Minder poëtisch van taal, wat alledaagser in de woordkeus (en daar bedoel ik niets negatiefs mee) is "Vuile handen" van André Boesberg, een boek uit de "Meesterclub", een serie geschreven door mensen in het (Belgische) onderwijs. Het gaat over basisschoolkinderen die met hun klas en hun juf en meester gaan kamperen. Maar vooral ook gaat het over twee vaders, die van Pieter en die van Annette.
Pieter is dol op zijn doodzieke vader, die in het ziekenhuis ligt en misschien wel niet lang meer te leven heeft. Daarom zou hij maar liever niet meegaan naar het kamp, maar hij doet het toch om zijn vader een plezier te doen. Tijdens dat kamp ontdekken hij en een paar klasgenoten in een ondergrondse boshut Annette. Die blijkt te zijn weggevlucht voor haar vader, die zij haat, omdat hij -naar in de loop van het verhaal blijkt- niet van haar af kan blijven. "Langzaam begint hij (Pieter) te begrijpen dat sommige vaders hun dochter zo mooi vinden dat ze... Maar niet iedere vader is zo, alleen zieke vaders. Niet ziek zoals zijn vader ziek is, maar anders ziek. Erger ziek.
Zijn vader kan het niet helpen dat hij ziek is, dat ligt aan zijn lichaam. De vader van Annette is op een heel andere manier ziek."
De kinderen besluiten Annette te helpen, maar dat dreigt verkeerd af te lopen als Pieter samen met het meisje naar Annettes huis gaat om daar stiekem haar dagboek op te halen, waar alles in staat. Uiteindelijk schakelen ze de meester in, die voor een oplossing weet te zorgen en uitlegt waardoor Annettes vader zo is geworden. "Het is niet goed te praten wat Annettes vader heeft gedaan, maar wat hij vroeger heeft meegemaakt is ook vreselijk." Hij staat op en kijkt uit het raam de straat in. "Jullie zijn veel te jong voor dit soort verhalen."
Waarvan acte, zou ik zeggen. Maar toch kan het heel goed zijn dat kinderen van die leeftijd via een boek met dit soort problemen worden geconfronteerd.
N.a.v. "Vuile handen", door André Boesberg; uitg. De Fontein, Baarn, 2001; ISBN 90 261 1696 9; 176 blz.