Niet minder dan 48 jaar na de verschijning van haar derde en tot voor kort laatste bundel, "Vergezichten en gezichten", en vier jaar na haar dood is nu een nieuwe dichtbundel van M. Vasalis verschenen onder de titel "De oude kustlijn". Met gepaste trots is deze op 1 maart gepresenteerd door uitgeverij G. A. van Oorschot.
Liefhebbers van literatuur, en met name de vele lezers van de poëzie van Vasalis -die er gezien de vele herdrukken nog steeds zijn- beleven een ware verrassing als zij het voornaam uitgegev en boekje ter hand nemen.
M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, op 13 februari 1909 in Den Haag geboren. In haar geboortestad bezocht ze het gymnasium, waarna in Leiden de medicijnenstudie volgde. Ze studeerde daarnaast antropologie, waaruit een verblijf van negen maanden in Zuid-Afrika te verklaren is. Haar eigenlijke specialisatie lag op het gebied van de neurologie en de (kinder)psychiatrie.
In 1939 trad ze in het huwelijk met dr. J. Droogleever Fortuyn, toen al een vooraanstaand zenuwarts, die later hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen werd. Mevrouw Droogleever Fortuyn werkte als arts in Amsterdam en na haar verhuizing naar het Drentse Roden als kinderpsychiater in Assen en Groningen. Het huwelijk- en gezinsleven was voor haar naast haar werk van elementair belang. Op 16 oktober 1998 overleed ze in het Drentse Roden.
Dichterschap, gezin en beroep waren voor mevrouw Droogleever Fortuyn gescheiden werelden. Als ze gedichten publiceerde, deed ze dat dan ook altijd onder pseudoniem, ontstaan door de verlatinisering van haar meisjesnaam: leenman, vazal, vasalis.
Overbodig commentaar
Vasalis is ondanks zichzelf in de literatuur van de twintigste eeuw bekend geworden door het publiceren van drie gedichtenbundels. In 1940 kwam het tot een eerste bundeling van maar een twintigtal gedichten onder de naam "Parken en woestijnen". In 1947 kwam haar tweede dichtbundel uit, "De vogel Phoenix", en weer zeven jaar later haar derde en laatste, het al genoemde "Vergezichten en gezichten". Ze schreef in het literaire blad Criterium nog een enkel essay, en in Tirade nog een enkel gedicht, maar hiermee was het op.
Aan prijzen ontbrak het overigens niet. Een literair hoogtepunt in haar leven was ongetwijfeld het verkrijgen van de Constantijn Huygensprijs in 1974, en vooral de uitreiking van de P. C. Hooftprijs in 1983 voor haar hele oeuvre. Het heeft de dichteres echter niet gestimuleerd om nog eens een bundel uit te geven van nooit eerder gepubliceerde gedichten. Mensen in haar omgeving wisten dat ze gedichten bleef schrijven, maar het uitgeven ervan was onbespreekbaar.
In haar dankwoord bij de inontvangstneming van de Constantijn Huygensprijs heeft ze daar zelf een verklaring voor gegeven: "Wat mij in en na de oorlog overkomen is komt hierop neer: een enorme relativering van mijn eigen lot... Ik moest voortdurend tot de conclusie komen dat mijn commentaar volstrekt overbodig was." Misschien vond ze de bewuste gedichten ook niet goed genoeg voor publicatie. Het bleef dus bij drie bundels. Deze beleefden overigens wel druk op druk. In 1994 kwam van "Parken en woestijnen" de 34e druk uit en van "Vergezichten en gezichten" de 21e! Er is, ondanks de literaire bescheidenheid van de dichteres, altijd een publiek voor haar poëzie gebleven.
Dwarsdoorsnede
In een recente radio-uitzending maakte uitgever Van Oorschot duidelijk dat Vasalis enkele jaren voor haar dood toch intensief bezig was, voorzover haar krachten dat toelieten, met het ordenen van allerlei oude en nieuwe gedichten tot een vierde bundel. Het is er echter niet meer van gekomen. Vlak voor haar dood heeft ze haar kinderen gevraagd het door haar begonnen werk af te maken. Dat hebben ze op nauwgezette wijze gedaan, daarbij werkend in de geest van hun moeder. Ze stuitten daarbij op heel oude, nooit eerder opgenomen gedichten, maar ook op nieuwe. Zelfs vlak voor haar dood blijkt Vasalis nog geschreven te hebben, wat duidelijk wordt uit de laatste gedichten in "De oude kustlijn".
De samenstellers van de bundel hebben de gedichten chronologisch geordend, waardoor -naast de drie klassiek geworden bundels- opnieuw een soort dwarsdoorsnede van haar werk is ontstaan. Zo zijn er in de bundel liefdesgedichten te vinden, maar ook reflecties op haar werk als arts en psychiater, als moeder van haar opgroeiende kinderen, als dochter van haar oude moeder, als ouder wordende vrouw met jeugdherinneringen, en ten slotte als iemand die weet dat haar leven ten einde gaat lopen.
Al lezend in de nieuwe bundel ga je vergelijken. Hoe valt die vergelijking uit? Is het terecht dat Vasalis bepaalde gedichten nooit eerder heeft opgenomen? En is er vanuit de nieuwe, latere poëzie een nadere ontwikkeling in haar werk af te leiden?
Ik wil vooropstellen dat bij eerste lezing een heel licht gevoel van teleurstelling me overviel. Er zijn zwakke gedichten opgenomen die haar niet tot een grotere dichteres maken dan ze toch al is. Maar deze gedichten helpen wel mee het beeld van de dichteres te completeren. Daarnaast zijn er echter ook sublieme gedichten, die ik in een enkel geval al wel kende, al wist ik niet meer langs welke weg. Ik denk bijvoorbeeld aan dat prachtige gedicht over haar moeder, met de beginregels "Is het vandaag of gisteren, vraagt mijn moeder/ bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed." Door de uitstekende verantwoording weet ik nu dat dit gedicht in de achttiende jaargang van Tirade (1974) is opgenomen. Van daaruit moet het zijn weg naar moderne bloemlezingen hebben gevonden. Het is nu geplaatst in de context waarin het thuishoort.
Toon
Dit gedicht heeft overigens nog geheel de toon die we uit haar vorige bundels kennen. Die toon laat zich moeilijk omschrijven, maar is heel kenmerkend. Misschien komt een omschrijving als romantisch-realistisch een beetje in de buurt. Ook het gedicht met de beginregels "En 't avondland na 't avondeten/ - de vaders in het gras gezeten/ aan het kanaal dat nauwlijks stroomde/ maar zachtjes smakte langs de kant" ademt deze sfeer. Zo zijn er meer te noemen. Maar met name in de tweede helft van "De oude kustlijn" wordt een andere toon hoorbaar.
In de allereerste commentaren is er al op gewezen dat de invloed van latere, moderne dichters als Rutger Kopland en Judith Herzberg daarin merkbaar moet zijn. De toon is inderdaad onmiskenbaar moderner, nuchterder, strakker, maar tegelijkertijd niet minder ontroerend. Ik denk aan een gedicht met de titel "De verstekeling". Daarin zegt de dichteres in de eerste strofe: "Bij ieder schepsel dat geboren wordt/ zijn reis begint, scheept in het ruim de dood/ zich in. En maakt zich met het schip vertrouwd,/ dringt door tot iedre vezel van het hout/ de romp, de mast, de kabels en de touwen/ de zeilen hurkend in de reddingsboot." De laatste twee regels van dit ontdekkende en ontnuchterende gedicht luiden: "Zoals schaduw bij het licht behoort/ zo leeft de dood binnen het leven voort."
Hoe verder we in de bundel komen, hoe korter de gedichten worden. Het is duidelijk dat Vasalis aan het eind van haar leven in uiterste concentratie nog éénmaal stem wil geven aan wat haar bezighoudt:
Buiten het raam, gedeeltelijk verlicht
zweeft in de nacht een lang groen blad
en al mijn angst, door licht en warmte eerst gestild
breekt los, verlicht, betrapt.
Zij is een kwetsbare, oude vrouw geworden, met angsten zonder tal en bang voor nare dromen zoals ze in "Slaapliedje" zegt:
Iedere dag omhooggeklauwd langs steen
de blauwe avond is er, maar het einde niet.
De rand van de vulkaan is dichterbij gekomen
geen vegetatie meer, geen vogel en geen lied.
En ongezegend ben ik weer, en weer alleen
en zeer bevreesd voor onherroepelijke dromen.
Sterven
Het besef dat zij zal gaan sterven, wordt naar het einde toe steeds duidelijker. Vasalis heeft haar dood rustig onder ogen gezien. We zijn hier -dat zal inmiddels duidelijk zijn- vér verwijderd van een man als de apostel Paulus die verlangt naar zijn ontbinding om bij Christus te zijn. De dichteres komt op me over als een klassieke, edele en humane heiden die vanuit de wetenschap dat de dood bij het leven hoort, de stervensweg durft te gaan. Wat te denken van:
Vroeger vogels bij het raam,
nu vliederdunne vlinders
zonder gerucht en van materie haast ontdaan.
Het is wel tijd wel tijd om weg te gaan.
Iemand die zo schrijft, moet zichzelf wel als zo'n "vliederdunne" vlinder zien; een broze, tere gestalte, "van materie haast ontdaan." En dan die koele constatering: Het is tijd, hoog tijd om weg te gaan. Dat verwoordt ze ook in het laatste gedicht van de bundel, dat wellicht ook een van de laatste gedichten is door Vasalis geschreven. Het is een ontroerend sterfgedicht. Niet eerder las ik een vers over de ontzaglijke werkelijkheid van het sterven met zo'n verstilde klank.
Sub finem
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
Het mensenleven in één greep: Het werd, het was, het is gedaan. Dat is, letterlijk, het laatste woord van Vasalis. Ze heeft het bevestigd met "de eigen weg" van haar dood. Een subliem gedicht, dat echter tegelijk de armoede onthult wanneer we die weg zonder Christus moeten gaan.
Wie de poëzie van Vasalis heeft weten te waarderen, zal deze bundel graag kopen. De uitgever heeft het haar publiek aantrekkelijk gemaakt om haar complete dichtersoeuvre aan te schaffen door in een identieke uitvoering ook de drie oudere bundels in één band uit te geven. Daarmee wordt tevens tot uitdrukking gebracht dat de drie oude bundels inderdaad een eenheid vormen, terwijl deze vierde door afstand in tijd en door een gedeeltelijk andere toon toch een andere Vasalis is.
N.a.v. "De oude kustlijn", door M. Vasalis, uitg. G. A. van Oorschot, Amsterdam, 2002; ISBN 90 282 0965 4; 72 blz.
"Gedichten", waarin opgenomen de bundels "Parken en woestijnen", "De vogel Phoenix" en "Vergezichten en gezichten", door M. Vasalis; uitg. G. A. van Oorschot, Amsterdam, 2002; ISBN 90 282 0964 6; 136 blz.