Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Dr. Hans Ester

Poëzie als levenselixer

De Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers vierde zaterdag haar negentigste verjaardag te midden van haar drie dochters, haar kleinkinderen en een grote schare vrienden en bewonderaars. De viering had plaats in de Singelkerk aan het Amsterdamse Singel. Deze locatie heeft een bijzondere betekenis tegen de achtergrond van het leven van Elisabeth Eybers, die sinds 1961 in Nederland woont.

Al tijdens haar jonge jaren nam Elisabeth Eybers, dochter van de Nederduits Gereformeerde predikant van Schweizer-Reneke in West-Transvaal, afstand van het belijdende geloof van haar voorouders. In een van haar eerste gedichten, geschreven in de studeerkamer van haar vader, komt de regel voor: "hoe vér het ek van hierdie wêreld afgedwaal!" Maar niet van het Boek waarop die voorouders hun geloof hadden gebouwd. Al uit haar eerste bundel, met de opvallende titel "Belydenis in die skemering" (1936), blijkt een sterke verbondenheid met bijbelse figuren. Het loslaten van het geloof in de Almacht Gods en in de verlossing door Jezus Christus gaat bij deze dichteres gepaard met het vasthouden aan de woorden en de verhalen uit de Bijbel.

De mensen uit de Bijbel interesseren haar als medemensen en als gespreksgenoten: Maria (als moeder van Jezus die het leven vol vertrouwen tegemoet ziet en als moeder na de kruisafneming met de gestorven Jezus in haar armen), Maria Magdalena, Job, Jakob, Eva, Kaïn, Lazarus, Petrus en de engel Gabriël - het is een lange lijst van reisgezellen.

De herkenbaarheid van de levensproblemen van mensen in de Bijbel is een gegeven dat de dichteres haar leven lang heeft begeleid. Onlangs vroeg ik haar of zij het verhaal uit Samuël 1 kende waarin over Hanna, de moeder van Samuël, wordt verteld dat zij jaar na jaar een nieuw jasje voor haar opgroeiende zoon maakte. Dat is een menselijk verhaal dat Elisabeth Eybers bij uitzondering onbekend was en haar duidelijk ontroerde. Toen ik tijdens een eerder gesprek de zusters van Lazarus, Maria en Martha, verwisselde, kwam mij dat overigens op een reprimande van de dichteres te staan.

Eenzaamheid

In Johannesburg, waar Elisabeth Eybers als jong meisje ging studeren, moet zij zeer ongelukkig en eenzaam zijn geweest. De poëzie kwam haar in haar verlatenheid te hulp. De ontdekking van de poëzie als houvast hield tevens de ontdekking van haar eigen menszijn, haar vrouwzijn in, van een puur menszijn zonder ballast, van het leven als waarde in zichzelf. En het is opvallend dat zij in het vroege gedicht "Ek moes deur baie pyn" over de uitstorting van de narduszalf spreekt, waarmee de geschiedenis uit Johannes 12 over Maria Magdalena die de voeten van Jezus met kostbare nardusolie zalft, weer present is.

De emigratie van Elisabeth Eybers in 1961 van Zuid-Afrika naar Nederland vond haar primaire oorzaak in de ontrouw van haar echtgenoot, Albert Wessels. De schending van hun wederzijdse loyaliteit als man en vrouw kon zij niet verdragen. Amsterdam was haar keuze van woonplaats.

Daarmee was in levensbeschouwelijke zin de toon van haar leven in Nederland gezet. Amsterdam, en vooral de cultuurdragers van Amsterdam, waren en zijn allesbehalve christelijk georiënteerd. Amsterdam met zijn trots op de geest van vrijheid op ieder levensterrein bood Elisabeth Eybers een plek om als hyperindividualistische vrouw na de scheiding van haar man weer adem te kunnen halen.

Nood en narigheid

Om twee redenen is de poëzie voor Elisabeth Eybers een levenselixer gebleven. In de eerste plaats wegens het in een kunstzinnige vorm plaatsen van nood en narigheid. Zonder verankering in het geloof nam de dichteres de waarde van het geëerbiedigde Woord vanuit de pastorie als wóórd mee in haar leven. Niet alleen is haar poëzie doorspekt met het taaleigen van de Bijbel en met het modelkarakter van bijbelse personages, vooral krijgt de poëzie een enorm gewicht in het oordeel over zichzelf.

In haar niet-aflatende zoektocht naar zelfrechtvaardiging zijn haar gedichten een vorm van zegen over haar leven. De aanvaarding door God en door de ouders die Gods heerschappij over het heelal belijden, is overgedragen op de poëzie. Voor mensen die het gewicht van de moeizame speurtocht naar het juiste woord niet kennen, is het bijna onvoorstelbaar, maar de poëzie houdt Elisabeth Eybers aan het leven gebonden. Zonder poëzie verdwijnt heel haar wilskracht om op de been te blijven en het leven tot een tweekamp uit te dagen.

De tweede reden is de nauwe verbondenheid van de poëzie van Elisabeth Eybers met de Afrikaanse taal. Het Afrikaans gold in de jaren zestig en zeventig als een verfoeilijke taal. De Nederlander was destijds in de ban van het geloof in de absolute slechtheid van de Afrikaner en zijn taal. Met het schrijven van poëzie in het Afrikaans markeerde Elisabeth Eybers de grens naar een wereld die ogenschijnlijk tolerant was, maar die zich in werkelijkheid zeer dictatoriaal gedroeg ten aanzien van alles wat zich Afrikaans noemde.

Sedert mijn studie Afrikaans in Johannesburg kreeg ik deze verwijten in Nederland ook steeds naar mijn hoofd geslingerd. Uit de gemeenschappelijke verontwaardiging over de veroordeling van het Afrikaans ontstond een hechte vriendschap met deze dichteres.

Op één wezenlijk punt bleef er echter altijd een verschil in levensbeschouwing bestaan. Het lukte mij nooit om Elisabeth Eybers naar een positieve geloofshouding terug te voeren. Vermoedelijk ben ik hierin veel te naïef geweest. Ik besefte niet ten volle dat het christelijk geloof naar het gevoel van Elisabeth Eybers een inbreuk betekent op de volstrekte eenzaamheid, de ultieme subjectiviteit van haar eigen poëtisch ik.

Op de valreep

Nee, ook in haar laatste, afgelopen zaterdag verschenen, tweetalige bundel "Valreep / stirrup-cup" keert zij niet terug naar het geloof van haar vader, het geloof in Christus als verlosser. Zij zet daarentegen wel de lijn van de voorafgaande drie bundels voort: gedichten in een Afrikaanse (vader) en een Engelse versie (moeder). Beide ouders zijn hiermee aanwezig. De dialoog en verzoening met vader en moeder Eybers werd in de eerdere bundels zelfs een van de belangrijkste impulsen voor het schrijven van gedichten.

Elisabeth Eybers heeft nooit eerder zo beknopt en met zulke minimale woorden gedichten geschreven als in deze bundel. Het zijn waarlijk gedichten "op de valreep", of, zoals de Engelse titel zegt: "als een heildronk voordat de ruiter afscheid neemt." Vrijwel al deze gedichten zijn gewijd aan de vergankelijkheid van het menselijk bestaan. Ze proberen de geniepigheden van de ouderdom te pareren met ironie. Echter, bij het overlijden van haar zoon Bert is voor ironie geen plaats meer:

Vir Bert

Noudat jy swyg is daar niks meer
vir my om ooit nog te begeer
buiten die tydstip waarop ek
dieselfde stilte mag betrek.

N.a.v. "Valreep / stirrup-cup", door Elisabeth Eybers; uitg. Querido, Amsterdam, 2005; ISBN 90 214 60831; 36 blz.