Ergens voor de kust van Schotland ligt een eiland met in het midden een verlaten wildernis. Althans, dat is wat de kustbewoners denken. Ze weten niet dat enkele kilometers van hen verwijderd het valleidorp Mandragora ligt, waar de inwoners nog in de meest eenvoudige omstandigheden leven.
Een van de bewoners van Mandragora heet Yves Gundron. Op een dag vindt hij het paardentuig uit en dat is het begin van een reeks veranderingen die het dorp in korte tijd in aanraking brengen met de 'beschaafde' wereld. De uitvinding van het paardentuig, Yves' eerste ontdekking, heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen betekent het dat paarden een veel hogere leeftijd kunnen bereiken, omdat het halster hen tijdens het trekken van een wagen niet kan verstikken zoals de touwen om hun nek dat vroeger nogal eens deden, maar het leidt er ook toe dat de boeren hun werk veel sneller kunnen doen, dat ze veel meer landbouwproducten naar de markt kunnen brengen en dat ze zelfs vrije tijd krijgen.
Maar er ontstaan niet alleen veranderingen binnen de primitieve gemeenschap; op een dag komt er een vreemdelinge in het dorp aan: Ruth Blum, een Amerikaans-Joodse antropologe. Haar moeder had het vroeger altijd over een soort paradijs waarmee ze Mandragora bedoelde en het lukt Ruth deze plek te vinden.
Yves neemt haar op in zijn gezin, wat zijn vrouw Adelaïda niet altijd even prettig vindt. Ruth begint de gemeenschap te bestuderen en maakt zo de inwoners wat onrustig, wat Yves al met zijn uitvindingen had gedaan. Als op een dag een vliegtuig van de marine neerstort, is het helemaal met de rust gedaan. Enkele dagen later landt een helikopter met andere officieren die de lichamen van hun collega's komen opeisen en overal waar ze komen, leggen ze wat ze zien vast op video.
Aan het eind van het boek is het bestaan van Mandragora wereldwijd bekend geworden en moeten de inwoners van het plaatsje zien een nieuw evenwicht te bereiken. De lezer blijft in het ongewisse over hoe het met het dorpje verder zal gaan en mag daar zelf over doorfilosoferen.
Het verhaal van Mandragora is niet zomaar een soort sprookje, maar een allegorie. De Amerikaanse schrijfster Emily Barton werpt in "Het testament van Yves Gundron" de vraag op hoe het een geïsoleerde gemeenschap vergaat die plotseling in aanraking komt met de 'zegeningen' van de technologie. In het algemeen gezegd: hoe pakken mensen die volgens de traditie leven vernieuwingen op? Moeten we wel zo blij zijn met uitvindingen en nieuwe inzichten?
Barton beantwoordt deze vraag niet, maar laat de lezer er zelf over nadenken. Die krijgt het verhaal van twee kanten te horen: van Yves Gundron zelf, die alles wat er gebeurt in zijn dagboek opschrijft, en van Ruth Blum, die zijn dagboek heeft uitgegeven, maar in annotaties zijn verhaal becommentarieert en haar eigen verhaal toevoegt.
Bartons debuut is in Amerika zeer goed ontvangen, met kwalificaties als "briljant", "buitengewoon dwingend en verdienstelijk", "groots", "ontwapen end", "oprecht", "vlot" en "trefzeker". Haar eersteling verdient zeker een compliment. Het is haar gelukt een fictieve wereld te scheppen met levensechte figuren en tegelijkertijd wezenlijke vragen door haar verhaal te vlechten. Het kost soms wel wat moeite om door te lezen, niet omdat het verhaal niet interessant is, maar omdat het soms nogal wijdlopig is geschreven. Helaas hebben sommige figuren vloeken nogal voorin de mond liggen. Yves had wat mij betreft ook wel een uitvinding mogen doen om hen de mond te snoeren.
N.a.v. "Het testament van Yves Gundron", door Emily Barton; vert. Marijke Koch; uitg. Anthos, Amsterdam, 2001; ISBN 90 414 0498 8; 367 blz.