Romans over recente oorlogen lijken vaak nauwelijks op de heldenverhalen die in vroeger eeuwen de ronde deden. Heldendom verbleekt bij de gruwelen van het slagveld. In de roman "Het vuur" van Henri Barbusse heeft heldendom zijn plaats moeten afstaan aan kritiek op de legerleiding, op het thuisfront en op misplaatst patriottisme. In de Eerste Wereldoorlog stierven duizenden jonge Fransen om enkele meters klei te veroveren. Intussen jubelde het thuisfront over roem op de slagvelden.
De roman van Barbusse is gebaseerd op de dagboeken die hij bijhield als frontsoldaat in 1915 en 1916. Het boek verscheen nog tijdens de Grote Oorl og en is onlangs in Nederlandse vertaling uitgegeven als deel vier in de reeks Oorlogsdomein. De reeks bestaat uit romans over de slagvelden van de twintigste eeuw. Het is om allerlei redenen een zinvolle reeks.
Allereerst mogen deze bestanddelen van onze recente geschiedenis nooit vergeten worden. Besef van het verleden is niet alleen leerzaam, maar maakt ook bescheiden. Het voorgeslacht heeft offers gebracht waar veruit de meeste Fransen en ook Nederlanders nauwelijks meer besef van hebben. Vervolgens bewijst de reeks Oorlogsdomein zijn waarde omdat voelbaar wordt hoe je er als mens voorstaat in een oorlogssituatie; de soldaten staan onder een uitzonderlijke druk, het beleven van de dingen wordt heel intens. Dat wat werkelijk waarde heeft, maar in het gewone dagelijkse leven vaak wordt vergeten, staat plotseling in een ander daglicht. Een rustig en stil, vredevol leven mogen leiden, blijkt in oorlogssituatie allerminst vanzelfsprekend en daarom plotseling van de grootste waarde. Oorlogsdomein bevat verhalen, verteld door overlevenden, en biedt een levensles voor de latere generaties.
Die les gaat steeds over de echte werkelijkheid van de oorlog, niet over de schone schijn die mensen ervan maken. In oktober 1914, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was oorlog voor veel Fransen nog iets moois en eervols, een gebeuren waar heldhaftigheid en moed konden stralen. Maar de "escouade" (een onderdeel van een regiment) die in de dagboeken van Barbusse op de voet wordt gevolgd, weet na twee jaar ontberingen en schermutselingen in de loopgraven wel beter: "Wat zijn we nu al twee jaar? Arme, ongelukkige vreemde figuren, maar ook wilden, woestelingen, schoften, smeerlappen." Erger nog dan dat! prevelde iemand die zich niet anders uit wist te drukken."
Waarheid
Barbusse deed in het Franse leger eerst dienst als soldaat, later als brancardier. De ervaringen die hij opdeed vormen de vertelstof van deze roman: koude, honger, gezelligheid onder elkaar, kameraadschap, woede over de medesoldaten die zich 'drukken', vuurgevechten, bestormingen. Barbusse heeft niet geprobeerd alles mooier te maken of hier en daar te verzachten. Zelfs zijn woordkeus is in de lijn van het taalgebruik van de frontsoldaten: grof en direct. Achter alles is merkbaar de drang van Barbusse om de waarheid en niets dan de waarheid te vertellen.
Als de soldaten uit "Het vuur" tijdens een verlofperiode onder de mensen komen, zijn de burgers enerzijds bezorgd over hun helden. Anderzijds is men trots en chauvinistisch en er wordt verondersteld dat er naast het moeilijke en vervelende van het loopgravenbestaan "dingen zijn die 't compenseren! Zo'n charge zal toch wel iets prachtigs zijn, nietwaar? Al die massa's mannen die er als voor hun plezier op losstormen! En de trompetten die over de velden schallen." De uitvoerige beschrijving die Barbusse aan het einde van het boek geeft van zo'n bestorming van Duitse stellingen, zal veel triomfantelijke Fransen een klap in het gezicht hebben gegeven.
"Het vuur" riep dan ook veel weerstand op in patriottische kringen in Frankrijk. Dat kon echter niet voorkomen dat het boek al na enkele dagen bekroond werd met de prestigieuze Prix Goncourt. Veel Franse soldaten waren rooms-katholiek. Bekend zijn de foto's van Kerst 1914, toen Franse soldaten, uit de loopgraven gekropen, met elkaar de mis vierden, terwijl de Duitsers toekeken en niets ondernamen. Toch duurt het lang voordat de geloofsovertuiging van soldaten aan de orde komt in de vertellingen van Barbusse. Misschien is dat veelzeggend voor de sfeer aan het front. Maar als het dan uiteindelijk onderwerp van gesprek wordt, is het meteen ook heel sprekend en onomwonden.
Als de soldaten in hun opmars op een verlaten Duitse loopgraaf stuiten, zien ze tal van lijken en oorlogsmaterieel dooreen liggen: "En over dat alles, over die hoop van vuil en vlees liggen kwistig bidprentjes, ansichtkaarten, vrome boekjes en blaadjes rondgestrooid, waarop in gotisch schrift gebeden gedrukt staan en die bij hopen uit de aan flarden gescheurde kleren zijn gevlogen. Ogenschijnlijk fleuren deze woorden met hun duizend witte vlakken vol leugenachtigheid en onvruchtbaarheid deze met pest besmette oevers, dit dal van vernietiging, op."
De werkelijkheid van het menselijke bestaan openbaart zich hier en ontzetting is het gevolg. Als vanzelf worden dan oude zekerheden, zoals die uit de religie, ter discussie gesteld of zelfs afgeschreven. Dat doet bijvoorbeeld een soldaat die aan den lijve de oorlogsellende ervaart: "Ik", zegt vervolgens een van pijn vervulde stem, "ik geloof niet in God. Ik weet dat ie niet bestaat - vanwege 't lijden. Ze kunnen ons alle leugens vertellen die ze willen, en daar alle woorden voor gebruiken die ze kunnen vinden en verzinnen: al dat onschuldige lijden dat van 'n volmaakte God zou komen, is 'n vervloekt bedenksel waar ze je de hersenen mee volstoppen." Een ander voegt daar heel concreet aan toe: "Als 'r 'n goeie God zou zijn, zou 'r geen kou bestaan. Daar blijf ik bij."
Dit afstand nemen van geloofsvoorstellingen kan men afkeuren, maar ondertussen gebeurt er wellicht iets heel wezenlijks. Het geloof in de "algoede" God raken de mannen kwijt, maar wie is die "Algoede" eigenlijk? Is het misschien onze-lieve-Heer, van wie Buskes ooit treffend heeft gezegd: "Onze-lieve-Heer bestaat niet want de Heer is niet lief!" Geldt voor veel geloofsvoorstellingen niet dat ze voortkomen uit onze eigen verlangens en wensen? Godsdienst naar eigen concept breekt stuk op de werkelijkheid waarvan geldt dat het uitnemendste ervan moeite en verdriet is. Een bijbels godsgeloof zal rekening houden met de werkelijkheid waarin we leven, met het vele onbegrijpelijke, maar ook met de bron van ellende, die de mens op zijn slechtste moment blijkt te zijn. Hoe dan ook, een boek als "Het vuur" van Barbusse stelt ons niet alleen op de hoogte van wat nooit vergeten mag worden, het stelt zijn lezers een reeks wezenlijke en indringende vragen. Dat is het kenmerk van ware literatuur.
N.a.v. "Het vuur", door Henri Barbusse; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam 2001; ISBN 90 295 0408 0; 428 blz.