De in 1971 in Engeland geboren en thans in Berlijn wonende Rachel Seiffert weet in haar drieluik "De donkere kamer" (oorspronkelijke titel: "The dark room") bekende thema's uit de Duitse literatuur te combineren en de lezer door de opbouw van haar romanachtige werk gevoelsmatig de beschreven wereld binnen te trekken.
Die zuigkracht van het vertelde neemt toe naarmate je vordert van Helmut uit het eerste deel via Lore in deel twee naar Micha in het derde gedeelte. Van de jaren dertig van de vorige eeuw gaat het naar begin 1945, om ten slotte in de herfst van 1997 te eindigen. Dan is het boek uit, maar de geschiedenis maalt door in je hoofd.
De gebeurtenissen tijdens Hitlers Derde Rijk zijn zo vaak onderwerp van letterkundige werken geweest dat nieuwe romans en verhalen meestal een herhaling van het reeds bekende laten zien. Om een korte blik op de Duitstalige literatuur te werpen: het leven van de soldaat aan het front is bij Heinrich Böll vertegenwoordigd, Wolfgang Koeppen en Simon Wiesenthal beschreven het leven in Joodse getto's, Horst Bienek en Wolfgang Harig registreerden de politieke veranderingen na 1933 vanuit het perspectief van adolescenten, terwijl Günter Grass begin jaren zestig van de vorige eeuw wist te verrassen met de weergave van de belevenissen van ondeugende pubers in die nazi-jaren.
Grof gezegd omvat "De donkere kamer" de gehele twintigste eeuw, de twintigste eeuw van Duitsland. De roman begint met de geboorte van Helmut. Hij blijkt een jongetje met een aangeboren afwijking te zijn. Hij mist een spier in zijn borst. Deze afwijking bepaalt Helmuts levensloop. Alles wat hij doet, staat in het teken van het verdoezelen van zijn scheve borst en arm en is gericht op het vinden van compensatie voor het gebrek.
Die compensatie vindt Helmut niet in het leger -hij wordt afgekeurd- maar wel in het minutieus vastleggen op foto's van de mensen die hij op het nabij hun huis gelegen Berlijnse station waarneemt. De donkere kamer onthult de richting waarin de mensen van Berlijn onderweg zijn. Werken doet Helmut in de fotowinkel van mijnheer Gladigau, maar hij leeft voor het uitoefenen van de macht van zijn camera. Totdat de geschiedenis Helmut inhaalt en hij met een stelletje ongeoefende medesoldaten Berlijn moet gaan verdedigen tegen het Rode Leger.
Afstandelijk
Het leven van Helmut bij zijn ouders, in de fotowinkel, op het station, is aanschouwelijk, maar afstandelijk weergegeven. Het echte mededogen komt met het verhaal over het meisje Lore, dat aan het einde van de oorlog van haar moeder de opdracht krijgt om samen met haar zusje en broertjes vanuit Zuid-Duitsland naar oma in Hamburg te gaan. Lores moeder is aanhanger van het nationaal-socialisme geweest en wordt geïnterneerd, terwijl haar vader tegen de Russen vocht en krijgsgevangen is gemaakt.
De problemen waarmee Lore in het ontredderde, chaotische Duitsland van de zomer van 1945 te maken krijgt, zijn onvoorstelbaar groot. Er is geen eten en er zijn geen verkeersmiddelen. De bezettingszones van de geallieerden zijn nog niet duidelijk gemarkeerd. Om zelf het hoofd boven water te houde n, zou al lastig zijn geweest, nu draagt ze ook nog de zorg voor vier jonge kinderen. Lore krijgt hulp van een jongeman die volgens zijn identiteitsbewijs als Jood in een nazi-kamp verbleef. Het wordt niet duidelijk of het om de echte drager van het papier gaat. Van groot belang is echter wel dat Lore door hem een nieuw stukje van de puzzel ontvangt die het Derde Rijk heet, een land waarvan de door haar beminde ouders kleine dragers waren.
Wanneer de tocht naar Hamburg is voltooid, begint Lores innerlijke reis: "Lore verlangt naar het zwijgen van oma Ze verlangt naar de tijd dat er geen ruïnes meer zullen zijn, alleen maar nieuwe huizen, en dat ze zich niet meer zal herinneren hoe het daarvoor was" (blz. 149). Aan het slot staat Lore op het dek van een Hamburgse veerboot: "Lore hoort en proeft en voelt alleen maar lucht. Haar ogen zijn gesloten, zien niets, stromen van ijzelige tranen" (blz. 150). De herinnering valt niet te ontlopen. Lores zoektocht naar wat "daarvoor was" is begonnen.
Zoektocht
Die zoektocht is het beheersende thema van deel drie van het drieluik, over de crisis in het leven van Micha, een jonge leraar. Micha merkt op een dag op dat de biografie van zijn grootvader Askan een hiaat heeft van 1941 tot 1954. Opa Askan was als lid van de Waffen-SS in Bjelorusland (Wit-Rusland). Daar arresteerden Russische soldaten hem, waarna hij jarenlang gevangenzat in een Russisch krijgsgevangenkamp. Pas in 1954 kon hij naar zijn gezin terugkeren.
Micha heeft zijn overleden opa Askan goed gekend en hij heeft van hem gehouden. Het is voor hem een onverdraaglijke gedachte dat hij niet weet of die liefdevolle opa misdaden op zijn geweten had. Micha wordt door de angst voor deze ondenkbare tegenstrijdigheid volledig in beslag genomen. Hij blijft aan degenen die opa toen en later meemaakten aldoor maar vragen stellen. De hechte relatie met zijn oma komt onder zware druk te staan.
Om achter de waarheid te komen, reist Micha driemaal naar Bjelorusland, naar het dorp waar Askan gelegerd was. Van de collaborateur Jozef Kolesnik hoort hij de waarheid over zijn grootvader: die heeft inderdaad gemoord, net als Kolesnik zelf. De gesprekken die Micha met Kolesnik voert, zijn zeer indrukwekkend. Kolesnik is als het ware een Askan die niet na de boetedoening in het kamp naar een vorm van normaliteit thuis kon terugkeren. Kolesnik was en bleef in zijn dorp de collaborateur.
De confrontatie met Kolesnik is voor Micha een uiterste toets van zijn vermogen om ethisch zuiver met het verleden van zijn grootvader en van Duitsland bezig te zijn. Het meest dramatische woord dat Kolesnik spreekt, luidt: "Wie is er om me te vergeven?" Het vraagteken achter de zin kan gemist worden, Het is een retorische vraag door middel van woorden van wanhoop. Omdat het onbekende verleden zo problematisch blijkt te zijn, is ook de toekomst voor Micha een levensgroot probleem. Hij wil geen nieuwe generatie zijn en ook geen nieuwe generatie mogelijk maken dankzij de ontkenning van een essentiële schakel uit het verleden. Er moet om naar de toekomst te leven een houding tegenover dat verleden zijn, dat is de obsessionele drijfveer van Micha met zijn dwangmatige reis en terugkeer naar Wit-Rusland.
Bijzondere zuiverheid
Aan het slot van het drieluik gaat Micha met zijn kleine dochtertje Dilan na jaren weer naar oma Käthe. Oma wacht op hen in haar flat. Dilan zegt dat ze oma al kan zien: "Dilan klinkt niet erg overtuigd, maar ze blijft wuiven en Micha houdt zijn blik gericht op het nietige beweginkje dat ten antwoord komt" (blz. 264).
Dit is geen voortijdig, sentimenteel gekleurd slot, het is het aarzelende begin van iets nieuws, een nieuwe fase in het leven van deze jonge Duitser die de herinneringen wil kennen om het idee "toekomst" überhaupt te kunnen verduren. Terwijl in het eerste deel over Helmut een soevereine verteller de jongen met het gebrek door Berlijn volgt, de ervaringen van Lore al veel dichter op de huid van de lezer zitten, is in dit laatste gedeelte veel vertelruimte voor gesprekken ingeruimd. Het vertelde breekt open in verschillende perspectieven.
Daardoor is er in deze roman een mooie beweging zichtbaar. Tenslotte moet de waarheid worden gewonnen in moeite en in verdriet. Dat is niet de wijsgerige richting die Pilatus koos met zijn ontkenning van waarheid. Het is de erkenning dat de zoektocht naar waarheid een moeizame, maar ook noodzakelijke tocht is. En daarom is dit boek van Rachel Seiffert van een heel bijzondere zuiverheid.
N.a.v. "De donkere kamer", door Rachel Seiffert; vert. door Mea Flothuis; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2001; 264 blz.