Yord
Yord
Yord Literatuur
Boekverslag maken? Informatie nodig voor je literatuurdossier? Yord biedt alles wat je wil weten over literatuur. Talloze recensies, informatie over dichters, schrijvers, poëzie en proza. Zoek op auteur of in een van de dossiers.
 
 
 
Zoeken op auteur
 
Dossiers
 
 
 
arrowYord literatuur
Literair lexicon

Literaire teksten

Links

Zoeken
Literatuur inzicht
 

Redacteur: Jan-Kees Karels

De wasmachineogen van Fijnders

Kinderboekenschrijver Guus Kuijer beoogt met zijn werk gelovigen en ongelovigen dichter bij elkaar te brengen. Dat doet hij door een recensent die milde kritiek op een boek van hem oefent in een latere publicatie op te voeren als "kleingelovige ziel" en "rotzak", een persoon met starende "wasmachineogen." De RD-recensent Hans Mijnders uit Ridderkerk kwam als "meneer Fijnders" terecht in Kuijers boek "Ik ben Polleke hoor!"

Hans Mijnders woont in de oude bovenmeesterswoning bij de Rehobothschool in Ridderkerk, waarvan hij directeur is. Hij schrijft jeugdboeken en recenseert jeugdliteratuur voor deze krant. In september verschijnen van zijn hand de boeken "Cirkels" (uitgeverij Columbus) en "Lawaaisaus" (uitgeverij Den Hertog). 

In april 2000 schreef Mijnders een recensie van het boek "Het is fijn om er te zijn" van Guus Kuijer. Daarin laat Kuijer de hoofdpersoon, Polleke, een gebed doen. Mijnders kon zich niet vinden in de platte manier waarop het gebed ter sprake komt en oordeelde: "Op deze wijze wordt het gebed lachwekkend gemaakt." 

Terugblikkend: "In mijn beleving was het een heel positief verhaal, omdat, ik kan het niet anders zeggen, ik Kuijers stijl van schrijven erg knap vind. De recensie was 90 procent positief. Alleen helemaal aan het eind plaatste ik een kritische noot. Ik eindigde met: Alleen lof dus? Helaas niet. Het is jammer dat het taalgebruik soms letterlijk van de straat is overgenomen. Ook over de manier waarop het gebed ter sprake komt, zijn kritische opmerkingen te maken. Op deze wijze wordt het gebed lachwekkend gemaakt." 

Na de recensie bleef het ruim een jaar stil, totdat de Ridderkerkse schooldirecteur door een RD-redacteur werd opgebeld ("Ik bereid je maar vast voor"). Deze was bij de presentatie van het Kinderboekenweekgeschenk 2001 geweest. Tijdens de presentatie van zijn boek "Ik ben Polleke hoor!" (waarmee hij vorig jaar de Woutertje Pieterse Prijs 2003 won) had Kuijer naar het RD uitgehaald. De kritische noot in de recensie was helemaal in het verkeerde keelgat geschoten. Kuijer had zich gekwetst gevoeld en liet daarom in het boekenweekgeschenk ene meneer Fijnders opdraven, die model staat voor het Reformatorisch Dagblad. 

Mijnders: "Kuijer viel over dat ene woordje lachwekkend. Terwijl ik het gevoel heb dat hij het woord lachwekkend de lading van "belachelijk" heeft gegeven. En dat heb ik dus niet geschreven, belachelijk is veel negatiever. Als je lachwekkend puur letterlijk neemt, betekent het: de lach opwekkend. Nou, dat gebeurt ook. Als je die twee, drie bladzijden leest, kun je boos worden, je kunt ook in de lach schieten." 

Een of ander sukkeltje
Met de naam Fijnders zinspeelt Kuijer niet alleen op de naam van de RD-recensent, maar verwijst hij tegelijk naar het klassieke brandmerk "fijnen". Dat wordt al sinds de achttiende eeuw gebruikt om puriteins gezinde christenen aan te duiden. Fijnen is een misprijzende benaming voor mensen met een nauwgezette, fijne manier van leven. 

Dat de term bepaald niet positief bedoeld is, blijkt opnieuw uit Kuijers boek. Polleke bidt in het bijzijn van haar oma, oom Gerrit ("Spiek") en meneer Fijnders. Na haar gebedje laat Kuijer meneer Fijnders zeggen: "Dit kan niet zo. Op deze manier wordt er van het gebed iets lachwekkends gemaakt." De auteur zet meneer Fijnders, tevens ouderling, neer als een betuttelende, "kleingelovige ziel", een onbeholpen, zenuwachtige man met "wasmachineogen." Hij laat Polleke mijmeren over wat een kleingelovige ziel zou zijn: 

"Misschien is het een gelovig iemand met een kleine ziel. Of een zielig iemand met een klein geloof. Of een klein iemand met een gelovige ziel." Zo veel is de lezers direct duidelijk: de woorden klein, zielig en gelovig passen bij elkaar. 

Na de "respectloze en onbeschofte opmerking" verzoekt Spiek meneer Fijnders "vriendelijk" het huis te verlaten. Later, bij opa's graf, duikt hij nog een keer op, om een gebed uit te spreken. Ook Polleke bidt weer, en nu vindt meneer Fijnders het een "mooi gebedje."
"Ik ben Polleke hoor" laat zich lezen als een illustratie van Kuijers streven gelovigen en ongelovigen met elkaar te verzoenen. Mijnders: "Als gelovige moet je wel heel erg die ongelovige tegemoetkomen. Dat is mijn grote probleem met het boek van Kuijer. Hij praat over respect. Maar respect voor het feit dat een deel van de bevolking moeite heeft met zijn manier van schrijven over het gebed kan hij niet opbrengen. Want zoals hij meneer Fijnders neerzet, gaat wel even iets verder dan alleen maar de kwalificatie lachwekkend. Ik vind dat meneer Fijnders pas echt belachelijk wordt gemaakt. Kuijer maakt een verschrikkelijke karikatuur van de kerkmens." 

Mijnders neemt het boekje erbij en illustreert. "Hier, zijn hand was nattig. Hij had een rare manier van kijken. Hij keek me niet aan, maar keek tegen me aan. Zijn bril besloeg boven de dampende soep. Hier wordt meneer Fijnders gewoon als een of ander sukkeltje neergezet." 

Pret
Terwijl Kuijer door één enkel woordje diep gegriefd is, laat Mijnders zich door de bladzijlange karikatuur niet boos maken. "Eerder was ik heel erg verwonderd. Voor mij was dit echt een donderslag bij heldere hemel. Met de collega's op school hebben we alleen maar een hoop pret gehad. Je wordt op de korrel genomen, dat kun je raden: meneer Fijnders! Een aantal dagen ben je mikpunt van de geinige opmerkingen." 

Wel wilde Mijnders Kuijer nog eens ontmoeten. Die kans kwam een jaar later, tijdens de Kinderboekenweek 2002. Kuijer kwam signeren in de Bijenkorf in Rotterdam. Mijnders: "Ik had een boek van mezelf meegenomen en m'n oudste twee kinderen. Op een gegeven moment ben ik op hem afgestapt, toen er niemand was. Ik heb hem een hand gegeven, en gezegd: Ik ben Hans Mijnders, de persoon die in uw boek voorkomt. Toen keek hij een beetje vreemd, niet erg open ook. Ik had niet het gevoel dat hij het leuk vond dat ik in elk geval het lef had te komen. Ik heb hem een boekje van mezelf aangeboden, en alleen gezegd -ik wilde niet met hem in discussie gaan- dat hij het woord lachwekkend een andere lading had gegeven dan ik had bedoeld. Toen werd-ie weer fel. Het kwam erop neer dat ik hem en zijn goede bedoelingen toch niet goed had begrepen. Hij voelde zich niet recht behandeld. Dat was het. Toen voelde ik wel aan: het heeft geen zin om mijn verhaal uit te leggen." 

Mijnders denkt dat Kuijer met de ene figurant meneer Fijnders reageert op dat hele deel van de gelovige wereld waar hij moeite mee heeft. "In die zin kan mijn recensie een soort modelfunctie hebben gehad. Hij wil die behoudende club die toch zo verschrikkelijk onverdraagzaam is ten opzichte van anderen treffen. Ik denk dat het zoiets is. Want ik kan me gewoon niet voorstellen dat je anders tot zo'n reactie komt, zeker als je de persoon die de recensie geschreven heeft helemaal niet kent." 

KADER
"Toen werd er gebeld. Oma keek door het keukenraam naar de voordeur en zei: "Fijnders! Nou moe! Die komt op het eten af, denk ik." Ze veegde haar handen af aan haar schort en ging opendoen. Even later kwam er een meneer binnen in een mooie trui met hertjes erop en een ribbeltjesbroek. 

"Dit is meneer Fijnders", zei oma. "Hij is van de kerk. Van opa's kerk, bedoel ik. Fijnders, dit is Gerrit, onze zoon, en dit is Polleke, onze kleindochter." Dat zei ze omdat Spiek eigenlijk Gerrit heet. 

Meneer Fijnders schudde Spieks hand en daarna de mijne. Zijn hand was nattig. "We hebben elkaar op de begrafenis gezien", zei hij.
Ik kon het me niet herinneren. 

"Ga zitten", zei oma. "Eet u een hapje mee?"
"Nou nee", zei meneer Fijnders. "Dat was niet de bedoeling hoor." Hij keek naar Spieks jurk en slikte.
"Een soepje gaat er toch wel in?" vroeg oma.
()
Meneer Fijnders keek glazig door zijn bril.
"Eet smakelijk", zei oma. Ze ging zitten en pakte haar lepel.
"Moeten we niet even?" vroeg meneer Fijnders.
"Bidden?" vroeg oma. "U eet toch alleen maar een soepje?"
"Ik heb toch liever", zei meneer Fijnders.
"Goed", zei oma. "De gast is koning. Polleke, zou jij voor ons willen bidden?" 

Ik schrok me rot, echt waar! Ik keek naar Spiek. Hij schudde bijna onzichtbaar met zijn hoofd. Hoeft niet, betekende dat denk ik. Oma had haar handen al gevouwen en haar ogen waren dicht. Meneer Fijnders keek me aan met zijn wasmachineogen. 

Uit: "Ik ben Polleke hoor!", door Guus Kuijer.