Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Enny de Bruijn

Bijbels gedachtegoed in klassieke vorm

Dat Hooft, Vondel en Huygens grote namen zijn uit de literatuurgeschiedenis, weet iedereen - al was het maar omdat er zo veel straten naar hen genoemd zijn. Maar wie kent de naam van Daniel Heinsius, superprofessor in Leiden, secretaris van de Dordtse synode en topdichter uit het begin van de zeventiende eeuw? Zijn tijdgenoten hadden diep ontzag voor hem, het nageslacht is hem vergeten. De belangrijkste reden? Hij schreef een groot deel van zijn werk in het Latijn. "Daar zie ik mij een taak weggelegd", zegt dr. Jan Bloemendal, die Heinsius' leerdicht "De contemptu mortis" in het Nederlands vertaalde. 

Bloemendal -classicus, neerlandicus en neolatinist- besteedt zijn tijd aan het toegankelijk maken van moeilijke teksten. Voor een deel werkt hij bij het Huygens Instituut aan een editie van Vossius' handboek voor de dichtkunst, en verder doet hij in dienst van de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar toneel in de Nederlanden tussen 1510 en 1625. Op bescheiden schaal is hij ook als uitgever actief: in eigen beheer publiceert hij vertalingen en studies op het gebied van de Neolatijnse literatuur. "Florivallis" heet zijn uitgeverij, en wie een beetje Latijn kent, kan dat herleiden tot "Bloemendal". 

Een lichte voorkeur voor de topdichters heeft hij wel. "Bij de oudheid heeft de tijd als zeef gewerkt, maar van de zestiende en zeventiende eeuw is heel veel bewaard gebleven, zelfs de schoolboekjes. Moet je alle teksten van stuntelige rijmelaars nu opnieuw gaan uitgeven? Als mens hebben ze natuurlijk hun waarde gehad, maar als dichter? Ze kunnen hoogstens vanuit historisch oogpunt interessant zijn, vanwege hun tijdgebonden reacties. Maar als je wilt laten zien dat de Neolatijnse letterkunde waarde heeft, moet je de toppers nemen: Heinsius, Huygens, Hugo de Groot en Erasmus in de Noordelijke Nederlanden, en in het zuiden Lipsius en Vives. In hun werk zie je dat de Neolatijnse literatuur één geheel vormt met de Nederlandse letterkunde van die tijd." 

Samen met de neerlandicus J. W. Steenbeek werkte Bloemendal aan de Heinsiusvertaling, die nu in de reeks Nederlandse Klassieken verscheen. Steenbeek beleefde de publicatie niet: "In het harnas sterven bij het vertalen van "De contemptu mortis", dat was wat hij wilde", schrijft Bloemendal in zijn Woord Vooraf. 

Wat boeit u in die Latijn schrijvende Nederlanders van de zestiende en zeventiende eeuw?
"De omgang van de noordelijke humanisten met de Bijbel vind ik intrigerend, de manier waarop ze proberen hun christendom met de erfenis van de oudheid te verzoenen. De antieke letterkunde is voor hen een soort propedeuse voor het lezen van de Bijbel. Zoals de kerkvader Basilius zei: Je moet als een bij langs de bloemen gaan, en overal het goede uit halen. De humanisten hebben een mateloze bewondering voor de oudheid gehad, ze waren ook zeer geworteld in de klassieke traditie. Maar wanneer ze als christen met die klassieken wilden omgaan, konden ze de dingen niet klakkeloos overnemen, ze moesten inhouden vergelijken en beoordelen om het goede van de klassieken te behouden zonder dat de inhoud van het christelijk geloof werd aangetast." 

Doen ze dat op een geloofwaardige manier?
"Ja, dat vind ik wel. Natuurlijk is er sprake van een spanningsveld: humanisten gaan ervan uit dat je door studie van de klassieken en de Bijbel iets kunt toedoen aan je eigen heil, terwijl de Reformatie dat ontkent. Maar die spanning vind ik mooi, je ziet al die dichters daar op hun manier mee worstelen. Dat geldt trouwens ook voor het spanningsveld tussen christendom en klassieken. Neem Erasmus: hij vindt dat jeugdige studenten zich niet te veel en te grondig in de klassieke liefdesdichters moeten verdiepen, dat is niet goed voor ze. Maar een beetje mag wel - hij wil die gedichten niet helemaal afschrijven, daar zijn ze hem te lief voor. Ik houd daar wel van, van dit soort menselijke mensen." 

Hoe groot is het conflict bij Heinsius?
"Heinsius leefde een paar generaties later dan Erasmus. Dat merk je aan zijn Latijn, maar ook aan zijn omgang met de klassieken. In zijn tijd is de oudheid gewoon aanwezig in de literatuur, niemand hoeft zich daarvoor nog te verdedigen. Alleen het gebruik van de klassieke mythologie is in gereformeerde kring omstreden, in dat opzicht moet Heinsius zich dan ook verdedigen. Daarom legt hij zijn lezers uit dat zijn "Lofzang van Bacchus" niet meer is dan een lofzang op de wijn. Bacchus is alleen maar een metafoor." 

Heinsius' leerdicht over de verachting van de dood is een moeilijke tekst, zelfs in vertaling. Waarom zouden we die moeten lezen?
"Daar zijn twee redenen voor. De eerste is, om met Van Deursen te spreken, recht doen aan dode mensen. Heinsius heeft zijn tijdgenoten erg aangesproken, dat alleen is al een reden om te willen weten wat hij schreef. En verder: de vragen die hij stelt, kunnen ook mensen uit deze tijd aanspreken. Wat gebeurt er met ons na dit leven? Hoe kunnen we ons het beste verzoenen met de dood? Heinsius geeft verschillende antwoorden. De ziel is onsterfelijk, zegt hij, dus eigenlijk sterf je helemaal niet. Verder, als je kijkt naar de ellende van dit leven, zou je uit jezélf wel willen gaan. Maar vooral: Christus heeft door Zijn dood de dood tenietgedaan, en daarom hoeft de gelovige niet bang te zijn voor de dood." 

Die antwoorden spreken u aan?
"Of de ellende van het leven nu zo groot is dat we maar beter naar de dood kunnen verlangen? Dat is een argument waarmee ik niet echt kan instemmen. Het is trouwens de vraag of Heinsius het zelf in de praktijk zo beleefde. Zijn biograaf schrijft dat hij, telkens als de pest in Leiden woedde, als een van de eersten de stad uitvluchtte, nog voordat hij zijn gedicht "De contemptu mortis" ook maar één enkele keer kon overlezen. Hij hing aan het leven. Maar zijn andere argumenten spreken me wél aan: de platonische gedachte dat de ziel eeuwig is, en de christelijke gedachte dat Christus de dood heeft overwonnen.
Qua opvattingen over leven en dood voel ik me met Heinsius verwant, ik denk zelfs dat ik deze tekst anders niet goed had kunnen vertalen. Misschien maakt het weinig verschil voor het resultaat, maar het feit dat ik me aangesproken weet door Heinsius' ideeën heeft in elk geval mijn doorzettingsvermogen gestimuleerd - en ook dat van Jan Steenbeek. Er zijn twee eerdere pogingen gedaan om deze tekst te vertalen, en die zijn allebei gestrand op het uiterst ingewikkelde taalgebruik. Heinsius vertalen is taai, lastig werk, en als de inhoud je dan totaal niet aanspreekt, ben je geneigd het eerder op te geven. Maar het is mijn ervari ng dat Heinsius, als de tekst zich eenmaal prijsgeeft, echt iets te melden heeft. Daarnaast was het voor ons een intellectuele uitdaging om steeds meer vat te krijgen op iets wat lastig te begrijpen is." 

Welk beeld van Heinsius rijst er uit die teksten op?
"Heinsius stond in zijn tijd bekend als een opvliegende man, een man die ook wel van een borreltje hield - maar dat komt in gereformeerde kringen nog altijd voor. Op grond van wat ik gelezen heb zeg ik: hij was iemand die van het leven hield, die eerzuchtig was, maar dankzij die eerzucht en dankzij zijn grote eruditie prachtige dingen heeft geschreven. Je zult maar op je tweeëntwintigste een senecaanse tragedie schrijven, als eerste in de Nederlanden. Daar heb ik bewondering voor. Hij had zich het werk van allerlei klassieke auteurs zo eigen gemaakt dat hij ermee kon spelen - hij had een totale beheersing over vorm en inhoud.
Wat "De contemptu mortis" betreft, ik heb diep respect voor de manier waarop hij de klassieke vorm van Vergilius' Georgica gebruikt om stelling te nemen tegen de epicureïsche opvattingen van Lucretius -na het leven is er helemaal niets-, en het geheel dan te verbinden met het christendom. Zijn Latijn is ongelooflijk ingewikkeld, maar hij was een dichter van formaat. Ik durf te zeggen: als hij in de oudheid had geleefd, en als zijn werk overgeleverd was, was hij in de literatuurgeschiedenis op één lijn gezet met Vergilius en Lucretius." 

Heinsius was ook secretaris van de Dordtse synode. Is de invloed daarvan zichtbaar in zijn werk?
"Je ziet rond 1616 een soort omwenteling in zijn leven. Niet van de ene dag op de andere, maar globaal gesproken hield hij zich toch vóór 1616 vooral met de 'heidense' klassieke letterkunde bezig, terwijl hij zich ná 1616 tot de kerkvaders wendde. Schreef hij in zijn jonge jaren een drama waarin hij Willem van Oranje als stoïsche held neerzette, later schreef hij bijvoorbeeld "De contemptu mortis", dat een veel christelijker inhoud heeft. Heinsius veranderde dus in de loop van zijn leven, maar of die verandering direct samenhing met gebeurtenissen in zijn leven? Dat durf ik niet te zeggen, ik ben geen biograaf, en als ik dat zou zijn, zou ik me zeer terughoudend opstellen op het gebied van de psychologie - dat is mijn stiel niet." 

Kunnen wij Heinsius' tekst nu nog lezen zoals hij het bedoelde?
"Je kunt het proberen. Oude teksten moet je begrijpen vanuit de context waarin ze ontstaan zijn, pas als je de context kent, kun je kijken wat ze je inhoudelijk te zeggen hebben. Dat geldt niet alleen voor Heinsius en andere dichters, dat geldt ook voor de Bijbel. Ik zit zelf in een PKN-gemeente waar een van de predikanten de neiging heeft om de preek te beginnen met de vraag: Wat voel ik bij de tekst? Zo'n vraag kan best tot aardige observaties leiden, maar het is niet mijn uitgangspunt. Mijn eerste vragen zijn: Wat staat er? En in welke context is de tekst ontstaan? Pas als je dat weet, kun je de tekst uitleggen, dan pas kun je zeggen: Wat doet die tekst met mij?" 

Mede n.a.v. Daniël Heinsius, "De verachting van de dood. De contemptu mortis", ed. Jan Bloemendal; vert. Jan Bloemendal en Jan W. Steenbeek; serie Nederlandse Klassieken; uitg. Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2005; ISBN 90 351 2680 7; 515 blz.