenis geweest voor de latere ontwikkeling van het jonge meisje. Beide ouders waren integere mensen voor wie Elisabeth Eybers veel respect en liefde voelde, ook al scheidden hun wegen in zaken van het geloof zich uiteindelijk. 

De bijbelse verhalen maakten grote indruk op de jonge Elisabeth en beïnvloedden de gedichten die zij zou gaan schrijven. Het leven in de pastorie maakte haar door middel van de Statenvertaling niet alleen bewust van de vormende en creatieve waarde van de taal voor het leven, ook kwam zij dankzij haar Engelstalige moeder in aanraking met de Engelse letterkunde, in het bijzonder met Engelse dichters. 

Tweetaligheid leidde bij haar tot grote gevoeligheid voor de diepte en de reikwijdte van woorden. Over de kinder- en jeugdjaren in de pastorie van Schweizer-Reneke met haar weelderige groentetuin en boomgaard schreef Elisabeth Eybers een sympathieke herinnering voor het boek "My Jeugland. Afrikaanse skrywers oor hulle jeug", dat in 1953 onder redactie van haar leermeester Van den Heever verscheen. Hierin betitelt zij zichzelf treffend als "pastoriedogter." 

Literair credo
Op mijn werktafel ligt een exemplaar van een bijzondere scriptie. Het titelblad vermeldt het volgende: "Die ontwikkeling van individualisme in die Afrikaanse lyriek. Skripsie vir Afrikaans Honneurs deur Elisabeth Françoise Eybers, Universiteit van die Witwatersrand, Februarie 1937." De schrijfster van de scriptie, die daarmee een graad behaalde die het equivalent is van ons huidige doctoraal, was tweeëntwintig toen zij aan deze bekende Johannesburgse universiteit afstudeerde. 

De scriptie kwam tot stand onder leiding van professor C. M. van den Heever, die vooral als romanschrijver in de stijl van Stijn Streuvels bekend geworden is. Van de eerste tot de laatste bladzijde is deze scriptie een pleidooi voor de erkenning van een generatie van "jong digters wat gedurende die laaste paar jaar op die voorgrond getree het." 

De toon die de jonge Elisabeth hier aanslaat, is niet mis. Volledig overtuigd van haar boodschap veegt zij de vloer aan met letterkundigen die de waarde van het individualisme in de poëzie ontkennen en ze laat aan de hand van vele voorbeelden zien wanneer beeldspraak onzuiver wordt of wanne er patriottisme in de strijd met talent de overhand krijgt. 

Het volgende citaat uit de scriptie geeft een goed beeld van het diepste literaire credo van deze jonge vrouw: "As ons ons geroepe voel om 'n etiese oordeel te vel, laat ons dan gerus die kunstenaar sy onmaatskaplikheid verwyt; maar as ons sy werk volgens estetiese maatstaf wil beoordeel, aanvaar ons sy individualistiese aanleg met dankbaarheid omdat dit hom in staat stel om homself te ken en te openbaar, en, insoverre as wat hy intens en eerlik mens is, om sodoende die essensiële Mens, die mens van alle nasies en tye, 'n gestalte te gee deur middel van sy persoonlike belydenis." 

De kunstenaar als onsociaal, als eerlijk tegenover zichzelf en daardoor in staat om zichzelf te kunnen blootgeven via zijn werk, de kunstenaar als vertegenwoordiger van de mens algemeen juist door zijn eerlijke individualisme, dat zijn inzichten die het werk van Elisabeth Eybers door de decennia hebben begeleid. De studente van toen is op wezenlijke punten reeds de hoogbejaarde dichteres van nu. 

Kwetsbaarheid
In haar scriptie spreekt Elisabeth Eybers grote waardering uit voor jonge dichters als Uys Krige en N. P. Van Wyk Louw. De dichter die zij niet noemt, is zijzelf. Het woord "belydenis" uit de scriptie dat op de dichterlijke openbaring van het hoogstpersoonlijke slaat, keert terug in de titel van haar debuutbundel, "Belydenis in die Skemering" uit 1936. In deze bundel en ook in de bundels die daarna uitkomen, te weten "Die stil avontuur" (1939) en "Die vrou en ander verse" (1945) schrijft de dichteres voornamelijk over het gevoelsleven van een jonge vrouw. 

Deze vrouw hunkert naar haar geliefde. Op de periode van tomeloze verliefdheid volgt de tijd van het moederschap. Het is een overstelpend rijke tijd die de dichteres ook bewust maakt van de broosheid van het kind en van haar eigen kwetsbaarheid. De geboorte van een eigen kind gaat gepaard met het bewustzijn dat de eenheid van moeder en kind ooit plaats zal maken voor scheiding en dat het geven van leven in het teken staat van het prolongeren van de dood. Dat is haar persoonlijke confessie die vorm krijgt in een poëtisch bouwsel dat de rijkdom van het moederlijk geluk tegelijkertijd als taalmonument duurzaam maakt. 

De schaduw van de dood bedreigt de vreugde over het geluk, met de geliefde, de echtgenoot en met het kind. Door het gehele oeuvre van Elisabeth Eybers heen zijn kinderen in haar poëzie aanwezig. Kinderen bezitten een oorspronkelijkheid van waarneming en van benoemen die de aangepaste volwassene mist. Ook de vergankelijkheid is nooit helemaal achter de levenshorizon verdwenen. Naast de sterke hechting aan het leven zien we bij deze dichteres ook het verlangen naar de omvattende eeuwigheid, naar een niet nader omschreven vrede van de dood. Eenduidigheid vinden we hier niet, eerder spanning tussen de polen van intens beleven enerzijds en opgenomen willen worden in een diffuse eeuwigheid anderzijds. 

Ontwikkeling
Het schrijven van gedichten is voor deze dichteres van levensbelang. Zonder poëzie zou zij het leven niet aankunnen. Dergelijke uitspraken vol pathos komen voor mijn rekening. Elisabeth Eybers zou zulke geladen termen nooit gebruiken. In een van de zeldzame toespraken die zij in het openbaar hield, namelijk in Brussel in 1963, lichtte zij een tipje van de sluier over haar intieme verbond met de dichtkunst op. Op haar eigen, nuchtere manier zei zij: "Ik vermoed dat een van de redenen waarom iemand verzen schrijft, is dat er dingen voor hem zijn, te intiem, te aangrijpend of te onvatbaar op het eerste gezicht of te ongerijmd om in het openbaar mee te delen. Dergelijke dingen moeten gezongen of gesuggereerd of overgeseind worden. Voor dat doel hebben onze verre voorouders de poëzie uitgevonden, die eeuwenoude, altijd-nieuwe, vreemde, vertrouwde omweg en "kortpad" tussen mens en mens." 

Dat onvatbare en ongerijmde blijft niet aan dezelfde emotie of ervaring kleven maar maakt binnen het werk van Elisabeth Eybers een ontwikkeling do or. De accenten verschuiven. Aanvankelijk is het de tijd die het geluk als geliefde en als verwonderde moeder mogelijk maakt en tegelijk de erosie van het pure en totaal onvertroebelde laat voelen. Wat in de menselijke verhouding heel was, vertoont geleidelijk aan scheurtjes. De betrokkenheid op elkaar van man en vrouw maakt plaats voor de trivialiteit van zorgen en sleur. Na 1961, het jaar waarin Elisabeth Eybers zich na haar scheiding van de industrieel Albert Wessels in Amsterdam vestigde, gaat alle energie uit naar het vinden van een nieuw psychisch evenwicht. 

De bundel "Balans" uit 1962 houdt beide werelden, Zuid-Afrika en Nederland, inderdaad in balans. De onherroepelijke streep onder het oude loopt midden door de bundel. Nederland is voor de dichteres een vreemde wereld die haar voortdurend herinnert aan het gemis van de kleuren en geuren van Zuid-Afrika en nog het meest aan het gemis van haar taal. 

Emigratie is bijna altijd een sprong in het diepe van onbekende, bevreemdende woorden. Nu was dat in het geval van Elisabeth Eybers enigszins verzacht door de verwantschap van het Afrikaans met het Nederlands. Aan de andere kant vormde de verwantschap ook telkens weer een kuil waar zij inviel om ontnuchterd weer op te krabbelen. Het Nederlands was en is voor deze dichteres het meest indringende teken van een andere wereld, van een andere geesteshouding waarmee zij veel moeite heeft. Aan de titels van de bundels na "Balans" is voorzichtig af te lezen dat er mettertijd een toenadering plaatsvindt tussen haar en dat curieuze Nederland: "Onderdak" (1968), "Einder" (1977) en "Nuweling" (1995). In de bundels uit de jaren negentig weet Nederland met al zijn deftige fratsen haar zelfs te ontroeren. 

Verlies en winst
Ongerijmd is heel veel in het leven van deze dichteres. Het lichaam wordt breekbaarder naarmate de jaren klimmen. De liefde wordt overschaduwd door het venijn van de mannelijke macht. De nachten worden tot probleem met gedachten die onrustig maken en met dromen die de fases van het leven met elkaar laten vervloeien. Vader en moeder Eybers, van wie de dichteres zich moest losmaken om zichzelf te zijn, keren terug in de latere bundels. In de bundel "Noodluik" uit 1989 staat het kleine gedicht "Domineesdogter": 

My vader, as godsgetuie, het alles gesien
in die glans van die Ongesiene. 'n Droewige saak
op aarde sal in die hemel vergoed word. Sy taak
was die helder opdrag om in te lig en te dien.
Vernaamlik op Sondag. Verder was hy ons vrind
en die vrind van elke ontmoeting op sy pad.
Hy was, volgens nekrologieë, alom bemind.
Ek kon hom nie volg nie. Ek kan hom nie minder skat. 

De laatstverschenen bundels met de Afrikaanse naast de Engelse tekst zijn een impliciete uiting van respect en liefde voor de moeder van de dichteres. Beter dan zo had zij haar gevoel voor haar moeder niet onder woorden kunnen brengen. 

In het tweetalige "Winter-Surplus" uit 1999 is het volgende gedicht te vinden dat de schijnbare tegenstelling van verlies en winst kernachtig weergeeft:
Soveel
Opmerklik dat as jy iemand
voortdurend intens genoeg mis
hy onwrikbaar in jou gedagtes,
reëler dan wie ook al, is:
opvallend dat liefdesverdriet
jou kroon met soveel krediet. 

Als geen ander weet de dichteres Elisabeth Eybers het gemis en het verdriet die bij het leven horen om te munten tot een vorm waarin alle hartzeer is verzacht en verhoogd. Het onsociale van de individuele stem blijkt bij uitstek een brug te slaan tussen gever en ontvanger, tussen deze bijzondere vrouw en ons, steeds opnieuw. 

N.a.v. "Versamelde gedigte", door Elisabeth Eybers; uitg. Querido, Amsterdam, 2004; ISBN 90 214 6081 5; 850 blz.