"Niemandsbruid" is de laatste roman van de onlangs overleden schrijver Louis Ferron. Hij beschrijft daarin het leven van Adèle Schopenhauer, de jongere zus van de beroemde filosoof Arthur Schopenhauer: een klein leven in de schaduw van groten.
"Niemandsbruid", Ferron schrijft het als één woord, doet denken aan "niemandsland": een onherbergzaam gebied tussen twee vuurlinies. Niemand vertoeft daar graag. Zo is het met Adèle ook, als we haar in haar geschreven biecht mogen geloven. Ferron laat Adèle haar levensverhaal opschrijven, gericht aan Sybille Mertens, haar laatste vriendin.
Adèle is een ongetrouwde vrouw die het ouderlijk huis niet vóór de dood van moeder verlaten heeft. Haar gebrek aan schoonheid en later haar afstandelijkheid lijken oorzaken van het feit dat ze nooit getrouwd is.
Adèles moeder is een zelfbewust schrijfster van middelmatige werken die geen traan heeft gelaten om het verscheiden van haar man. Ze verwijt hem vooral dat ze door haar huwelijk met hem nooit verder is gekomen dan echtgenote zijn van een "handelsraad", wat per saldo gewoon een mooi woord voor koopman is. Adèle, die het gevoel heeft tot omgang met haar moeder veroordeeld te zijn, schrijft: "Ergens in de schaduw van die gloed (van moeder, JLV) schilderde ik mijn aquarelletjes, knipte ik mijn silhouetten en schreef ik mijn eerste gedichten die de geheimraad zo vriendelijk was als 'uiterst charmant' te karakteriseren." Vooral het knippen van silhouetten bezorgt Adèle veel tijdverdrijf. Verder ontleent ze haar waardigheid allereerst aan het trachten op niveau mee te praten, waarbij ze veelvuldig haar filosofische, maar in die tijd onbeminde broer citeert.
Salons
Na haar vaders dood verhuist Adèle met haar moeder van Danzig naar Weimar. Daar stort moeder zich gretig in het culturele leven, waarin in die dagen 'geheimraad' Goethe een belangrijke rol speelt. Adèles moeder is overigens minder geïnteresseerd in kunst dan in de roddels en affaires van de culturele elite. Men krijgt uit Ferrons beschrijving de indruk dat soirees en salons in die dagen in volgorde van belangrijkheid drie functies hadden: roddelen, koppelen en kunstzinnig doen. Ook al speelt het verhaal tijdens de Napoleontische oorlogen en komen er eerst wat Franse en vervolgens Duitse soldaten over het decor rennen, qua handeling bestaat het boek vrijwel alleen uit het houden van salons en contact met vriendinnen. Dat geeft het boek, zeker in de eerste helft, een wat traag verloop.
Het onverwerkte verleden torst Adèle als een wanhopig makende last met zich mee: de zelfmoord van haar vader toen ze acht jaar was. Ze heeft, zo zegt ze zelf, zijn zwaarmoedigheid geërfd. Het thema van de afwezige vader gebruikt Ferron, wiens vader een onbekende Duitse soldaat was, in meer van zijn werken.
Maar ook op andere manieren torst ze een onverwerkt verleden mee. Haar eerste seksuele contact heeft Adèle met een Pruisische officier, die in hun huis herstelt van zijn verwondingen. Na die ervaring is ze zo van de kaart dat ze uithuilt bij haar broer, die haar liefdevol omarmt.
Als later blijkt dat ze zwanger is, weet ze niet van wie. Dan blijken de vaag omschreven contacten tussen de veel oudere geheimraad Goethe én haar kortstondige liefdevolle contact met broer Arthur minder onschuldig te zijn geweest dan de lezer wellicht nog dacht. In een groteske scène laat Ferron Adèle door Goethe aborteren, waarna ze levenslang last heeft van vloeiingen. Ze sterft uiteindelijk aan een baarmoederlijke aandoening.
Broeierigheid
Ferrons boeken lees je minder vanwege de inhoud dan vanwege de stijl. Ferron hanteert een enorm barok taalgebruik van onbekende woorden en prachtige beelden. Tegelijk worden door de wolligheid van het taalgebruik weinig dingen echt expliciet gemaakt, waardoor de broeierigheid toeneemt. Want het veronderstelt van alles wat zich "achter de gordijnen afspeelde, wat in de alkoven bekonkeld werd." "Ja, zonde en geniep", laat Ferron Adèle schrijven, "dat is waar men zich aan laaft als men te klein is om de grootheid te erkennen."
Naast die "zonde en geniep" is ook het wereldbeeld dat in het boek naar voren komt weinig verheffend. Heeft Adèle al het gevoel dat haar leven alleen maar "borduren aan een broddellap ellende" inhoudt, haar broer Arthur brengt de zinloosheid van het bestaan filosofisch onder woorden. In een brief die hij na het overlijden aan vriendin Sybille Mertens schrijft, lezen we: "Maar, bedenkt u wel, in wezen zijn wij iets wat niet had moeten zijn, daarom houden wij ook op te zijn." De woorden zijn bedoeld als troost, maar het is de troost van een leeg fatalisme.
N.a.v. "Niemandsbruid", door Louis Ferron; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2005; ISBN 90 234 1764 5; 255 blz.