Schuld en boete, dat is het grote thema van Renate Dorrestein. Ze is overtuigd van het kwaad in de mens, maar ze denkt ook dat elke schuld te delgen is. Toch gaapt er een kloof tussen haar en de schrijvers van -zoals ze dat noemt- christelijke boeken. "Als je schrijft, moet je de vrijheid voor jezelf bevechten om álles te durven doen wat het verhaal vereist. Dat lukt niet als je een vooropgezette boodschap hebt."
Renate Dorrestein is in de loop van de jaren een beroemdheid geworden. In Nederland verschijnt haar hoofd met grote regelmaat in de media, haar boeken belanden onveranderlijk in allerlei toptienen en sinds kort verovert ze zelfs Amerika: de verkoop van haar nieuwste roman leverde zo'n half miljoen gulden op.
Ooit was ze vooral bekend als de feministische schrijfster van bizarre romans, zelf volledig overtuigd van de maakbaarheid van het bestaan. Dat beeld klopt niet langer. Het exclusief feministische stempel is ze kwijt, haar boeken zijn realistischer geworden, en ze ontdekte dat een mens zijn eigen leven helemáál niet in de hand heeft - onder meer doordat ze jarenlang leed aan een ernstige vorm van de chronische vermoeidheidsziekte ME.
"Zonder genade", heet haar nieuwste boek. Het gaat over verdriet en verlies, over schuldgevoel en verzoening, geplaatst in een context van zinloos geweld. Niet minder dan 22 versies waren er nodig voordat het verhaal zijn definitieve vorm vond. "Ik ben gewend om heel veel te moeten herschrijven, maar 22 keer... dat is wel mijn absolute record."
Schuldgevoel
In elke ronde ging Dorrestein overigens meer begrijpen van Phinus, de man die zijn aangenomen zoon verliest door een schietpartij in een discotheek. "Het was me vanaf het begin duidelijk dat hij de hoofdpersoon zou zijn. En dat het boek zou gaan over zijn ontsporing, zijn onvermogen om op een verstandige manier met het verlies om te gaan. Voor vrouwen is het makkelijker om dit soort dingen het hoofd te bieden, denk ik. In elk geval doen ze het ánders. Ik heb dus ontzettend m'n best moeten doen om de vrouw van Phinus niet te aardig en te verstandig te maken."
Hoe ontstond het idee voor dit boek? Via een nieuwsbericht "Schietpartij in discotheek"?
"Nee. Het begon met een weekendje Aduard, samen met mijn man. Na het eten bij Onder de Linden gingen we een wandelingetje maken. Op de brug zaten twee meisjes die er behoorlijk vervaarlijk en intimiderend uitzagen - dat beeld kun je terugvinden in het boek. Ik vertelde mijn man dat mijn oude moeder zich tegenwoordig vaak slecht op haar gemak voelt als ze zulke kinderen ziet. Toen ging het in een flits door me heen dat dat vreesaanjagende natuurlijk aan de perceptie van mijn moeder ligt, dat die kinderen met al hun piercings en hun leren jacks natuurlijk over het geheel genomen zo mak als lammetjes zijn. Het idee dat je door welke omstandigheid dan ook de werkelijkheid verkeerd waarneemt, was de eerste kiem voor het boek. Dat is wat er met Phinus gebeurt, die door z'n verdriet en z'n schuldgevoel het leven als één grote jungle ervaart, en in alles ineens gevaar ziet."
Bestaat die schuld waarover het boek gaat ook alleen maar in de beleving van de hoofdpersoon?
"Ik denk dat er twee soorten schuldgevoel zijn, en dat Phinus aan beide lijdt. Soms doe je dingen die echt niet door de beugel kunnen. Op het moment dat hij met dat vriendinnetje van Jem vrijt, weet hij natuurlijk dat het absoluut over de schreef gaat. Maar het andere schuldgevoel, over de dood van Jem, dat is het totaal zinloze schuldgevoel waar we aan lijden omdat we ons eigen aandeel in de dingen zo overschatten. Dat is iets heel menselijks. We denken dat we een rol van belang spelen in van alles en nog wat, en voelen ons dan ontzettend schuldig en beroerd als er iets fout gaat. Dan denken we: Had ik dit maar gezegd, of dat maar gelaten, had ik maar... Terwijl je eigen aandeel vaak veel geringer is dan je in je grootheidswaan denkt. Je moet proberen realistisch te onderscheiden tussen échte schuld -waarvoor we misschien een of andere vorm van boete moeten doen- en de volkomen fictieve, illusoire schuld die eigenlijk alleen maar op hoogmoed neerkomt."
Calvinistisch
Daar komt -volgens de titel van het boek- geen genade aan te pas?
"Phinus verkeert heel lang in een staat waarin geen enkele genade heerst. In zijn beleving en in zijn geval bestaat het hervinden van de genade uit verzoening en vergiffenis. Dat kan naar zijn gevoel alleen maar bereikt worden door een of andere vorm van straf te ondergaan. Pas zei iemand tegen mij -ik ben katholiek opgevoed- "Nou, voor een Mariakind ben jij nog erg calvinistisch terechtgekomen!""
Wat bedoelt u dan met calvinistisch?
"Het idee dat schuld gestraft moet worden, dat is natuurlijk niet iets wat je bij de katholieken met de paplepel krijgt ingegoten. Daar mag je altijd biechten. Als kind kon ik elke week weer met een schone lei beginnen als ik uit de kerk kwam. Zelf vind ik dat ook wel een interessante knoop in mijn geest, hoe dat gevoel dan toch zo duidelijk aanwezig kan zijn: als je moet boeten, dan moet je boeten. Ik geloof dat elke schuld te delgen en te vereffenen is."
Dat geloof ik ook, maar dan niet door mensen. Alleen door het werk van Christus, door God Zelf dus.
"Ja, dat is een verschil. Ik denk dat een van Gods manifestaties de kracht van verzoening en van vergiffenis is. Maar die speelt zich natuurlijk ook af onder mensen. Misschien is dat het goddelijke in ons, dat wij ook in staat zijn om elkaar te vergeven, om ons met elkaar te verzoenen. Eigenlijk in veel meer gevallen dan je zou durven hopen en dromen. Of je je daar nou expliciet voor tot God moet wenden, dat zou ik zelf niet snel zeggen. Maar ik zie wel Zijn aanwezigheid daarin."
Toch laten al uw boeken zien dat de mens uiterst verdorven is, al is hij dan in staat tot vergeving en verzoening.
"Het is heerlijk voor schrijvers dat de mens zo'n vat vol tegenstrijdigheden is, in staat tot bovenmenselijk goed, maar ook met de potentie om verschrikkelijke, ontstellende hoeveelheden kwaad in de wereld te brengen. Daar zijn wij elke dag allemaal getuige van, je hoeft de kranten maar open te slaan. Blijkbaar behoort het allemaal tot ons repertoire. Dus is de menselijke configuratie zo complex, en zo extreem..."
Inzicht
Vandaar de innerlijke conflicten waarover elke roman gaat.
"Het zijn de conflicten die we zelf ook kennen. Ik denk dat iedereen op heel veel niveaus een strijd tussen goed en kwaad te voeren heeft. Dat kan uit iets heel simpels bestaan, bijvoorbeeld een vervelende opmerking over iemand inslikken. Dat is al een voorbeeld. Of je behoorlijk gedragen in het verkeer. Bij de stomste dingen kun je de impuls hebben om erop los te timmeren, of om je macht te misbruiken. Daar moet je voortdurend mee strijden. Wij hebben dat toch allemaal, tot op zekere hoogte, in ons."
Verandert een roman daar iets aan?
"Nee, dat niet. Met het schrijven van fictie heb je geen opvoedende, maar wel bezwerende en ordenende oogmerken. Daarom moet je ervoor zorgen dat er een soort verzoenend element in zit, een ontwikkeling die enig perspectief biedt, enig uitzicht op hoop, op verandering, op groei, op verbetering. Inzicht bij een personage kan al genoeg zijn. Dat heb ik zelf eigenlijk pas na jaren schrijven ontdekt. Ik wil gewoon laten zien wat het betekent om mens te zijn. Wat een opdracht het is om onder alle omstandigheden een enigszins fatsoenlijk mens te moeten zien te blijven. Dat wil ik tónen."
Maar uw personages zijn niet allemaal even fatsoenlijk natuurlijk.
"Nee, dat zijn ze ook niet. Maar je kunt de dingen pas zichtbaar maken door de zaak wat aan te scherpen. Je moet contrasten tonen. Bovendien heeft een verhaal per definitie conflict nodig. Conflict is al sinds Homerus de motor van alle literatuur. Iemand wil iets en kan het niet voor elkaar krijgen. Het geweldige van een roman is dat je allerlei facetten van een zaak in één beweging kunt laten zien.
Ik heb een keer bij Andries Knevel in het programma gezeten -wat ik trouwens enig vond- en daar zat ook een mevrouw die, zoals ze dat zelf noemde, christelijke boeken schreef. Ik heb er heel gefascineerd naar zitten luisteren. Door de manier waarop ze erover sprak, dacht ik ineens: Nu snap ik waarom ik dat soort boeken niet graag lees. Ze gaan uit van een vooropgestelde programmatuur, die eropuit is iets aan te tonen in plaats van iets alleen maar te laten zien. Dan maak je als schrijver eigenlijk geen gebruik van de fantastische mogelijkheden tot nuancering die literatuur per definitie bezit. Als auteur hoef je zelf geen positie in te nemen, je legt het verhaal gewoon neer bij de lezer. Kijk. Zie de mens."
Chemische reactie
U kunt als schrijver het verhaal toch sturen?
"Ik hoop altijd dat het verhaal zichzelf ontwikkelt, en ik heb ook wel de ervaring dat het werkelijk is alsof je hand gestuurd wordt. Doordat je hebt gezorgd voor een goed conflict. Dat heeft een eigen motoriek. Op een gegeven moment komt er een soort chemische reactie op gang, waarin bijna niet meer valt in te grijpen of te sturen. Als schrijver zoek je naar een explosief gegeven dat maar één kant op wil -naar de ontknoping toe-, en dat op zijn eigen manier tot stand brengt. Heel simpel gezegd: Als je een huis in brand laat vliegen, weet je één ding zeker: de personages zullen niet op hun achterste blijven zitten. Het is altijd zoeken naar momenten waarin de personages zullen gaan handelen, op hun eigen manier, als echte mensen. Dat lukt dus nooit als je een verhaal wilt vertellen waarin je als opzet hebt om aan te tonen: God is goed. Of: De duivel is slecht. Of zelfs maar: Het is mooi weer in Nederland. Met zo'n voornemen forceer je het verhaal, waardoor je starre en levenloze boeken krijgt."
U denkt zelf nooit: Dit kan ik echt niet opschrijven?
"Nee. Iets per se niet willen opschrijven is precies hetzelfde als iets per se wél willen zeggen. Als je schrijft, moet je de vrijheid voor jezelf bevechten om álles te durven en aan te kunnen gaan. Ik vond het bijvoorbeeld behoorlijk afgrijselijk hoe Phinus reageerde op de zwangerschap van het vriendinnetje van Jem. Ik had daar bij het schrijven een groot innerlijk verzet tegen. Maar ik dacht: Ja, het is de enige manier waarop zichtbaar wordt hoe ver iemand heen is. Als je het gevoel hebt dat het werkt... Daar gaat het natuurlijk om. Niet om die ene scène, maar om het feit dat de lezer wordt meegenomen in een stroom die leidt tot het begrijpen van een situatie."
Met het risico dat de lezer sommige beelden niet meer van z'n netvlies kan krijgen.
"Het kan de opzet zijn dat zo'n beeld zo schokkend is dat je ervan wakker ligt. Ik wilde in "Een hart van steen" laten zien wat een verschrikkelijke macht ouders over hun kinderen hebben. Toen het beeld van die appelboor (waarmee de moeder haar dochtertje mishandelt, EdB) me inviel dacht ik: Afgrijselijker dan dit bestaat niet. En ik hoop dat iedereen die dat leest net zo ontzet is als ik. Niet over dat beeld -dat is voor mij gewoon een instrument dat ik gebruik bij het schrijven- maar over de absolute macht die ouders kunnen uitoefenen. Daar gaat het me om. Dat je een emotie teweegbrengt, waarvoor je alle middelen inzet die je ten dienste staan.
Misschien is het juist een van de opdrachten waarmee wij op aarde zijn gekomen, ons te verstaan met de chaos die in mijn ogen een onvervreemdbaar, wezenlijk onderdeel van de hele schepping is. Dat betekent niet dat je je willoos laat meedrijven, je kunt er een heel actieve houding in innemen. Ik denk zelf dat dat je leven verrijkt, je wordt gevoeliger voor alles wat goed gaat, wat mooi is, wat intact blijft, wat niet kapotgemaakt wordt. Dat krijgt een veel grotere waarde. Omdat je weet dat het (knipt met de vingers) elk moment over kan zijn."